
,14
■fe
l i s N a t u u r KU n d i c e
welke zy kuiinen in \ werk ftellen, zo Zy uit«
gehongerc zyn, en integendeel, verzadigt zynde,
bykans weérloos fchynen, en zig gemaklyk
laaten dooden.— Maar, om voorttegaan,
de verdere zeldzaatnheden, weike de Heer
Mariinet ons van áe Adders, áeHaagedtsfen,
den Water-Salammder, de Kikvorfehen en de
Loom-Kikvorfchen , van pag. 175 tot ip®,
mededeeit, effcben ook myne aandacbtige over-
weegingen; als, onder anderen, beb ik op
bladz. 82, zeer merkwaardig gevonden, de zonderlinge
en verbazende eigenfehap van den
Water-Salamander, namelyk, dat wanneer
men hem den ftaart en pooten affnydt, dezelve
weder aangroeijen. Maar weet men niet,waar
van deeze dieren leeven, want de Heer Mar.
ttnet zegt tegen zynen leerling, onderzoek, o f
p c vipen kunt, en brengt een voorbeeld
by van den Heer v. Hasfdt, die ze twee iaa-
ren lang onder een giazen klok,zonder voed-
z e l, vrolyk en gezond heefc zien leeven, waar
Ult men zou kunnen gisfen, d a tze , o f in ’t
geheel geen voedzel gebruiken, of, zo ze het
al gebruiken, het eehter niec noodig hebbens
fpreeken andere Natuurvorfehers hier ook van ? '
A. Ja; fommigen zeggen, dat zy Vliegen,
Kikvorfehen, Schot- en Waterluifen eeten, doch
of zy zulks proefkundig weeten of niet, ismv
pbewust. Deze Water-Salamanderiseyemd
lyk een Dier yan beiderlei leeven, gelyk de
Landfer
Kv;:
f f
Land-Salamander, doch de eerfte onthoud
zig meer in bet water, dan op het land, waar-
tegen de laatfte langer op hec land, dan in
het water leefc; hy beminc de flykagtige wateren,
en tragt zig onder de fteenen te verbergen,
z o ’er.zyn; zeldzaam komt hy'aan de
oppervlakte van het water: men vindc hem ge-
woönlyk in de Graften der Steeden,in de Vy.
vers, en in de Kreeken; hy verbergt zig in de
hoolen onder de aarde, geduurende den Winter,
en komt in de Lente weder te voorfchyn: hy
gaat langzaam voort,en opde wyze derSchild-
padden; hy heeft een zeer taay leeven, en zyn
gefchreeuW evenaart dac van den Kikvorsch.
Wac hu verder aanbelangt, dat de ftaart en pooten
weder aangroeijen, wanneer dezelve afge-
' fneden worden, die komt mec hec zeggen van
andere Natuurkenners overeen , en is buiten
twyffel eene zeer byzondere eigenfchap van deeze
dieren.
V. Ik verlange eene uitbreiding over, den
Boom-kikvorsch, zie pag. 189.
A. De Boomkikvorsch, zegt een goed Na«
tuurkundige, is de kleinfte van alle foorten van
Kikvorfehen, hoe oud by ook zyn mag. Hec
opperfte van zyn lighaam is zeer groen, en het
onderfte gedeelte witagtig, uitgezondert de
pooten van de beide geflagten,en den hals van
het mannetje. Bovendien is hy nog hier in van
de andere Kikvorfehen onderfcheiden, dat de
H g vier
3
I ?