
, '
;
H A T U O R K Ü M D I G S
ill de Iengte van die dier op ; het%^öÄffi, het
horstfchild en. het hoofd. Het merkwaardigfte
gedeelte van de Mierenleeuw is hec lighaam; men
telt ’er elf vliezige ringen aan: door behulp van
een vergrootglas, ontdekc men, op deeze,een
menigte zwarte en korte hairen,desgelyksplui-
men, welke in draaden gefchikt zyn , die de werk-
tuigen der ademhaling van dit Infect uitmaken,
^yn borsticbild is kort en iinal; het eerfte paar
beenen is hier aan vastgehecht, de twee andere
paaren zyn zulks aan de twee eerfte ringen van
bet lighaam: aan den kop is een foort van hals,
welkers plaatfing het dier denzelven in allerlei
richtingen doet beweegen ; zyn kop verichilt van
die der andere Infecten; dezelve is plat ,enaaa
het uiteinde breeder, dan in de overige gedeel-
ten. De Heer de Reaumur heefc ’er twee
monden o f ihuiten aan ontdekt, die aan de uiteinden
, op de wyze van hoorens, geplaatst
zyn; deeze zyn gefchikt, om het vogt uit de
lighaamen der Infecten te zuigen, met welke
de Mierenleeuw zig voedc. Deeze fnuiten, die
uiterlyk glad fchynen, zyn fchubagtig, beweeg-
ly k , hard, tWee lynen lang, en kunnen elkander
met de uiteinden aanraaken, gelyk de tanden
der Rupien, en een menigte andere infecten.
De Mierenleeuw heefc omtrent den
gror;:flag van de hoornen twee zwarte en zeer
levendige oogen, die hem de geringfte voor?
werpfen doen Qutdekken, Dé andere diereti
■I
■
■ "-A
A.-'K
4 A N M B R K I N G E N, S t
?yn met vieugelen, o f ten minften met poote«
voorzien , om zig naar hunnen prooi te faege?
ven; die dier doet niet anders dan vluchten o f
agterwaarts, met kleine fchuddingen, te wyken;
hec vervolgc zyn prooi nooic, het zou liever
van honger fterven dan een voetftap naar dezelve
doen; zy moet het te gemoec komen, en hec
bezit hec geheim, om haar in een binderlaag ce
doen vallen, die hec haar legt; dit is het eenig-
fte, *t geen die Infecc gegeeven is, om zyn
voedzel te bekomen; dit maakt alle zyne kun?
dlgheden uit, en zy zyn het genoeg.
V. Ja wel genoeg, maar hoe maakt hy nu
?yn kuil, om zyn prooi te vangen ?
A. Byaldien de Mierenleeuw: de Infecten wil
verfchaiken, dan plaatst by z ig , doorgaans,
aan den voet van een oude muur, om voor deu
regen befehut te zyn, en in eene drooge en
fyne Aarde. Zomtyds vervoegt hy zig onder
een boom,die in een drooge en koriagrigeaarde
groeit; alsdan verftrekt de ftam van een
boom i hem tot een muur, waar door de regen
zyn werk niet kan bederven; het is nood-
zaakelyk, dat de grond uit een droog en be.
weegbaar zand beftaa, om voor zyne pogingen
te kunnen wyken. Wanneer hy den kuil wil
delven, in welken hy zyne prooi vangt, daq
begint hy met zyn agterfte gedeelte te kronii-
men, dat fpks Is, en hy drukt het by wyze vaii
efQ ploegyzer in hec zand,en werkt ter zyden.
'.7
* f-
1 ? l
Ai ?
fe