
IP I j f
¡
1
HM 1' . r ;
11 , ,
f- ■ Í '
si. , f „
'2 t ^
- '
r*^ ^ 1 1 1*1
1 . -
'¡É
i: : !« I
|i»s, ' * 7
Ti*:h l ' '■
b7 , ñP' \
U :
lo é N A T U -UR K ti N D Í O i
Ien; geduurende een o f twee Jaaren, al 209
hevige frnerten, als op de eerfte dagen # na dal
zy gebeten waren, deeze zyn nog van zwellin-
gen verzeld. De Amerikaanen hebben ver«
fcheiden hnlpniiddelen totgeneezingedier Slart*
ge-beeten, welke de eene meer, cíe andefe miß
van eene goede uicwerkinge zyn.
V. Maar waar worden de grootile. Ratelßmk
gen gevonden, in de Oost- o f in de Wesk
Indien^
Aé Op het Eiland fchynen de gíootíiá
te vallen. Een zeker Engelsch Heer heefc dé
ontmoeting van eene zeer vervaarlyke Slang mé*
degedeeld: ik zal ze U ook verhaalen, wy!
ze uwe aandagt waardig is, van wegehs dé
aanmerkelyke byzonderheden, die daar by zyti
Voorgevallen ?
' V. Ik ben zeer verlangende naar dezelve f
A . Wel aan dan, „ De Bewindhebber vaíí
„ de Oost-Indifche Compagnie, (zegt hy ß) had
„ my naar het Eiland Ceylon gezonden, otó
5, daar eenige zaaken van gewigt uittevoeren;
3, men fchikte my eene verblyfplaats toe,eyetl
,, buiten de Hoofdftad, naby de bosíchen, iri
„ derzelvernabuurfchap. Onderandergeboom-
„ te,ftonden ’er drie o f vier groote Dadeiboo«
5, men, op eene eeíiigzins verheveno plaats#
s, waar op ik , nit myn flaapvertrek, een fchoon
j, gezigt had. Op een morgen, hec oog der-
55 waards wendende, zag ik met groote verwon-
„ d e *
A A N M
55
59
>9
dering, dewyl ’er bykans geen wind wass
een zwaaren tak van een dier boomen raerke-
lyk fchudden; dezelve boog fomtyds,' toi
aan den grond, en rigtte zig weder op, wanneer
by door de bladen bedekt wierd. Tef-
„ wyl ik bezig was, met dit befchouwen, trad
„ een inwooner des Eilands myn kamer in; ik
„ verzogt hem mede te zien naar hec voor-
„ werp, dat myne aandagt gecrokken had,
maar hy dräaide zyn verfchrikt gezigtom,en
„ ik bemerkte, dat hy,. op ’ c eigen oogen-
„ blik, dood bleek werd; alle kenmerken van
„ fchiik en ontfteltenis vertoonden zig op zyn
„ gelaac, Hy verzogt my, dat ik alle deuten
zou geflooten houden,my tevens verhaalen-
„ d e , dat het geen ik voor een boomtak had
„ aangezien, in de daad een Ratelflang was
j, van een vreeslyke grootce, die zieh om dien
„ boom geflagen had,en toc op den grondne-
„ derdook, om eenigen prooi te bemagtigen,
5, Hier op naauwkeufig toeziende, bemerkte
„ ik,dat zy een klein diertje van den grond op*
,, ligtte,en op den boom nam. De Ceylonner
5, betuigde, ’t meest verbaasd te ftaan, dac hy
,, dusdanig een Slang zo naby de Stad zag, de-
j, wyl ze anders op het Eiland zeer bekend was 5
„ doch zig doorgaans diep in ’ c land, en in de
„ bosfehen onthield, en niet zelden, van de
„ boomen af körnende, den voorbytrekkenden
5, reiziger levendig verfloud. •“ Het Schrik-dier
„ fcheen *
i? Í '
■ t
| f : ■!': t l
Ih T
4 I
iffel
im
O l
j * I
i 7., Í j
- 3 .
3^5.
I