
i I II í
'uit. Dé boeren doen deeze p ik , die droog s
in zakken; wanneer zy in hunne wooningen
zyn wedergekeerd, fmelten z y het, en zygen
het door een ydel jyowaat, waar na het iu tonn
e n g e g o r e n wordt; en in deezen flaat verkoopt
men her het onderden naam van ofBöar-
gonáisch pik. iVien belluit hecmede dikwilsin
korven, die van de fchorfen van lindeboomen
zyn íamengeñeld. -------
¥ . Nu voigt de Ipenboom, een groote dikke
boom.
A , Men onderfcheidt verfcheiden foorten van
Ipenboomeii ,.die door cíe bladen en,aart van hun
houí verfchillen; iiiaar men heeft’er meede eene
meiiigte,wdke ílegts alleeti verfcheideniieden zyn
gelyk men zulks uit de aankweeking van het
zaad deripenhooiuen ontdekt; wáar van boomen
voortkomen, welker bladeren niet groote'r.daii een
nagel zyn ; en andere, w'aar van de bladeren een
hand in breedte overtrelTen; eenige hebben zng,
te , en andere barde bladeren, f^en zegt ge-
meenlyk, dat de Ipeiiboomen met breede bladeren
, wyfjes, ;en die met fmalle bladeren ,
mannetjes zyn; maar die isoneigentlyk. Zie
hier de befchryving van den genieenen Ipen-
boom: zyn wortel is dik, hard, en ijireidtzig
ter wederzyde verre in de aarde uit: zyn ftam
is zeer takryk, vry recht, en met een fchors
bedekt, diegebarften, ruuw, vaneenaschverwige
Jk-i,
A A W M E R K * N O ®
wige kleur, uitwendig roodächtig,
digwitachtig en buigzaam is:
hardgeelachtig, en tiekt eenigzins op her rood,
bladeren zyu vry breed, gerlmpe d , ader-
achtig,langwerpig , getaut, aaii derandrafpits ,
goeiiachtig, eiizenuuwachtig: zyne bioemen,
welke voor de bladeren aan de toppen der takken
voortkomen, z y n ingefneeden tregters; op
deeze b lo em v ol g t eene vliezige vrucut, die een
wit zaad van een zoeteii fmaak bevat.
V . Waar groeijen de Ipenbootnen c best.
a ’ Op de vlakke velden , in eene vogtige en
vettl aarde, 11a by de livieren; zfe bloeijen in
Maart eu April. Deeze boom heeft langen tyd
tot zyn aangroei noodig; de korfte wyze is ,
datmen de niifpruitfels, o f de opflag der wortelen
, by wyze van een boomkweekei y.aankweeke.
De vooTdeeligfle tyd , om hem te planten , isde
maand February: men kan met een llapend oog
die foorten enten, welke men het nieefte be-
mint, opdie geene wraar -van men het minfte
werk maakt. Deeze boomen zyn zeer gefchikt
o m lustboschjes, wandellaanen er. grootewegeii
te planten, die menlpenbosicheiioflpeiilaanen
• noemt. Men heeft weinig boomen , die met
zo veel gemak deverplantingwederftaan, alsde
I p e n b o o m e ii ; men k a n hen met een goeden uit-
flag v e r p la n te n , ze lfs, al zyn z y twintig jaaren
oud. Ook zegt men, dat de Ipenboom , door
alle zyne deden vermeenigvuldigt kan worden ,
en M.
Y-l