
r .i
i t
. deeze fchubben, èie hen zo hiifìerryk maakr-,
Hec onderfte gedeelce der vieugelen is ’er za
wel als het boveniie gedeeltemede bedekr. Mee
groote ligtd vieugelen vMegc de grootile menigce
der Vlinders, op eene onbevaHige wyze;
jey zweeven akoos hoekswys, van boveo naar be»
neden,en van de regter- naar de linkerzyde : die
is eene uit werking van de wyze, op welk hunne
vieugelen de lucht kiieven, die altoos beurca-,.
lings is, en *t geen waarlthynlyk met kragten
gefchied, die beurteiings ongelyk zyn. Deeze
wyze van vliegen is hen zeer nuttig,om datzy
hier door de vogelen, die hen vervolgen , ont*
wyken, gelyk U de Heer Marñneí , ’op pag,
J13 geleerd heefc, want,om dat de vluchc der
yogekn in een regte lyn voortgaac, zo is die
der Vlinders akoos buiten deeze lyn. Wa|
nu de Sprieten der Vlinders aangaat,die zyga-
lyk andere Infecten op den kop dragen, hiervan
heb ik reeds te vooren met ü gefproken; de
Natuurkenners bedienen ’er zig van, om' de
Vünders in geflagten en foorten, volgens haar©
verfchiiiende gedaanten , te onderfcheiden. De
eerfte en eenvoudigfte verdeeling is die geene,
welke de Vlinders in Dagvlinders en Nagtvlm-
ders onderfcheidt, alhoewel gy die ook , op een©
pndere wyze, van elkander kunt onderkennen,
gelyk y de Heer Martinet , op pag. 532 leert;
naamelyk de eerße, die by dag vliegen, heb-
bSB feaqdfe vieugelen ,pn de zyn voorx
^ien van liggende vieugelen; deeze laatfte zyn
veel talryker dan de * eerfte. De vermaarde
Swammerdam heefc ’er hondert drieennegemig
foorten van waargenomen : te weeten, dertieo
van het allergrootfte foort, achtentwintig mid.
delbaare, zesentachtig kleindere, en zesenzes-
dg van hec alierkleinfte foort. Hy heeft er
hondert en veertien foorten met goudkleurige
poppen van befchreven. Aldrovandus heefc
van hondert en achctien foorten melding gemaakt.
Maufet heeft ’er zesencagtig van afgebeeld, en
' Hofnagel wyhig, Deeze Vünders vliegen alleen
des nagts. De Heer Goedart maakt flsgts van
zevenenzeventig foorten van Dag - Vlinders ge«
wag. Aangaande nu de fnuiten, men kan de
Vlinders onderfcheiden in zulke, die een fnuit
hebben, en andere, die ’er geen hebben. Alle
de Dag-Viinders bezitten ’er een, maar onder
de Nagt-Vlinders, zyn ’er verfcheiden, die
hem gebrekkig hebben, en andere oncbreken
hem geheel. Wat nu eindelyk de oogen der
Vlinders betrefc, deeze hebben een verwonde-
ringswaardige gedaante,en zyn netsgewyze gefor.,
meerd, gelyk ik U reeds by eene andere gele»
genheid gezegd heb, toen wy over de Infecten,
in ’t algemeen, fpraken,
V. Het Leven der Vlinders fchynt zeer ver-
maaklyk te zyn, en misfchien leven zy in eene
beftendige vreugde en blydfchap, waar van de
liefde, ea her aangenaam v o e d z e lh e t erfdeei
E I
T J Ì
Í 'I