
I ' i ”
N M E R K I N G E N . IC9
over de verdere eigenfchappen van den Wya*
fto k ; evenwel niet zoo volledig, dat Gy ’er
niets zult bytevoegen hebben.
A. Dit is zoo.; en ik kan ’er by aanmerken, dat
deWynftok,nahet koorn,het opmerkenswaardig-
fte voorwerp van den Landbouw, in veele landen
is , en voornaamelyk in Frankryk , dat geene,
welk het grootfte getai Landbouwers onledig
houd, en waarin het grootfte getai inwooners be-
langheeft. Wie zou, voor dac deondervinding dit
geleerd hadt, gedacht hebben, dat een gering
hout, dat het brooste i s , en niet het minfte tot
eenigfeebruik dienen kan, een zoo uitmuntend
vocht kon voortbrengen? Het is genoeg, dat
men het, in een droogen grond, plant, die fteen-r
agtig, en onvxugtbaar fchynt, en wel ras zal
ditzaad, door een weinig daauw befproeid zynde,
e en e menigte trosfen voortbrengen , die. in,
overvloed een fap bevatten, ’ t geen voor ons
eene menigte bekoorlykheden en kragten bezit.
— Waar door nu verkryg het deeze hoeda-
nigheden, die zoo verre boven zynen lagen oorfprong,
en boven de dorheid van de aarde ver-
he ven zyn , die het voortbrengt; wie heefc ’ er
zoo veel geesten vuur in gelegd? Hoe kan dit
vocht zoo veel kragt en geestigheid , met zoo
veel aangenaaraheid gepaard, bewaren, dat het
verfcheiden jaaren zyne uitneemendheld behou-
de; dat het de fchokkingen der rytiiigen en de
, langduurige tochten over zee wederdaat; dathet
door
door de deftilleerkonst, in een nog f t e r jr en
veel doordringender vocht kan veranderd worden
’ t geen door de weetlust en proefneemingen’
tot duizenderlei foorten gebragt, is? Wie
L d e r s , zeg ik , is daar de oorzaak van , dan de
Aimagtige Schepper alleen, die ze iieefc gefchapen?
,
V . Hoe oud reckent men het gebiiuk des
Wyns? ,
A Men heeft redenen, o m te vermoeden,
dac het zelve zoo oudzy alsde waereld. Immei-s
by de meeste, misfchien by alle volken, zelfs
in de vroegfte tyden,beftond een voornaamge-
deelte van den Eerdienst, in het oiferen van
brood en w yn , in erkentenisre van de dierbaa-
le gefchenken, het leven, en\Ues wat tot desz
e l f s onderhoud noodig is. 1
V . Van waar is de Wynftok i n ’t Europisch
Wa ereldd ee l o v e rg eb ra g t? ^
A Uit Aßa. De Pheniciers, die, reeds in
zeer*vroegere tyden, de kustegvan de Middel-
landfche zee bezogtten, bragten hem op bet
grootfte gedeelte van haare Eilanden o v e r , en
verfpreideii hem, op hec vaste land: by flaagde
by uitneemendheld, opde Eilanden van den Hr*
chipei, vervolgens werdt hy nh Griekenland ■
naar Itolie overgebragt. Plinius was overreed,
dat de befproeijingen met melk, die door Romu'
lus ingefteld waren, en het verbod van Numa,
dac men de dooden niet mogt vereeren, met
wyn
T'f:
y i
*
fit itii «.if
mi
'-
i ’ U