
i t f e l
1'-
m
IJs.,;-.
p i)
T I; k' !'
hi'
li ‘
S j
il 1
lil i ■'
M * t M 'I
I- i . i 4 i
weeten , de eigeutlylce Dennehoomen , en de
Picias o f Epicias. —-........ De Denneboomen
brengen op denzelven boom mannelyke envrou-
welyke bioemen voort. De maniyke bioemen
zyn geheel uit heimftyltjes famengefteld, die op
een houtagtig riempje byeen gefchikt z y n , en
haare byeenfchikking vormt fchubagtige katjes.
De Vrouwlyke bioemen, die uit Hampers beftaan ,
aan welke de vrugtbeginfels zyn vastgehecht,
vertoonen zig onder de gedaante van een fchub-
agtigen kegel; zo dra deeze vrugten ryp zyn ,
vindt men onder iedere fchub twee eironde zaden,
die ieder met een vliesagtig vieugeltje bezet
zyiu: door de fchikking nu van deze kegels,
en door de bladeren, ish e t , datmendeDenne-
bbomen van de Vicias onderfcheidt. -r-— De
punten der vrugten van deneigentlykenDenne-
boom zyn naar den hemel gekeerd, deszelfs
bladeren zyn langwerpig , afgeknot, aan de
enden uitgeholt, en ten naasten b y , volgens
een ontwerp ter wederzyden van een houtagtig
riempje gefchikt, op dezelfde w y z e , alsdetan-
den van een kam; zy verfchaffen vioeibaare terpentyn,
o f witte Ganadiaanfche balzem, ofdie
geene , welke men in Engeland de gemeene
balfem van Gilead noemt. ■ ■ De bladeren
van de Picias o f Epicias zyn /mal, vry hard ,
f t y f , fteekende , en om een gemeen riempje
gefchikt, in diervoegen, dat zy met elkanderen
een foort van ronde zuil vormen; hunne kegelgelwyze
vrugten zyn met de punten nederwaarts
gekeerd. Deeze boomen geeven geen Terpen-
tvn u it, maar uit hunne fchors vloeit een dik
fap o f harst, dat zig verdikt, faraenftremt, en
uaar de korlen van gemeene Wierook gelykt i
het is met deezen harst, datmenhet zogenaam-
de Bourgondiesch Pik te famenftelt.
V . Waat vindt men de bosfehen van Denneen
Epiciasboomen ?
A. Doorgaans in bergagtige landen; waarom
het ook dikwilsgebeurt, dat de ftormwinden de
boomen, die dertig o f veertig akkeren grouds
beftaan, omwerpen en ontwortelen. Men haalt
deeze boomen vervolgens, tot de verfchiiiende
gebruiken, waar toe zy nuttig zyn , weg; maar
in deeze gevallen heeft het Bosch veel werk, om
weder met boomen aan gevuld te worden, zomen
het vee op deeze plaatfen laat weiden, wantdan
zal men vyfentwintig , o f dertig jaaren ziea
voorbygaan , zonder een boom voort te zieti
komen, die de hoogte van ¿¿n voet heeft, maar
zo men ’ er het vee niet laat weiden, ziet men
reeds jonge Denneboomen, ten einde van drie
o f vier jaaren, verfchynen; ’t geenbewijst, dat
deeze boomen , wanneer zy beginnen mt te
f p r u i t e n , voor de Z o n n e f lr a a le n w ille n b e d e k t
zyn. Ook heeft men opgemerkt, dat ’ er een
boomkweekery van Denneboomen voortkomt,
op de plaats, daar een groote Denneboom ooi.
gevallen is , wanneer de jonge planten doord«
L 4
/
%