
/
I
M
UAtil* - ï ,* .
u
i -
l « ' .
[3 l,v*.
|. >
4
jM
l'M! '
I •-
k -s
I k , î | t
S N A T U U R K U . N D i G E
overeenkomffig den inhoud van het Derde Deei
van den zoo evengemelden Katechismus, het
infeeten-Heir 3 en de Eigenfehappen der Plan*
ten, met U , aan uwen warmen winterhaart, te
beichouwen^ eene bezigheid, voor my niec
minder vrugcbaar in nutte Leeringen, wanneer
ik op die gunsE mag boogen, dat G y , volgens
Hwelaatfte, aan niy gpdaane, beloften, myne
bedenkingen , door een nuttig ondenigc, en aan-
genaame Opheideringen, zulc onderfcheppeo ?
A. Hier toe, myn Vrfend! ben ik reeds twee-
maalen bereid geweest, en even hiertoe vindc Gy
my ook, tea derdenmaale, vaardig: aan uwe
lofiyke begeerten moet niets geweigerd; uwe
beieefde aanzoeken kunnen niet afgeweezen
worden: dat meer is , zou ik U een vermaak
weigeren o f misgunnen, dat ik zelfs zo nuttig
oordeel, en tevens zo hoog fehat; ja , daarGj
sulke doorflaande blyken geeft, van door een,
edelen zucbc tot verdere vorderingen in de Na-
tuurkundige Weetenfchappen gedreven te wor«
den; eene zuchc, die raynen yver opwakkert,
en fteeds gaande houdc; ja my alles doet aan.
wenden ^ wat uv/e pryswaardige weetlust en
kennis omtrent al het gefchapene niet alleen
kan vermeerderen en vergrooten, maarook op-
leiden, orn uwen Schepper, daar door, hoe
langer hoe meer, te verheerlyken, te bemin-
nen, en voor alle zyne weldaaden hartgrondig
ie danken. Wel aan, myn waarde Vriend! ik
zal
 A N M E R t Ï N ö E N. §
gal Ü , op hec fpoor van den Heer Martinet ^
doen zlsn, dat de infeéïen en Planten , hoe gering
en verachtelyk zy ook, in de oogen van
fommige onkundigen en onachtzaamen, mögen
fchynen 3 echter met eene uitHeekeade konst
famengeileld, en, op eene voortreffelyke wy»
s e 3 voor de plaats en den rang, welkenzyop
de Aarde beldeeden, gefchikc zyn; en dat z f
hier in geenzints voor eenig ander gedeelte der
Dierlyke Waereld behoeven tê wyken. Want
20 wy acht geeven op de ontelbaare verfchei-
denheid hunne'r foorten; op het ongelooflyk
getai van yder in hec byzonder, op hunne be-
Weegiagen ; op hunne driften en neigingen ; op
de geregeidheid en gefchiktheid, welke Zy in
het teelen en-voortbrengen hunöer jongen waar^
neemen ; met een woofd, op de onvargelyke-
lyke fchoonheid , en den helderen glans en
luister der kleuren, welke in een grooc getai
deezer beestjes giinsteren; zo w y , zeg ik, op
dit alles acht geeven, dan zullen wy tevens in
dît flechte en verachte gedeelte der Dierlyke
Waereld, de klaarfle en overtüigendfte bewyZert
van het aanwezen eens oneindigen en almagti-
gen Scheppers gewaar wordeoi Laacen wÿ
dan onze voorgenomen taak wederom opvatten ,
én het Inieecen-Heir van nader by befchou.ä
wen.
V. Zo heb ik dan weder de vrybeid van ü
«enige vraagen voor te ftellen ; zo heb ikdan
A â 00k