
_
genfchappen van cíe HuisvUeg, weljce waarfyk
merkumardig en verwonderlyk zyn, in zulk een
_ ein beescje,. dac wy dagelyks, voornaraelyk
in den Zomer, voor onze oogen zien vliegen ,
. en met veragiing als niets waardig befchouwen,
aar Intusfchen dit beestje allerkonst jgsc van den
Schepper tfe voorfchyn is gebragc, en onze op-
leitenbeid niet alleen dubbel waardig, maar ons
ook tevens, gelyk veele andereScbepfelen, tor
erkentenisfe van de verbazende Almagc van Gocí
kan opleiden. Menigmaalen heb ik die diertjes
voor my,op de tafel, o f over een boefc, in
welk ik las, zien loopen, en op de vier agter»
•fie pooten ftíl ftaande, hunne twee voorftepoo«
ten, over hun kop ftrykende, zien beweegen,
desgelyks hunne agterfte pooten over het ly f, en
vieugelen zien ííryken, zonder te denken, o f
te begrypen, waarom zy zulks deeden, en wie
zou gedagt hebben, dac zy dit doen, om hec
ftof van hunne oogen, ly f en vieugelen te vee-
gen,gelyk de Heer Martinet ons leerr. Ook
heb ik dikwils een Vlieg over een Spiegel, o f
giazen Bol zien loopen, met de voeten om?
hoog, zonder na te gaan, 'hoe zulks mogelyk
was, o f te geíoven, dac zy zig mee de haakjes
en punten van hunne beenen, in de oneffenhe?
den van hec glas kunnen vasthouden, zo ais de
Martinet zmioom,
A, De Vliegen wandelen onbefchroomd op
dea gladden Spiegel, aiboewel die zeer fcbui»
J
Voorover hangt; ja lóopen zonder vallen, met
den rug naar de Aarde gekeerd,opzülkeenef«
fen grond. Een gemeen, een dagelyks voor¿
komend verfehynzel 1 doch .echter onze opmer¿
king wel waardig. Wat ftelc haar iri flaac;
om zieh in dien ftand,vast te houden aan eene
zo effene oppervlakteEenigen hebben dictoé-
gefchreevén aan eene íymerige ftoffe j door
wier middel zy vascgehegc bleeven aan alies 3 '
wat zy áanraakten; doch de vaardigheid, met
welke zy voortloopen, fchync met de beletii-
ffiering, die men waarfchynlyk van eene zo klee*
vende ftoffe mag verwagten, niec wel overeen
te komen; ook ontdekc raen geen fpoor vati
die lymerigheid j i n ’ c geheei. Áanneemlyker is
alzo de ftelííng van den oplettenden Dr.Hooge,
die, gelyk de Heer Éíartinet, de waare redé
van dit verfehynzel daar in ftek, dat zy aati eilten
poot, twee zeer fyne klaauwtjes hebben;
en dac,daarenboven de bailen haarervoeten voí
zyn van een oneíndig getai puntjes, waarmedé
zy zieh vasthegcen, zelfs aan de gladñe íighaa-
menj want hoe glad zy ook mögen weezeii
voor ons o o g ,zo worden ’erechter onzigtbaafe
Oneffenheden in gevonden; oneffeoheden groot
genoeg, öm die fyne klaaüwrjes en puntjes,
v^aarmede de Vliegen voorzien zyn, in te laa;»
ten. De Vliegen, die van den roof leeven, en
dus met de Roof-Vogelen overeenkomen, hebfegB