
J l
i l l T í A V u t í R K ü n d i g e
, , ftedeezer bergen te z yn , maar terftond olit-
,# deltte ik eenen anderen, die veel hooger daii
, , de eerfte was, en met groOte fteenen, die
„ los op elkander lagen, bedekt wierdt. In-
, , dien een Reiziger een deezer van zyn plaats
i, beweegt, rollen for te gelyk hondérden a f#
„ en z y vallen met zulk een gekraak, a t hy
#, vreest, dat de berg zal inftohen, en op hetn
„ vallen : na dat ik deeze rots beklaiuerd had#
#, zag ik nog een hooger, enz. tot dat ik ein-
, , delyk met veel ievensgevaar# tot den' hoog-
,# ften top kwam. Als ik vän die fteile Bergen
naar de onderliggende dalen keek, zag ik
## niets dan een donkeren nagt, o f iets hemel-
„ blaailw, dat men om hoOg, in de lucht be>
fpeurt; en dat niet ongelyk is aan fo geen
,, wy helder weér noemen: het fcheen my toe;
4, dat ik , zo ik van den berg viel, niet öp de
#, Aarde, maar recht in den Hemel zo u neérko-
j , metí. De redert hi;r varí wa§, dat dé beel-
#, den van de zigtbaare voorwerpen; door dee-
, , ze groote fteilte , verduisterd en verwárd
;, waren. Als ik den hoogften berg beklom,
, , bevond ik my, in het midden van dikke dara-
; , pen, en als ik niet verre van den hoogften
j , top Was, bleef ik eenigen tyd ftil, en zag
„ van boven naar beneden. Ter plaatze, .daar
„ ik te vooren met dikke dampen fcheen om-
ringd te zyn , zag ik witte endohkere wollten
,.j dryven ,hoven welke i k ; gemaklyk; eenige
»> “ Y'
♦ * ■
A AN M Ä R Ul i » © ®
„ mylen verre, en buiten de grenzen zelve van
•„ het Graaffchap Lepusz, zien kon. Ik merkte
■ evenwel a a n d a t fommige wollten hooger, en
” andere lager waren, en dat for tusfchen veelen
” ■ een gelylte wydte van de Aarde was. En hier
V u i t h e b ik drie zaaken verftaan. i . Dat ik het
’ b e g i n van het middelfte gedeelte van de lucht
was doorgegaan. 2. Dat de afftand van deze
Wolken tot de Aarde niet altyd even gelyk is.
r , 3 Dat deeze wydte van de Aarde, verre van
72 D u i t f c h e m y l e n t e zyn , gelyk fommigen zig
” verbeeld hebben, alleen een halve myl beftaat.
” Ik vond, als ik op den hoogften top geklom-
” men was, dat de lucht aldaar zeer fyn, en zo ftil
** was d a t n i e t het m i n f t e haartje zig verroerde,
” fchoon ik een fterken wind, indelaageredee-
” , len van d e n b e r g , gevoeld hadde. Hieruitbe-
” flbot ik , dat de hoogfte top van den berg Car-
Zpathusvanzyn allerbenedenst gedeelte a f , tot
„ boven toe , een geheele Duhfche myl hoog
', w a s , en dat zy tot het bovenfte gedeelte van de
” lucht, alwaar nooit winden komen, liep. Op
” die hoogte fchoowk een roeraf, dat i n ’ t be-
Z gin geen grooter flag gaf, dan o f ik een dun
” ftokje, of houtje doorbrak; doch een weinig
” , daarna hoorde ik van verre een groot en wyd
u i t g e f t r e k t geluid, dat alle debenedenfte deelen
5, deezerbergen, zelfs de bosfehen en dalen, ver-
Z vulde. Terwyl ik door de fneeuw, die veel
,, jaaren daar gelegen had, naar de vlakte afltlom,
IV. S t u k . H „ fcliost
■uh,
Sr
I
fete
V. '
I
w
81