
'V ' ,1 90 N A T U U R K U N D I G E
if
f
f J
il I'l
naar boven, en hervatcen haare eerfte handel-
wyze. Wanneer zy dan elkander wederzyds,#
als met een foorc van wancrouwen, becasc heb-
ben, dan naderen zy elkander hoe langer hoe
meer; en beginnen gemeenzaamer te worden.
Als dan worden de wederzydfche betasüogen
menigvuldiger en ftoutmoediger; alie vrees verdwync;
en eindelyk van gemeenzaamheid toc
gemeenzaamheid voortgaande, raakt het mannetje
eindelyk in ftaac, om de paaring te vol-
rooijen. Een der twee knoppen van de Sprieten
openen zig eensklaps, en even als door
een fpringveer; hier op vertoont zig een one-
blooc wie lighaam; de Spriet kromc zig door
eene bogtige beweeginge; die lighaam voegt zig
aan den buik van het wyfje, een weinig lager
dan haar borstfchiid, en verricht het werk,
waartoe de Natuur hec verordineerd heeft.
Wanneer men niec weet, dac de Spinnekoppen
. elkander natuurlyk haaten,en de eendenander,
by alle ontraoedogen tragten te dooden, wanneer
hun oogmerk niec is, om te paaren, zo
moet men zig over de grillige wyfe verwonde*
ren, op welke zy haare liefdensbedryven ver-
rigten: maar als men het grondbeginfel weet,
geen haar dus doet te werk gaan, dan ver-
dwynt de bevreemding; en men moet zig over
de oplettenheid van deeze dieren verwonderen,
van ziic niet biindeiings , aan eene drift, o f een
onfaedagten flap over te geeven, die hen in hec
. - ' ver?
A A N M E R K I N G E N. pi
Tterderfkan doen ftorten. Zie daar eene wyze
van paaren, die geheel zonderling is , en zeer
veel van die geene verfchik, die alle andere Infecten
ons doen opmerken. Haare zonderlingfieid
is echter geen reden om haar te onckennen. De
Natuur, die al zo ryk als verfcheiden in haare
voortbrengfeien is,doet ons ieder oogenblik
zien, dac zy toc dezelve oogmerken, door duizend
verfchiiiende middelen, weec te geraaken.
V. Op pag. 15 4 , fchym de Heer Martinet
zynen leerling een ander denkbeeld, omtrent
de Spinnekoppen, te willen inboezemen, dan
veele menfchen ’er van hebben, naamelyk, dac
men geen afgryzen,of af keerigheid voor deeze
diertjes behoorc te hebben,zo min als voor andere
Infecten, Maar wac mag toch de reden
zyn, dac de meeste menfchen een afkeer voor
de Spiniien hebben, en dac het denkbeeid van
een Spinnekop fomtyds genoeg is,om hun een
fchrik inteboezeraen,en ongefteldheid aantejaa»
gen.^
A. Die uicwerkzel ontftaac voornaamelyk uit
een vooroordeel, dat van de kindsheid af ingezogen
is, en waar door men gelooft, dac de
Spiftnekoppen vergiftig zyn. Zo o de beeten
der Spinnekoppen vergiftig kunnen zyn, dan
is het aileen, in de heete Gewesten, want in de ge.
matigde Landen, gelyk de onze, zyn zy nooic
gevaarlyk;wy hebben alleen delielderfpin, die
haare nypers, mec eenige kragt, doec gevoelen.
A
. 'Hl