J2 R E R U M N A T U R A L 1 U M
N u m . 51, Chi&todon ohlongus t maculis aliquot magnisi alhis y 'varmsi "
Corpus exiguum eft & oblongum. Caput obtufum. Lamina opcrculorum media in ambitu leviter
(errata. Squaina; exiles. Corpus fufcum maculis fex circitcr, albis, magnis, variegatur. Pinna dorfi
olTiculis conllat 31, quorum 15 aculeaca funt; ventralcs alba: ofliculis 6 ani pinna i o , quorum prioxa
tria aculeo gaudenc. Cauda oblonga eilj in excremo fubacuta.
N u m . 32. Clutodon ohlon^4s, lineis utrinque duahus, alhis, longiludinalihHs.
In omnibus fere cum prarcedente, Num. 31, convenic: fed linex duar, albx, longicudinales, utrin-
(que corpus varicganc. Dorfi pinna ofliculis conftac 5 3 , quorum 13 aculeata Tunc am pinna olliculis \ 1,
quorum prima tria aculeo gaudent. Cauda in excremo fubacuta eit. Longitudo (efcuncialis.
N u m . 33. Ch^todon y lineis fufci s , longitudinalibus, 'uariusi fima d)rß anterms
in emimntiam froduäa.
Caput obtufum eft. Dorfum à capitc afturgit. Maxilla fuperior longitudinc parum fuperat inferiorem
; in utraque autem plures denticulorum ordines dancur. Squamx mediocres fun: (ubafperx. Corpus
albefcens ineis fufcis, longitudinalibus, variegatur. Pinna dorfi longa oiliculis conftat 45) ad 50,
quorum II aculeata funtj ventrales nigrx ofticulis 6 ani pinna exigua 5 ad 10 j quorum duo aculeata
funt.
Num. 34. Pifcis Abucatuaia Brafdienßhus, Peixe Gallo Lufitanis njocatusy
juxta Marcgrav. Lib. IV, C. i i ; Willoughb. p. 295; Raj. p. 99.
In Appendice ad Ichthyol. lP^iUot4^h. p. 3 , vocatur Gallus mannus,Cc\i Faher Ivdicus. H. Ruyfchio autem,
Theat, p. 16. Tab. IX, f g . y , Icaji Kapelle audit. Caput ejus & corpus tenuia func & perpendiculariter
lata: dorfum & venter admodum acuta. Maxilla inferior fuperiore paulo longior eft. Denticulis
v i x confpicuis utraque maxilla poller. Corpus, argenteo (plendens colore, laterali linea curva, ad dorfum
fiexa, dittinguinur. Pinna in dorfo unica olficulis conftat 3 1 , quorum p anteriora aculeata funt, reliqua
mollia: horumque mollium primum valde longum eft, & veluti in fetam produdtuni; cum cxcera multo
fmt breviora. Pinnx pedtorales longx ofTiculis zo conftant; ventrales vero longx admodum, & nipefcentes,
ofliculis 6 ani pinna ofliculis 20, quorum primum duntaxac aculeatum eft, reliqua mollia:
itidemque mollium primum longifllmum eft, dc quafi in fetam exporredum. Cauda lata, profunde bifurcata,
oflTiculis 17 longioribus gaudet. Yentris ilia pars, qux pinnas inter ventrales & pinnam ani
e f t , ex mero ofte tenui ôc acuto conftat.
t a b u l a
Num. 31. Lan^'üjerpige Chatodcm y met eenige
^cinttej grote i 'vlakken.
Het lyf is klein en langwerpig. Het hoofdt Homp. Het middelde
kicmv-endckfcl-blaadcje is in zynen omtrek een weini g getand.
De fchubben zyn klein. Het bruine ligchaam is met omtrent
zes wi t te, grote, vlakken gemarmert. De nig-vin heeft
31 graadtjes, waar van i j gcdoornc zynj de buik-vinnen, die
w i t zyn, hebben ö , de aars-vin 10, waar van dc drie eedl c dorens
hebben. De rtaart is langwerpig, en aan het einde punta
c h t i g .
Num. 32. Lajigucetfige Chatodon, met t'-c^ee
<u)itte Jlrepen, naar de lengte, aan ^weêrxyden.
H y komt byna in alles met dien van Nura. }T overeenj maar
h e e f t twee witce ftrepcn, die aan weêrzyden langs het lyf zich
uitftrekken. De rug-viii heeft 3 j g raadt jes,waar van i j gedoomt
z y n j de aars-vin heeft 11, waar van de drie voorfte gedoornt
zyn. Dc ftaart loopt puntachtig ten einde. De lengte is van
andeihalf oneen.
Num. 33. Chatodony met IruifieJlrepen, naar de
lengte, 'verfierthebbende eefi rug-^in, die'van
'voren zich ah met een mtfprmtfel verheft.
Het hoofdt is flomp. De rug (leekt van het hoofdt af hoog
tilt. Het bovenfte kakebeen is wat langer dan het onderrte, en
in beide ziet men verfcheide reien van tandtjes. De fchubben
2 y n middcLnatig groot en ruigachüg. Het witachtige lyf is naar
de lengte uit den bminen geflreept. De rug-vin, die lang is,
heeft 49 of f o "raadtjes, waar van 11 gedoornt zynj de zwarte
buik-vinnen hebben ö j de kleine aars-vin p of 10, waar van twee
gedoornt zyn.
Num. 34. Vifch, die ^van de Braßlianen Abucatuaia
^ en 'van de Portugezen Peixe Gallo genaamt
'•ojordt, .qjolgens Marggraaf Lib. IV,
Cap. 11-, Wi l loughb.p. zs^s ; Rajus p.^p.
Tn den aanhang tot de Ichthyol. Willoughb p. j wordt hy Zee^
haaa^ o f Jndiaanfihe Smidt genoemtj en by H. Ruyf ch, y/ifM/r.
fag. 16, Tab. JX,fig. 7, Ican Kapelle. H e t hoofdt en lyf zyn fmal
en naar den waterpas breed. Dc rug en buik zyn zeer puntig. Het
onderfte kakebeen is een weinig langer als het bovenftcj en in
beide zitten zeer kleine tandtjes, die men pas zien kan. Het
ligchaam is z i lververwig,met een kromme zyftrcep,dic naar den
r u g toe gebogen is. Op den rug ziet men maar cene vin, die j i
graadtjes heef t , waar van de 9 cerlle gedoornt, en de overige
zacht zyn : het cerfle van deze zachte is zeer lang, en ileekt gcl
y k als een varkensborltel uit) daar de andere veel korter zyn.
D e lange boril-viniien hebben zo graadtjes j de zeer lange en
zwartachtige buik-vinnen ö, en de aars-vin i o , waar van het
eerlle maar gedoornt is, en de overige zacht z y n : ook is wederom
het eerfte van deze zachte zeer lang, en fteekt uic als een varkensborftel.
De brede en diep gegaffelde Haart heeft 17 graadt
j e s , die war langer zyn. Het gedeelte van den buik, dat tuffchen
de buik- en aars-vinnen is, belUat uit ceneniceld, frnal^
en puntig been.
Z E V E N