1 9 6 R E R U M NATURALIUM
I
m
guir. Flures hujus generis fpecies, prioribus tabulis, inter conchas bivalves, aeriincifas defcripfimus.
Amant fimihter, acOflrea, quibus a rupibus nomen el l , certis quibusdam corporibiis firmis, rupibus,
Coralliismarinis, aliisqueejusmodi, fefe adglutinare: tametfi hoc^ipfum tarnen Oftreis rupicolis, Rotsäoul^/
eiien d\ä\s, qikT commiffura fuarum valvaruin a Crepitaculo Leprofi multum difcrepant, pr^Tprimis
proprium perpetuumque eft.
N u m . 7. Corallma tnbukfa^ phrimis fifliiJis, longis, cavis, inter fcf c impUdtis, conflans.
Admirabilium variecatiim, quas Natura in formandis rebus creatis manifeftat, inflnitus numerus eil
Corallma ifthsc; quo nomine omnes illas ambiguas fpecies, capillaceas, mufcofas, comprchendimus;
Venus nidum refe« minunauTiorum iu/eaorum, polyporum, aut vertniculorum,-quam quidem corailium
aut plancam. Numerofis conftat tubuiis, longis, admodum fubtiiibus, circum tenuem bacilluni
inter fefe impiicitis,__ex flave/I^ente fufcis, diaphanis, valde fragilibus, qui uül cornu dent. In lito^
ribus Anglian, ßelgii, aliisque frequens occurrit.
V
N u m . 8. Frtaex marimis, corneus, irregularis, crtißa iartaren craßa tcaus, Oßreo adnatus.
N i g r o e f l colore, materia cornea. Rami ejus partim defradi funt , partim valde irreguläres. Crufta
tartarea, grifei colons, admodum denfa & craHä, ramorum e.vtremos apices duncaxac contegit: ut
idco a icubi veluti foliacea appareae. Truncus ipfe pro bafi Oftreum habet, cinereo g-rifei coloris,
nonnullisque maculis rubris diftinclum.
T A B U L A CENTESIMA ET SEPTIMA.
Num. I. Cochlea alata Jata^ cui f r u t e x marimis lignoftts accrcvit.
Qnod hic exhibetur, fpeamen oppido rarum, primoe magnitudinis cochlea eft marina, quam Belga^
ideo, utabaliis id genus /peciebus diftinguant, de groote appellant; denominatione ab
aJa late expania, quoe huic genen propria eft , petita. Jnufitacus huic Cochieoe inftdet frutex marinus,
int^sr omnes hucusque cognitos, quantum fcio, maximus. Trunco is conftat lignofo, faturate fuCco,
arbons m modumramofo. Imo rres diftinai frutices de hac cochlea, tanquam de bafi fua, profrerminant,
quorum alter decern fere pedum alrirudinem attigiffe videtur, alii duo trium modo quatuorve
pedum. Nautaî, quod dolendum elt, poftquam memorabile iftud corpus, e mari Novoe Hispanioe
reti pilcatorioprotraxerant, duos truncos ad radicem usque propemodum refecuerunti ut commodius
reponere ac fecum vehere poftent. Radix undiquaque fuperne ac inferne fefe cochleoe adfixit amplis-
2. Circa caput iftius cochleoe,ft ma baf i, , ^ o conftanti iftarum plantarum more. . u u . qquuoudu ccoommmmuunniitteerr,, llii--
cet perperafe, a Conchyhophilis, pro cauda habetur, alius adhuc cernitur ramus, diftinftus, radice
fua introrfum por ref tuKs _ QO luJ it nn &^ nn ro^nn nnl Jullr lT^^ iIrn-ffTu.rp^e.^r- hL i: c_ comparent M*/f ad1r épores, appoftti•s Ui • teri.s notata^,
de quibift d.cend, deinceps occafto dabitur. Ne quid vero deftderari poft^et, tabula fequente etiam
oppolitam iaciem ranlhmi hiyus corporis aeri incifam exhibuimus.
de d e z e l v e g ewa p e n d is. De z e l v e is in h e t v o o r n o emd e t a k j e v a f t N u m - , I .
g e g r o e i d , en hecfc ecne witte i<oIeur. \Vv hebben 'er vcrfcheide
f o u r t e n , in onze vorige Tafereelen, by de' lVeefchal ige fchelpen
van verbeeld en befchreeven. Zy hegten Zich graag, gelyk de
Rocs-Doubletten , aan zeekere vafte i ighaamen, als Rot fcn, Zeekoraulen
en diergelyke; hoewel deze eigenfchap de Rots-Houblecrert
die jn het Scharnier veel van de Lazarus klappen verfchillen.
Tolflrekt eigen is. • '
Niim. r. Buhacbtrg KoralJyn, uit vceJe lange^ bolle
en door elkander gejlingerde pypjes beßaande.
Oneindig zyn de ^vonderbaare verfchillenheden, welke de Nat
u u r jn t J i rme e r e n h.iarer fchepfelen gelegt heeft. Die Korallyn,
onder welke benaammg wy al die' twyfelacht ige, teedere, fvne en
JVJnfchaclitJge foorten begrypcn, gelykt veei eer naa een Wormr
e l t van zeer kleine diertjes , of Zee • W o r m e n , dan naa
een waar Koraal of Plantgewas . Het beflaac geheel uit eene mee-
T|ig:e van l a n p cn zeer leedere holle buisjes; die zich om een dun
i t o k j u door eikanderen gewikkeld hebben. Hunne koleur is geela
c h t i g brum: zy zyn düorfchynende en zeer bros in het aanraa-
Ken. Up net vuur gebrand geven zv een hoornacht ige reuk. Men
S r a n d S ^" g e l f c h c : , Hollandfdic en andere
Niim. 8. Hoornachifge, onregelmatige Zce-Heeßer y
met een dikke tarierh,rß en op een Oeßer groeyende.
D e z e zwarte I f e e a e r is van eene I loornaduige natuur; deszelfs
l a k k e n zyn of afgebrooken of zeer onregelmltig. De erauwe
1 arter heef t Zich zeer zwaar en dik, alleen^ om dc^ m c e l e S r n -
den der takken vuft g d i e g t : zoo dat zy om f o m m i g e S b l d ra
c h t i g vertoond. De üum zelfs heef t z'ich op een üef tcr va t ^ .
h e g t , die van een alchgrauwe koleur etj met eenige roode vlakjes
v o o r z i e n is.
H O N D E R D EN ZEVENDE TAFEREEL.
N u m . I. Groote Laphoorn viet een Hout acht igen
Zee-Boom begroeid.
Dit zeldzaam fluk, ' twel k wy hier v e rbe e lden, is een Zee-Hoorn
v a n degrootft e foort, die'er gevonden word; onze Hoilandfche
L i e f h e b b e r e n noemen hem daarom, in onderfcheiding van ander
e dier foorten, de groot e Laphoorn; hebbende dit Geflacht dien
n p m gekregen door de ui t g e f p r e i d e Lap of Vleugel , welke aan
dit Geflacht eigen is. Op dezen Hoor n vertoond'zich een ongemeene
Zee-Heel ler , de grootft e foor t , welke 'er naa myn weeten
bekend is. Dezelve is van eeneHoutacht ige natuur,donker bruin,
ü a m a c h t i g , welke zich Boomsgewys heeft uitgebreid. Eigentlyk
zyn op dezen Hoorn drie onderfcheide Heerters of Zee-Boomen
uit een zelfde grondbeginfd voort gegroeid, waar van de een
wel tien , en de ander drie of vier voeten hoog was. De fcheepsj
i e d e n , 't geen te beklaagen is, hebben die beide Ihmroen tot ge.
n o e g z a am iian den wortel afgekapt, om dus dit Huk, 'twelk zy'
met een Vifchnet in Zee by Nova iJispatiia opvifchtcn, gemakkelyker
te ki:nnen bergen. De Wor t e l heeft zich wyd en breed, zoo
boven als aan de onder zyde van den Hoorn , vad gehegt ; even
g d y k deze foorten altoos doen. y\an't Hoofd van den Hoorn, of
' t geen doorgaans verkeerd door de Liefhebbers de Staart genaamd
w o r d , ziet men noch een tak afzondurlyk, binncowaards met deszelfs
wortel gegroeid. Op cien Hoor n vertooiien zich mede noch
eenige Starrefletncn, welke door Letteren zyn aangewezen, eii
waar over wy in 't vervol g gelegenheid hebben zullen om te fpreeken.
Gelyk wy om de zeldzaamheid van dit fiuk, het zelve in het
v o l g e n d e 'i'afercel van de andere, o f binncnÜc zyde vcrtoonen.
N u m . X.