i
7 6 R E K U M NATURALIUM
runt IS ; Ventrales 6 ^ ani pinna 13 , quorum 3 aculeata funt. Cauda ofl[iculis t r longioribus cotiftati
Corpus univerfum, caput, & pinniE maculis fufds vel nigrefcentibus, creberrimis, variegantur»
Num. 7. Perca Ufa maculis fufiîs punBh albh varia-, pinna dorfi aculeo*
rum imdecim>
In plurimis cjuidem cum praecedcnte convenit liic Pifcis ; fed maxilloe ejus tantum non ejusdem funC
longitudinis. Qiiin & aculeus medius in ultima operculorum lamina duobus relicjuis multo eft longior ;
cum contra in fpecie priore omnes fere inter fe .xquaies fmt. Maculae itidem, qux'corporis pingunt fuperficiem,
pauciores funt, at majores, pundisque albis , limbo earum circumpofitis, ita diffinguuntur,
ut quafi pentagona: appareant. Pinna dorfi oCficulis conftat 27 ad 18 , quorum 11 aculeata, reliqua
moUiafunt. Cauda, maculofa, in extremo fubrotunda, olTiculis firmatur 17 longioribus. Pinn;E reliqu;
E uti in fpecie priore fe habent.
N u m . 8. Perca maxilla inferiore hngiore-, Ihieh longitudinaTibm varia'y pinna
dorfi acuJeorum undecim.
Cum priore Num. 7 in multis convenit : fed oculi magis flavefcunt. Linex longitudinales, non
r e d o , fed flexuofo tramite decurrentes, coloris, quam ipfum corpus, obfcurioris, fuperiiciem variegant,
Pinn.^ tamen contra, ac in priore fpecie, maculis prorfus carent. Dorfi pinna olTiculis conftat 19 , quorum
II aculeata funt. Pinn.-e ventrales olTicula gcrunt 6 , quorum primum aculeo gaudet. Ani pinnani
16 conftituunt olficula, quorum 3 prima aculcata funt, Cauda in extremo fubrotunda eft.
N u m . 9. . Perca maxilla inferiore longiore, tranroerfm I'meata-^ macula nigerririma
ad caudam.
In multis iterum cum pr.^cedentibus convenit: fed margines orbits oculorum exiguis maculis,nigris,
obfeff^funt. Squamar minut:E, afpen-e, corpus tegunt. Color corporis albefcens lineis transverfis, latis,
fufcis, utrinque quinis, diftinguitur : quin & ab oculis ad finnam dorfi usque dux utrinque lines
longitudinales protenduntur j & caudx initio fuperne nigerrima mfidet macula, oblonga. Pinnae ventrales
officulis gaudentö; dorfi pinna, in medio humilior paulo, ofTiculis 29, quorum 11 aculeata funt;
ani pinna oiTiculis 12, quorum 3 aculeata funt. Cauda extremo fere aequali terminatur.
Num. 10. Perca unicolor, maxilla inferiore longiore ^ macula nigra ah hafin cauda.
Quoad nonnulla pr.-ecedentibus affinis eft, fed kmina operculorum media admodumeft ferrataiultima
r e r o i n tresaculeos dcfinit. Dorfum fubacutum eft, & corpus, ratione longitudims, latius, quam in
prioribus. Macula nigricans, vel fufca, exigua, nares inter atque roftrum datui"; itidemque
waar van 11 gedoornt zyn. De buik-vinnen hebben waar van
het eerde gedoornt is. De aars-vin heef: 'er 16 , waar van de
drie eerfle gedoornt zyn. De ftaart loopt rondachtig ten einde.
Num. 9. Baars met het onderfie kakebeen langer
dan het bovenfle, z^nde dwars gefireept ^ met
een heel zwarte vlak aan den Jiaart,
Ook deze komt mee de vorige foorten veel overeen; maar de
randen van de ooghollen zyn met kleine zwarte vlakjes bcfproeit.
Het ligchaam is met kleine ruige fchubben bedekt, en witachtig
van verwe, aan weerkanten met vyf brede , bruine , dwarsftrepen:
ook ziet men aan weêrzyden twee llrepen, die van de 00-
cen tot de ru"--vin in de lengte zich uitilrekken; en boven op
het begin van°den ftaart zit een heel zwarte langweipige vlak.
D e buik-vinnen hebben 6 graadcjes,- de rug-vin, die in het midden
wat ingezakt is, heeft 'er 29, waar van 11 gedoornt zyn;
tie aars-vin heeft 'er 12, waar van 3 gedoornt zyn. De ftaarc
loopt fchier gelyk uit ren einde.
Num. 10. Eenverwige Baars y met het onderfie
kakebeen langer dan het bovenjie, en met een
ztvartevlak aan de wortel van den fiaart,
ITy is eenigjjins met de voorgaande overeenkomflig; maar hec
middenfle kieuwendekfcls-blaadtje is fterk getand,en het onderfte
fteekt drie dorens uit. De rug is puntachtig, en het Lichaam
naar zyn lengte breder dan in de vorige. 1 ulTchen de neusga«
ten en de fnuic ziet men een kleine, zwarte, of bruine, vlak,
als ook een andere heel zwarte boven op de wortel van den ftaart,
terwyl
vin n » waar van drie gedoornt zyn. De ftaart hccfc 17 langer
graadtjes. Hec gehele ligchaam , het hoofdt, en de vinnen zyn
met bruine of zwartachtige vlakken digt overmarmert.
Num. 7. Baars, die overal met bruine vlakken
en witte fiippels verfiert is, en een rug-vin met
• elf dorens heeft.
• Hy komt meed met den voorbaanden overeen; maar de kakebenen
zyn fchier even lang. Ook is de middeldoorn in het achterfte
blaadcje van de kieuwendekfels veel langer dan de twee andere
; daar in 'c tegendeel alle deze dorens in de vorige foort
fchier even lang zyn. Daarenboven zyn de vlakken over het lyt
ook zo menigvuldig niet, maar groter, en in hunnen omtrek
met witte ftippels zodanig onderlcheiden , dat zy als vyfkantig
fchynen. De rug-vin heeft 27 of 28 graadtjes, waar van 11 gedoornt,
en dc overige zacht zyn. De gevlakte ftaar: is aan het
einde rondachtig, en heeft 17 langer graadtjes. Dc overige
vinnen zyn even zo als in den voorgaanden.
Num. 8. Baars met het onderfie kakebeen langer
dan het bovenfie, zynde in de lengte gefireept y
en met een rug-vin van elf dorens,
Hy komt wederom met dien van Num. 7 in vele dingen overeen
; maar de oogen zyn geelachciger. De oppervlakte is ge-
•marmert met flrepcn in de lengte; die wat donkerder van kouleur
zyn dan het ligchaam zelf , en niet regt, maar krom uitlopen.
De vinnen daarentegen zyn geheel niet gevlakt, het geen
in de voorgaande Ibort anders is. Dc rug-vin hecfc ap graadtjes,
T H E S À U R U S ; 77
initium fuperne alia macula nigerrima : cum corpus reliquum ex fufco canefcat. Vmnx pct^orales, longa:,
officulis conftant i ; ad 14 ; ventrales olficulis dorfi ofliculis 15, quorum i o aculcata funtj pinna
am oftlcuhs 11, quorum tria aculeo gaudent. Caudd. in txtremo tantillum bifurcatut.
N u m . II- Perca maxillis aqualihus, lineis utrinque duahi^s -i trânsverfis,
nigricantihus'.
In multis iterum cum priore Num. 10 convenit: fed dorfum a capite magis afTurgit, & antica parte
fubacutum eft. Lamina operculorum media in ambitu leviter eft ferlrata. Squamx mediocres funt
fubafperx. Corpus ex albo flavefcens lineis utrinque duabus, latis, transverfis, nigrefcentibus, parum
tamen confpicuis, cingitur. Pinnx pedorales, oblongx, albefcunt. Ventrales nigrclccnces ofliculis conftant
6, quorum primum aculeatum eft. Dorfi pinna, in medio paulo humilior, ollicula gerit 17 .id
i S , quorum i i aculeo gaudent j reliqua mollia funt. Ani pinna oflTiculis conftat 13 ad i 4 , quorunl
5 aculeata funt. Cauda in fine parum bifurcatur.
N u m . 12. Perca maxillis aqualibus,- capite macuiofii cauda aqualL
Malta quidem cum prxcedentibus habet communia : at lamina opci-culorum media in ambitu leviftime
ferrata eft, ultima vcro vix aculeata. Dorfum antica parte fubacutum eft. In maxillis, palato
faucibus denticuh harrent. Corpus obfcure albefcens maculis aliquot magnis, parum diftindis, nigricaiitibus,
ab utroque dorfi latere, fupra lineam lateralem, variegatur. Caput vero tocum maculis^plurimis,
exiguis, . nigricantibus, vel fufcis, varium eft. Pinna dorfi ofTicula geric zz , quorum io aculeata
funt, & quafi e fulco proveniunt. Pe61;orales pinnoe officulis conftant 14; ventrales albefcentes o/ïïculis
6 J ani pinna ofliculis 10, quorum 3 prima aculeata funt. Cauda, in extremo fere arqualis, ofllcula
gerit ad 17.
N u m . 13. Perca coloris argentei lineis utrinque duahus loTigitudinalihus : Cauda
bifurca.
Dorfum convexum eft; Maxilla; longitudine proxime inter fe funt äquales. Oculi Iride alba gaudent.
Squamx' exiles, argentex, vix alperx, corpori arde adiixrent. Color corporis totius argen^ceus
eft, fed utrinque ad dorfum , juxta longitudinem, dux extcnduntur linex, pallidc rubefccntes, qux parum
tamen in confpedum veniunt. Lamina operculorum media, ultima, & prima fub oculis, fingula:
ferratx funt. Pinna dorfi, in medio ad bafm fere incifa, officulis conftat 21 ad 1 1 , quorum 11 aculeata
funt. Pedorales pinnx alb^ funt & oblongx. Ventrales officulis fT conftant, quorum primum
aculeatum eft. Ani pinna officulis 11 vel i z , quorum 3 priora aculeata funt. Cauda, alba, in extremo
bifurcatur. Longicudo eft unciarum z , line^e unius: latitude tf linearum circiter.
Num. 1 4 .
terwyl het overige ligchaam uit den bruinen giysachtig is. De
borlt-vjnnen zyn lang, en hebben of 14 graadtjes> dc buikvmnen
hebben 'er 6 j de rug-vin heett 'er 7 , w;ur van 10 gedoornt
zyn i dc aars-vin hcett 'er 11, waar van drie gedoornt
zyn. De (hart is aan het einde een weini g gegafFelc.
Num. II. Baars met geJyke kakehe7ien , en t--wce
Z'wartachtige divarsfrepen aan 'Weerkanten.
D e z e komt wederom met dien van Num. to in vele dingen
ovcreenj maar de rug loopt van het hoofdt af wat ichuiner op,
en IS van voren punrachtig. Het middclile kicuwcndckfcls-blaadt
j e is in zyncn omtrek een weinig getand. De fchubben zyn
matig groot cn ruigachtig. Het ligchaam is uit den witten
g e e l a c h t i g , met twee brede, zwartachtige, doch niet Heel duid
c l y k e , dwarsflrcnen aan wecrzydcii omgeven. Dc borll-vinncn
zyn Ung cn witachtig. De zwartachtige buik-vinnen hebben 6
graadt|es,waar van hec ecrihe gedoornt is. Dc rug-vin is in hec
midden wat ingezakt, cn heeft 17 of graadtjes, waar van 11
g e d o o r n t , en dc overige zacht zyn. Dc aars-vin heeft 11 of 14
graadtjes, waar van 3 gedoornt zyn. Dc ftaart is aan het einde
een Weinig gcgafFclt.
Num. iz. Baars met gelyke kakebenen ^ met een
geojlakt hoofdt j en een geJyken flaarts
H y heeft veel met dc voorgaande gemeen: evenwel is het m"iddcUle
blaadtjc van dc kieuwendekfels in zyncn omtrek heel wein
i g getand, cn het laatlte hccfc fchier geen dorenS. De ru" is
Tom. III, ^
van voreri puntachtig. In de kakebenen, fiet verhemelte, en
het keelgat zitten kleine tandtjes. Het donker witachtige lyf is
met ccnige grote,zwartachtige, niet zeer duidelykc,fl:repcn,aan
weerkanten van den rug, boven de zyltreep, gemarmerc. Maar
het gehele hoofdt is met zeer vele kleine, zwartachtige, of bruine,
vlakjes verfiert. Dè rug-vin heeft t^ graadtjes, waar vaa
10 gedoornt zyn, en als uit een Heuf voortkomen. Dc borll:-
vinnenhebben i4graadtjes jde witachtige buik-vinnen hebben ö>
de aars-vin 10, waar van dc drie eerfte gedoornt zyn. De ftaari
loopt fchier gelyk ten eiiide, en heeft 16 of 17 graadtjes.
Num. 13. Zilnjewerwige Baars y met t'wee flre-»
^en naar de lengte aan ^eërxyden, en een
affelden faart.
D c rug is verheven. De kakebenen zyn byna even lang. De
oogen hebben een wi t fterretje. De fchubben zyn klein, zilververwig^
en zeer w e ini g ruig, hangende vry vatl aan het ligchaam,
het welk overal zilververwig is, behalven dat aan weêrzyden
van den rug twee bleek rode lèrepen naar dc lengte ui t lopen, die
echter kwalyk te zien zyn. Alle de kieuwendeklels-blaadtjes zyn
getand} maar het ecrlle alleen onder de oogen. De rug-vin is in
het midden tot aan hare wortel gekurven,cnheef t i i ofiigraadt
j c s , waar van 11 gedoornt zyn. De borfl-vinnen zyn wit cn
langwerpig. De buik-vinnen hebben 6 graadtjes, waar van hcD
eerde gedoornt is. Dc aars-vin heeft 11 of l i graadtjes, waar
van de drie eerfte gedoornt zyn. Dc witte ftaart is aan zyn einde
pcgafTclt. Dc lengte van den vifch is van 1 oneen cn j linie:
de Breedte omtrent ö linien.
. . y Num. 14.
! 'ïï^i j ü i
Mil:!
. ' iM I
jii, 11.
•m
!ï i!
! li
: : i^m
j 1 tmiii?"
tmi
• i
; !
i l ' ! . , ,
i l : '4:
1 r !'
< > I