6 6 K E R U M NATURALIUM
qunfi producitur. Pinna? petftorales oflïcula genint i8; venrraksö"; ani pinna jiJ, quöruïti tria priotl
aculeo gaudem. Cauda, parum bifurcata, olTiculis longioribüs pollet.
N u m . 7' Chistodon canefcens-; ore aculeato, ^ ojficulo tertio pima doffahf
fetiformi, longijfimo.
A d oris angulos utrinque aculeus quidam , recrorfum fpetftans, eminet, quo adparatu prxcedences carent;
Color corporis ex albo canefcens & iplendidus eft. Squama: admodum exigux fuiit. Pinna dorfi officulis
conftat ; ani pinna jtfj pedorales 17 ad 18 ; vcntraleSj ut in priore Num. , olTycula ge^
rnnr /T
i|î
runt a.
Chxtodontes aculeis ad caput & caudam carentes.
N u f n . 8. Chatodon macrolepidotm i lineis utrinque duahus, magnis y nigrisi officulo
quarto pima dorfali^s fetiformi, longijjmo.
H . Ruyfchio in Theat. An'm. Tab. I , fg. i , p. i , vocatur Belgice de Tafehifch. Figui-a fane, quani
Auclior hic ibi exhibet, omnino nolbum llunc Pièem videcur exprmicre; quamvis adjuni5ta defcriptio
admodum imperfeda fit, nec in omnibus ad amuflim figura: rcfpondeat. Dendculorum plures ordines
in utrac]ue maxilla dantur. Squamx amplcc, imbricacim litce, fubafpenr, corpus obfident. Pinna dorfi
officulis confiât 37, quorum ii aculeata funt. Pedorales pinna: ofliculis gaudent 18 j ventrales 6 - , ani
pinna 1 1 ad Z3. Cauda in extremum fere a:quale terminatur.
N u m . 9. Chatcdon macrolepidotus, lineis utrinque tribus^ nîgrisi latis, Ç^
qmrta in ipfa cauda.
Ordines denticulorum, & fquamoe magn^, afperx, fimiliter, ut in proecedehti fpecie Num. 8, fefd
habent. Color corporis albefcens lineis quatuor transverfis, nigris, latis, utroque in latere diflinguitur.
Pimia dorfi olficula gerit 35 , quorum 11 aculeo gaudent. Pe6torales pinnx officula habent ventrales
6 J ani pinna 11 , quorum tria iterum aculeata funt. Cauda in extreme convexa ell.
N u m . 10. ChAtodon macrolepidotm, nigrefcensi lineis utrinque duabus ^ dbisy
ad caput.
Dentium atque fquamatum eadem efl > ac in prioribus Num. 8 &: , ratio. Totum feré corpus nigrefcit,
nifi quod bince albefcentes linecE, transverfce, utrinque ad caput expcirrigantur. Pinna dorfi
oificulis confiât 40, quorum iz aculeata funt. Pedlorales pinnce ofTicula gcrunt 16; ventrales d j ani
pinna 24, inter quoe tria aculeata funt. Cauda in extremum convexum définit.
Num. Hi
lang, als een varkensborftel,uicfteekt. De borft-vinnen hebben
18 graadtjesi de buik-vinnen 6-, de aars-vin 36, waar van de
drie eerile gedoornt zyn. De ftaart is een weinig gefpleten, en
heeft j6 lange graadtjes,
N u m . 7. Grysachtige Chatodon i met een gedoomde
hek, en een rug-^in ^ njjïms derde graadtje
zeer lang en borjlelachtig is.
Aan beide de hoeken van den bek zit een doorn, die naar achteren
toe uitlleektj hec welk in de voorgaande zo niet gevonden
wordt. Het lyf is grysachtig en glinfterende. De fchubben zyn
zeer klein. De rug-vin heeft 46 graadtjesj de aars-vin 55} de
borft-vinnen 17, 0F18 j dc buik-vinnen 6 , gelyk in die van
Num. 6.
Chxcodons zonder dorens aan het hoofdt, noch aan
den flaart.
N u m . 8. Groot-gefchuhde Ch^todoriy met tnjjee grote,
xivarte ,flrepen aan <weêrkanten j nuiens 'vierde graadtje
wan de rug-win zeer lang en horjlelachtig is.
H. Ruyfch in zyn Tbeatr. j^nim. 'fab. ƒ, fig. i , pag. r , noemt
dezen Chstodon Tafelvifch. Ten minfte komt de printverbeelding,
die deze Schryver daar ter plaatfe geeft', zeer wel met dezen
onzen vifch overeen j hoewel dc bygevoegde befchryving onvolmaakt
is, en niet'in alle delen mcc de print Qvereerikomt.
Beide de kakebenen hebben verfcheide reien vari tandtjes. Dë
fchubben zyn breed, ruigachtig, en als dakpannen in malkander
gefchikt. De mg-vin heeft 37 graadtjes, waarvan li gêdoornt
zynj de borft-vinnen hebben 18; de buik-vinnen eri
de aars-vin z i öf i j . De ftaart loopt fchicr gelyk ten einde.
N u m . 5)4 Groot-gefchuhde Chatodon , met drié
Tc^warte, hrede, flrepefi aan ^weerkanten, en
een wierde op den Jlaart,
De reien tanden, cn de grote, ruige, fchubben zyn even zo5
als in de voorgaande foort van Num. 8. Het witathtige lyFis
met vier zwarte, brede, dwai^ftrepen aan weérkanten verhert.
De rug-vin heeft 33 graadtjes, waar van iigedoèrnt zyn-, de"
bnrft-vinnen hebben 16 dc buik-vinnen <5, en de aars-vin zr^
waar onder drie met dorens zyn. Dc liaan loopt rondachti^ ten
einde.
N u m . 10. Groot-gefchuhdey. zioartachtigey Cha-^
todoUy met t^mee wjitte Jlrepen aan wjeirkanten
wan het hoofdt.
De tanden cn fchubben zyn gélyk als in dé vorfge van Niïm. 8
en p. Het ligchaam is fchicr overal zwartachtig, behalven dat
tweewitachtigedwarsftrepen zich aan wéérkahtehvahhcthoófilc
uitftrckken. De rug-vin hce'ft 40 graadtjes, waar van iz gedoornt
zyftj de borlt-vinnen hebben 16 y de buik-vinnen Öj dé
aars-vin 24, waar onder drie gedóörfit zyn. De ftaart heeft eefi
rondachtig einde.
Num. ii;
T H E S À U R U S,
N u m . ÎI. Ch^todon macrolepidotus, albefcens, linea nigra ad oculos, ma~-
cula rotunda in pinna dorfali.
Dentes iterum & fquama! ila, uti in pra:cedentibus, fèfe Iiabent. RoflrUni obiongnm efl $c produ-
£lum. Totum corpus albefcit, excepta macula quadam rotunda, nigra, quce fupcrms ad fi'ncm pinnce
dorfalis datur. Quin & linea nigra ad oculos cernitur. Pinna dorfi ofliculis conftat 37, quorum ij
aculeata funt. Ani pinna oiTicuTa gerit 23, quorum tria prima aculeo gaiidcilt. Caudu in extrcmó
tonvexa efl. Longitude totius pifcis circiter efl uncix unius Sc 3 lirieatum;
N u m . 12. Chietodon macrolepidotus, albefcens, lineis utrinque óclo trans-
'verfis, nigris.
Èt hic ratioile dentiüm & fquamarum nihil a pncedentibus discrepat. Roflrum breve efl &: minime
produdum. Pinna dorfi officüla gerit zp ad 30 , quorum 11 aculeata funt. Ani pinna ofliculis gaudec
i o , quorum 3 aculeata funt. Longitudo efl unci^e unius &: 8 linearum: latitudo maxima uncia: unius
& unius linear.
N u i ï l i 15; Chietodan totus argentei colorist pinnrs "uentralibus oh hre^itatem
parum confpicuis.
Denticuli funt ut in Num. i i . Sqiiamse éxigux Albore argenteo (plendenc. Pinna dorfi ofïïculis
Conflat 3 8 , quorum 8 aculeata funt. Peilorales pinns ofTicula gerunt \ 6 ad 17 • ventrales 6 ; ani pin^
n a j 3 , quorum tria aculeo gaudent. Cauda, in extremo parum bifurca, oflicülis firmatur I7 longioribus.
Longitudo fcre efl biuncialis: latitudó maxima duarum linearum fupra unciam.
N u m . 14' Ch/etodon ohfcure canuS , macuUs aliquot irregularihus, ^ ojjiculo fecundo
pinnarum ventralium in fetam quafi produüo\
Ördiries deriticulorum, ut in priore, fe habent. Squama: exigua; furit &: fubafpei:^. Color corporis
bbfcure canus maculis aliquot irregularibus & parum confpicuis utroque in latere diflinguitur. Pinna
dorfi ofTiculis conflat 3 1 , quorum ^ prima ac:iu ilee a ta funt. Pedlorales pinna: ofTicula habent 17 ad 1 8 ;
Ventrales 6 ; ani pinna 12., inter qua^ tria aculeata furit. Cauda in extremo fubrotunda efl. Longitudo
corporis totius eft uncia; i & 5» linearum : latitudo maxima unci^e i &c % linearum.
N u m . 15. • Chatodon quadratus, nigrefcens, pinnis dorfi ac ani in medio longum
produâfis,
H. Ruyfchio, in Th. An. p. 18, vocatur Belgice H ZeeUtje, cujus icon ibidem Tah. X, fig. j y exhibetur,
N u h i . 11. Groot'gèfcbuhde, hjitachtige, Chat oden,
fnet een znvarte freep aan de Oogeii, en een
ronde wlak op de rug-win.
De tanden eh fchubben zyn als in dc voorgaande. De fnuit is
Idngwerpig en fteekt verre uit. Het gehele lyf is witachtig, behalven
boven aan het einde van de rug-vin, daar een zwarte ronde
vlak zit. De rug-vin heeft 37 graadtjes, waar van i \ gedoornt
Zyn. De aars-vin heeft 'er i ] , waar onder de drie eerfte met dorens
zyn. De ftaart loopt rondachtig ten einde. De lengte vari
dezen vifch haalt omtrent een önce cn 8 linien.
N u m . II. Groót'gefchuhde y ^witachtige y Chatodon y
met acht zwarte dwjarsßrepen aan woecrkanten.
Deze kotrit mede met de vorige ten opzichte der tanden en
fchubben overeen. De fnUit is kort cn fteekt niet verre uit.
Dc rug-vin heeft 29 of 30 graadtjes, waar van 11 gedc
De aars-vin heeft zo graadtjes, waar van drie gedoornt zyn.
lengte is van een Önce cn 8 linien,en dc grootftc breedte van een
once cn een linie.
'Sc
Num. 13.
wiTtneit y
Zilwerwernvige Chatodon, met huikdie
negens hunne kortheit fchiet
ofKz-ichthaar zym
De tanden zyn zo, als m die van Num. 11. De kleine fchubben
hebben een witte zilvervcnv. De rug-vin heeft 58 graadtjes,
waar van 8 gedoornt zynj de borft-vinnen hebben 16 of 175 de
buik-vinnen Ö, en de aars-vin 35, waar van drie met dorens zyn.
De ilaart is aan het einde een weinig gefpleten, en heefc 7 lange
graadtjes. De lengte is fchier van twee dncenide grootfte bree""dte
van een once en z linieii.
Num. 14. Donker-gryze Chatódön j met eenige
ongeregelde wlakken^ en met huik-winnen y wjelker
tweede graadtje als een horflel uitjieekt.
. Ten opzichte van de tanden komt hy met de vorige overeen."
Dc fchiabbcn zyn klein en ruigachtig. Het lyf is donker grys,
met eenige vlakken aan weêrkanten, die zonder order ftaan, cn
naaulyks gezien kunnen worden. Dc rUg-vin heeft 31 graadtjes,
waar van de p eerfte gedoornt zyn. Dc borft-vinnen hebben 17
of 18; de buik-vinnen de aars-vin 1 1 , waar van drie eedoornc
zyn. De ftaart is aan het einde rondachtig. Het gehele ligchaam
is een once en p linien lang, en öp zyn brcedft een once en i
linien breed.
N u m . ly. Vierkantey znvartachtigey Chatodon^
met rug- en aars-winnen, die in het midden
werre uitjleken.
H. Ruyfch, in zyn Tloeat. An. ^ . 18, noemt dezen vifch op zyn
Nedcrdüitfch het Zeebotje, en geeft aldaar op het X Taf. yf'g-7y
R % een
I m
i i ;
l<li
I Mi
W
HHjiljif.
11
•Ü
'( ;