8 R E R U M NATURALIUM
atque Polypo profundius in cute demerfx hxrcnt. Roftrum nigricans, aduncuni, Pfictaci majoris roflro
noil abfimile el l :de eo autem Tabula priore jam egimus. Oculi, penitus è capice protubérantes, quodammodo
Cancrorum referunt oculos, vituUnis tarnen magnitudine pares, tonoque argentco fplendidi.
Papillam eorum cralTa quxdam tunica obtegit, Grandior tubus, atramentum projiciens, cujus os valvu
a moderator , JEUano Apofpliagma, Gateno Tolos Hypofphagma, audit. Os dorfale, Sepix' offi perquam
fimile, antiquis fcriptoribus Oßracon & Teßa, five Scutmn, vocatur, tegminis loco inferviens fuperna:
corporis parti contegcnda;, & in oequilibrio decinenda:, redum cute exteriore. Neque ca:terum ulla
fere toto in Pifce oflium vel cartilaginum occurmnt veftigia. Venter fubtus arqnalis eft, mollis, Ixvis,
oblono-o teres, ex cinereo dilute flavefcens. Ad mediam corporis fuperni partem pinna, qualis Pifcium,
fedec, mol l ior e veluci e cartilagine conflata, utrumque in latus ample producta, retro in caudam
defmens acuminatam, inftar fere latiorum Raja; pifcis p innarum,qua inter natandum fefe promovct Animal,
nullis pra:terea remis, pmnisve gaudens. Loligines niultis in regionibus fapida inter fercula numerantur
, & fale conditx pcrcgre mittuntur. Dignum fane eft adtenta conccmplatione monftrofum hocce
Animal, à Sapientilïïmo rcrum Condicore nobis oblatum, uc in hoc irque, ac aliis omnibus rebus
creacis, infinicam Ejus Potentiam incuentes adoremus.
N u m . 2. Lolîgiriis altera fpecles.
w Priori fere, quoad formam, fimilis, radios faltem ftellaros, pro rata, haud adeo magnos, & bind
elono-ata brachia multo gerit breviora magisque teretia. Quin &: horumce brachiorum fines duntaxat,
iiti ui Sepiis, papillis fuiäricibus funt confpicui, minime veto, uti quidem in prxcedente, tota fuperficies.
Collum quoque muko longius eft, & minuciores in capite h;ErenE oculi, Afellorum a:muli. Sup
e r n a m ejus faciem punda obferunt puipurafcentia, copiofiflima quidem in dorfo maxima. Pinna:
etiam, uti binx alx, ucrinque fub cute adfixx, fefe extendunt fere in formam anchorx, cujus unci a bafi
latiore convergentes, craftam in medio coftamnadi, dein apice acuto terminantur. Subtus ex dilute
cinereo albicans regnat color.
N u m . 3. Loligtnis tertia [pedes.
Huic color eft fupra obfcure fufcus, corpus gracile, at valde longum, minutum caput, radii ftellati
brevioresj minoribus itidem papillis prxditi. Bma brachia longiora minutis in omni fuperficie fcatent
papillis. Lata pinna caudx cxtremo adfidet. Tubus, atramentum emictens, fub collo hxret. Cxtera
cum priore convemc hxc fpecies, nifi quod offe careat dorfali.
N u m . 5. Loliginis quart a /pedes.
Proxime prxgrefTx hxc quoad formam, extenfionem, 6: colorem, fimilis eft: at caput gerit, radios
ilellatos,
k r i n g van boven aan 't hoofde: van onderen zitten zy vol zuigdoppen,
die als tepels met taaie vliezen daar aan vaft hangen, en
mede tot de voorttelinge gefchlkt zyn. By de Zeekatten en PolypufTen
zitten zy dieper in de huidt. De zwarte kromme bek
gelykt wel naar een grote Papegaaien-bek, daar wy in 't voorgaande
Tafereel reeds van gefproken hebben. De oogen , die
geheel buiten 't hoofdt fteken, gelyken eenigzins naar die der
k r e e f t e n , en zyn byzonder groot, als de oogen van kalveren,
inet een zilvcrachtigen glanfch bekleed. Het gezicht is als met
een dik vlies overdekt. De grote buispyp, waar uit zy hun zwart
vocht fpuiten, endoor een klapvlies op en toe fluiten, wordt
van iEliancis jpofpbagma^ en van Galenus 'tolos Hypofphagma genoerat.
Het rugbeen, dat in de zelve gedaante van Os Scpite
v e r t o o n t , wordt by de oude Schryvers Ofirakon en l'efta^ dat is
f c h i l d t , genaamt. Het is een deklel, dat het lyf van 't dier van
boven bedekt, en in balans houdt , en zit onder 't bovenvel.
Verder is 'er byna geen been of kraakbeenigheit aan den ganfchen
vifch. De buik van onderen is ega a l , z a cht , glad en langwerpig
rond , en licht afchgeel-vcnvig. Over de helft van 't
bovenlyf vertoont zich een heel zacht kraakbecnachtige vifchv
i n , die aan weêrzyden breed uitzet, en naar achteren met een
puntigcn ftaart eindigt, gelyk de brede vinnen van de rogchen,
het welk haar tot voortzetten in ' t zwemmen dient, om dat zy
gene andere riemen en vinnen hebben. Zy worden op vele
plaatfen voor een aangename fpyze gehouden, ook ingezouten
naar andere landen verzonden. Het mag wel van denbefchouwer
aangemerkt worden voor een wonderdier, door den alwyzen
Schepper ons voorgeftelt om zyne grote almacht daar uit te ler
e n kennen en te b^chercigen, gclyk omtrent alle andere fchepfelen.
Num. 2. tnijde foort q)an Loïigo.
De zelve komt byna met de cerfte in gedaante overeen, uitgezonderd
dac de fter-ftra!en na proportie niet zo g r o o t , als mede
de twee lange armen ook veel korter en ronder zyn. Aan 'teinde
van deze armen, of zuigpypen, zitten maar zuigdoppen, gelyk
b y de voorgaande: ook is de hals veel langer, en de oogen Itaan
kleiner in ' t hoofdt, gelyk die der fchelviHchen. Verder is deze
van boven paarsachtig vol gcl l ippel t , die over den rug ' t volfle
cn 't grootlle vallen. De vlerkvinnen , die , gelyk twee
zwaarden, aan ieder zyde onder de huidt gehecht zyn, breiden
zich ook uit in gedaante gelyk de fmids de fcheepsankers maken,
die eerlt uitgebreid, en nadcrhandt met een dikke rib in 't midden
puntig een einde lopen,
afch-wit gekoleurt.
Van onderen is deze vifch licht
Num. 3. Derde foort ^an Loïigo,
Deze is van boven donker bruinverwig, heel lang en fmal van
l y f , en klein van hoofdt , als mede van de flerre-llialcn, die kleiner
van zuigers zyn. De twee lange armen zitten van boven tot
beneden vol kleine zuigers: de brede vin zit op 't einde van den
iVaart. De buispyp is Icort onder den hals geplaatll;,daar zy hun
zwart fap uit fpuiten. Verder komt deze met de voorgaande
overeen, behalvcn dat hy geen rugbecn heeft.
Num. 4. Vierde foort wan Lollgo,
D e zelve komt met de voorgaande in gedaante, lengte en
fmalcc, als mede in koieur overeen , bchalvcu het hoofdt cn
dc
li
il.
i L .