R E R U
Num. 14.
M N A T U R A L I U M
Cancer Amertcanus, argentem, fuprnm.
Argentei nomen habet a colore argenteo dilntiore, quo tefta ejus fupenor ornata ^ ^
tak-evia font & cralTa, granulisqucV-opullulanabus, tanquani roarganns, afpera. Pedes rehqui -
dem cuni & craffi,, extremos arti J o s unguibus acutiffimis munitos gerunt aha penitus, quamm alus
Cancris, ratione. Cauda in acumen dcf.nens firmiter verlus ventrem contrafta elt.
N u m . 15. Cancer mar'mus, mhwr, mcifirans.
Dicuntur hujusce fpedei Cancri fonum edere ab adtendentibus
diebm quam tempcltas manna oritura eft: unde qui eras manfmas mcohmt , tn:o quodana proyerbio
i ' i m ï ^ n e n ^ ^ Cancr'voc.ferantur. C-.terum mmufculus b e ^ : quamv.s
haTd d E n d u m ht quin majores t4at hxc fpecies; fiquidem a mmu » ejusmod, animalculo v,xfomu
' p r o c T a u t L u ^ e ' d , poffe v.deatur. Pars'antrca lato quah fcuto hrmata ruffl eft colorrs, dun. tefta
fuperior ex rubro variegatur.
16. Cancer hngtmanus, fpmofm, faxauDs, fronus.
n u r a veluti lapidca crufta tea;itur. Coloris eft ex dilute cinereo grifei. Corpus minutum capite
t , o £ pjomm d o ' ^ ^S- o . OcuUs calcana quafi materies adcreta eft. Superna facies tuberofa obtufis
SLer^fp O S t r a ° Longa brachu fuis cum forcip.bus eadem ratione comparata funt , horumque finn
S dSr^cralTme & longitudme antecelht. Pedes poftic,, indem mcruftat., acutis gaudent unguibus.
N u m . 17. fuprnm.
Sic patulum ejus os, & elegans cauda, ocuhs exponuntur
Num. 18- Cancer incomparabihs, eleganttßme piBus, Orkntahs.
Tefta fuperior , fcuti inftar, variis ornamentis & profondioribus foveolis quam artmdofiffime elaborata
& veluri^exfcuIpta , dilute arantio colore, quem coccineus rubor per foffulas diffiAs vanegat confpicua
eft Brachia, pedesque, fimiliter fefe h a t ent . Oculi proflindis ex orbitis protuberant. Brachia forc
pata eiusdem utrinque funt magnitudims. Oftoni funt pedes, quorum priores quatuor teretes, & parum
pÜofi, reliqui vero plani & villofi, omnes tandem acutis unguibus muniti cernuntur.
Num. lO*
Num. 14. Weß-Mißh Z'dver-krabbetje,van
onderen te zien.
Met drans;c den naam van ZilveM;rabbc:je, om dat de bovcnfchaal
me: eene licht zUver-klear vcrfiert is. De voorpoten en
fcharen zyn kort en dik, met opwerpende korreltjes , als peer-
Icn: de overige poten zyn kort en dik , en der zeiver kkauwea
hebben daarenboven heel puntige nagels, welke aan andere krabben
nier gezien worden. De Ilaarc, die puntig eindigt, üuic
vaft onder het lyf.
Num. IJ. Kkme Zee-hrah.
Men zegt , dat deze foorc van krabben een geluidt van zich
r e e f t , dat gehoor: kan worden , als men 'er acht op geefc, en
wel eenige dagen voor dat 'er een onweêr in zee zal ontltaan;
waarom de lieden, die wat digc aan het ftrandc wonen, voor een
fpreekwoordt hebben: Wacht u^ het zal onmêren-^ want.de krabten
roepen. Het is, voor't overige, maar een klein krabbetje;
hoewel men niet behoeft te twyflelen, dat'er een groter foor:
van de zelve is, die geluidt maken , nademaal men het geluidt
van zulk een klein diertje, als dit is , zo ver niet zou kunnen horen.
He: is van voren met een breedachtig fchildt voorzien , het
welk rosachtig van vcrwe is: de bovenfchaal is roodachtig gemarmert.
Num. 16. Lang gearmde, gedorende y Rots-krah^
van boven te zten.
Zv is met eene harde, als fteenachcige , korft bedekt. Hare
verw is licht afch-graauw. He: lyf is klein , hebbende een
flomp, puntig, hoofdt. Het fcheynt als of de oogen met eene
kalkachtige ftolFe overgroeit zyn. Verder is deze krab van boven
cebult, cn met ftompe dorens bezet; gelyk ook de lange
armpoten en nypers , zynde de linker arm de dikfte en langfte.
De achcerftepocea zyn mede korftachtig, en met puntige klaauwen
voorzien.
Num. 17. Dezelve Krab van onderen.
Men ziet dus den open ftaande bek cn ficrlyken ftaart vertoont.
Num. 18. Onvergelykel'jke ^fchoongetekendey
Oofi-Inéfche Krab.
De bovenfchaal , gelykende naar een fchildt, is zeer künftig
met verfcheide fieraden cn heel diepe kuiltjes uitgewerkt , en als
uitgebycelt, of uitgegraven, licht oranje-rood,met hoger rood in
de kuiltjes. De armen en poten zyn eveneens geftelt. De armen
, met hunne nypers , zyn van eene en de zelve grootte, ^y
heeft acht poten, waar van de vier voorfte rond en een weinig
luairig, en de vier achcerfte plat en ruighaairig zyn , maar ze
zvn alle met puntice k ^ . t b laauwen voorzien. jp^
T H E S A U R U S .
N u m . 19. Aflacas, Pedkulo marmo ftmtlis ; L e o Rondektn.
49
U t Leo audiat Rondeletio, nihil tarnen Leoni fimile monftrat. Eft autem Aftacorum fpecies, non ita
ci-ebro occurrens,fpaclicei coloris^ aliorumAnimanrium marinorum majorumflagellumi fiquidemVpinons
fuis unguibus anticis, perlongis, uti Pediculi marini, pungens fanguinem proliciat, quo le nutrit. Cetera
fimilis eft Aftaco breviori, longaque bracliia forcipata, acutis undique fpinis horrentia, ferrse ia
modum veluti dentata, minutisque maculis guttata, monftrat. Reliqiii pedes, una cum tefta fuperiorCj
itidem ferrati, lineisque transverfalibus diftindi funt.
N u m . 20. Idem fuptnus.
N u m . 21. Cancer plampes, fpnofus, minor, orbicularis.
Brachia gerit & forcipes breves atque minufculos. Planorum pedum primores articuli antica parte ferrxinmodum
dentati, lubfcquentes vero I^eves, unguicuU tandem ruifiis pilis quibusdam hiriuti funt.
Color fupernx faciei cx ruiFo cinereo-flavefcens, maculis fpadiceis, marmoris in modum, variegatur.
N u m . 2 2 . Araneus mar'mus, pronus.
Teftaccum ejus opcrimenmm eleganter piótum, & quafi rugis fulcatum eft. Caput breve & obtulum
j oculi minuti j braclüa cum forcipibus, reliquique pedes ^ pariter curti funt.
N u m . 21.. laem Juptnus.
N u m . 2 4 , Cancer flofculofus, pronus.
Pallida hic rubedo faturatius rubris quafi florum foliolis, hinc inde disperfis , variegatur. Poftica pars
latior eft antica anguftior rotunde convergit. Inter oculos apicequodam os prominet. Brachia cralTa
lunt^ pedes vero polhci mmores lub ventre delitelcunt.
N u m . 2^, Aranei marini altera f p 'ecies.
Brachia fîiis cum forcipibu.
t a b u l a
Num. 19. Zee-kreeft, naar een Zee-luisgely^
kende j waar aan Rondeletius den naam van
Leeuw heeft gegeven.
Hoewel Rondeletius deze krabbe den naam van Leewj) geeft
heeft de zelve evenwel geen de minfte gelykenis naur een leeuw.
He: is een foor: van kreel'cen , die felden gezien worden , zynde
kartanic-bruin van verwe , en tot een plaag van andere grote
zeedieren, om dat zy de zelve met hunne lange , ftekelige, voorklaauwen,
gelyk de zee-luizen , prikken, dat het bloede daar uit
komt, waar mede zy zich voeden. Verder zyn ze van gedaante
als een korte kreeft, met lange armen cn fcharen, die puntig gedorend
, zaagswyze getand, en klein gefpikkelt zyn. De overige
poten, gelyk ook de bovenfchaal, zyn mede als een zaag, en
met dwarllrepen gecekent.
Num. 20. De zelve van onderen.
Num. 21. Klein rroonndd ùlaivoetig en ge dor end
Krabbetje.
Het heeft kleine korte armen cn fcharen. De achterfle leden
van de platte poten zyn van voren zaagswyze getand, maar de
voorfte glad, cn de klaauwtjes eenigzins ruighaairig. De verw
van het bovenlyf is ros afch-geel, ca mcc bruine vlakke als gemarnierc.
Tom. lil.
Num. tl, Zee-fpinnekop^ van boven te zien.
Het fchaal-dekfel van dezen zee-fpinnekop is fraai getekent,
en als gerimpelt. Het hoofd: is kort en flomp; de oogen zyn
klem, en de voorfte armpooijes en fcharen mede kor:, gelvk ook
de achterpoten. ' ^
Num. 23. De zelve van onderen.
Num. 24. Bloemachtig Krabbetje ^ van boven te
zien.
Dit bleek rode krabbetje is hier en daar als met hoger rode
bloemblaadtjes beftrooit. Hec is van achteren breed, en van voren
loopt het fraai en rond toe. De bek komt tuOchen de oogen
met een puntje te voorfchyn. Het heeft dikke armen: maar de
kleine achterpoten zyn onder hec lyf verborgen.
Num. 2y. Andere föort van Xee-fplnnekop.
Des zelfs glad fchaal-dekfeltje is van voren breed. De oogen
ftaan ver van malkander. De armen en fcharen zyn kort en dikj
maar de acht achterpoten dun en fchraal.
N T W I NI
I
il:;
' i
m