T H E S
N u m . 5, a.
A U R U S .
Echinus inâigenus.
î 9
Prioribus proxime accedit. Coloris efl dilute grifèi.
Lit. b. Idem fubcus con^iciendus.
N u m . 4. a. Priorifimilis Echinus, indigenus, fpinulis tenuijjimis 0
Ad noflra littora, ^to^t Sche^veUngantt inventus efl. Colore pollet ex thalaffino purpurafcente. Si
quando ficci confervantur Echini, eorum fpinulx fixs permanent, qua: alias excidunt, ubi Animal,
acre humidiore caiitum, in fuperficie ficum contrahit.
Lit. b.
iiore cactum,m luperticie licum Idem fupinus, inferna parte, minatum Cancrum quinis fuis interprementibus denticulis tcnci?
i unde patet, ejusmodi efcas infetftari ha:c animalcula.
re cermtur;
Num. 5' Caput Echini marini, una cum quinque denticulis.
Dentés hi in medio partis pron^ Animalis defixi ha;rent, quinque ofTeis in alveoKs radicati, antica
3arte ope circularis membranuk fîrmati, è qua eorum apices pro minent mobiles : ut adeo, fi quid pa-
)uli hisce Animantibus occurric, dentes hi a fe mutuo dimoveri^ iterumque firmiter committi queant.
Quinque illi alveoli rotundo infident ofTiculo ftellato , quo exadè excipiuntur, uti lit. b. commonftrat:
interiora verfus alia demceps duriora adfunt officula^ fuftentacuU loco infervientia j qu^ omnia, inflar articulorum,
ab Animali vivente moveri pofTunc.
Lie. c. Alveolum exhibet, fuo adhuc dente inftrudum.
Lie. d. Très monflrat erutos denticulos, intuscavos, ancerius tantillum incurvatos.
N u m . 6. a. Echinus minor, pullus, oblongus y Africanus,
Stellatis veluti radiis prsditus albicat.
Lit. b. Idem fupinus.
Num. 7. a. Priori hicj quoad formam, ferèfimihs, dorfô tamen gaudet minime perforato, fed
molli ftellula ar^è claufo. Coloris eft ex dilute cinereo flavefcemis. In prona ejus parce, ad lit. b. bina
hiant foraminula, quorum fuperius longum propendet, inferius oblique huic oppoficum eft, uti in Echi^
momctris.
N u m . 8. a. Echinus marinus nodiformis.
Quindecim infcriptos monftrat radios, ftelk in modum expanfos, qui pallide rofei funt coloris, qua
parte remillms tingantur. ^
Lit. b. Idem inferna parte pallidilEme rubellus-
Num. 5). a. Non adeo figura, quam colore, is a priore discrepac. Eft enim coloris Arantii. Ima
faciès codem modo comparata eft, âd lit. b.
Num. I G,
Num. 3, let. a. Inland/ehe Zee-hoop.
Het is daar naaft by te vcrgelyken, zynde licht graauw van
ven^'e.
D e zelve by let. b. van onderen.
Num. 4. let. a. Fyn gedoomde Zee-knoop, wan
de zehe foovt als de ^voorgaande.
H y is aan ons zeeftrandt, namentlyk te Scheveningen, gevondcn.
Hy is van kleur zeegroenachtig paars. Zy behouden hunne
Itekeligc dorentjes als zy droog bewaart worden j maar als zv
door vocht weder geraakt zyn, befchimmelen ze en vallen af.
Let b. vertoont dit dier van onderen, daar men ziet, dat het
kleine diertje een jong krabbetje gevat heeft tunbhen de vvf zamenknypende
tandtjes, waar uit blykt, dat zy daai- op aazen,
cn hun voedfel daai- van hebben. ' ' J r s
Num. 5. let. a. Het hoofdt wan een Zee-egely
met wyf tandtjes.
D e tandtjes zitten van onderen in 't midden van 't dier vaO: in
vyf beenachtige kokertjes, zynde van voren met een rond huisje
vaItgc^grocit,daar de tandtjes door ftckcn,en zich bewegen kunnen,
cn als hen iets tot hun voedfel ontmoet, kunnen zy de zelve
openen en weder toeknypen. Deze vyf kokertjes zitten in
^ n rond Iterachtio beentje, daar zy net in fluiten, by let.b aangewezen
en verder naar binnen door andere harder beentjes
onderfleunt wordende, gelyk leedtjes, die zich, als de dieren
nog leven, bewegen kunnen.
W y tonen by let. c. een kokertje, daar een tandt in z i t , en by
let. d. drie loiïe tandtjes, die naar voren een weinig gekromd,
en van binnen hol zyn.
Num. 6. let. a. Klein jong langachtig Zee-egeU
tje, uit Afrika.
Het is met fterachtige ftraaltjes, gelyk een fier, voorzien, en
wit van kleur.
L e t . b. Het zelve van onderen.
Num. 7. let. a. Dit komt met de voorgaande in gedaante
byna overeen, doch heeft geen opening op den rug, die met een
zacht fterretje digt gefloten is, zynde iicht afch-geelverwig vaa
onderen. By let. b. zyn twee openingen, of gaatjes, waarvan
het eene van boven lang neerhangende is, cn het onderlle dwai's
daar tegen over, gelyk de Echimmetrte.
Num. 8. let. a. Zee-egeltje, in de gedaante wan
een knoop.
Het heeft vyfcien flerachtige ftralen, met bleek rozc-rood gekleurt,
daar de ftralen het bleekfl zyn. ^
Let. b. De zelve van onderen, heel bleek rood.
Num. p. let. a. Dit verfchilt weinig van het voorgaande in
ïdaantei maar in kleur valt het oranjeverwig. Het is van oneren
Ï
by let. b. eveneens geftelt.
^ ^ Num. 10,
f :