0
1 1 4 K E R U M NATURALIUM
N u m . 2. Eadem inverfa.
N u m . 3. Species altera, minor.
Coloris etiam cfl magis fpadicei, anguftisquc fafciolis , nigricantioribuSj circumdatur. Plerumquc
qualemcunque ob fimilicudinem ocafMj 'vitulinus audit.
Num. 4. Species alia, ancica parce dilute cineracea, Icmiiifco albo circum turbinatum apicem lirat
a , poftica parte paulo faturatius grifea, ex fulco fafciata.
Num. 5. Cmereo-grifea hxc ell, ex fufco liraca, in apicem nigrum terminata, albis flifcisque vinculis
ventrem circumfcripta.
Num. 6. Ha:c proxime imulatur Bovis Viculive oculum, ventre donata ex cxruleo plumbei coloris,
quinque tenuibus txniis, nigris, decorato. Ejus fpira antica parte Ipadicea eft, ex albo lirata, inque
apicem définit nigrum, oculi pupillae fimilem.
Num. 7. Ejusdem circiter, ac prior, ell forma:, at alio colore piâra, ventre minor, ex fufco fafciata.
Num. 8. Minor hxc efl, pollica parte admodum faturate fpadicea, fplendens, binis tenuibus txiiiolis
per medium circulata, antica parte dilute cinerea, verticillo fubfpadiceo.
Num. <). Discrepat hxc fpecies penitus a prioribus : ex cinereo luteo enim unicoloi eft, tefta donata
crafliore, minus fafciata, profunde fulcata, in apicem tenuiorem, fufcum, crifpata, circum os alba,
in tus rubicunda. Liftero audit Cochlea fubßa'va umhilf cat a.
Num. 10. Priori penitus fimilis eft h x c , prarterquam quod colore cinereo-grifeo gaudeat.
Num. II. Iftlixc undiquc ex cinereo dilute flavefcit, minorque eft, at profundilïime fulcata, verticillo
acuminato, perelcgante, conlpicua.
Num. 12. Ex cxruleo plumbeus totam banc pingit color. Supra adfunc rugx. Spira dilutioris eft
coloris, inque longum & valde acutum apicem excurrit.
N u m . 13. Cochlea glohofa, feu Kapum diäum, majus.
• Hujusce generis maximas inter {pecies e f t , quam lieic exliibemus. Cauda ejus l o n p purpurafcit; dum
cxtera fere omnia penitus candicant & pellucent. Superna pars globofa eft, & planiulcule turbinata, in
minutum apicem acuminatum concurrens.
Prior, fubtus confpicua, ore eft lato, amplum patulo.
Num. 14. Rapum album, cauda curva, five femicrifpata, donatum, a poftica parte ad dimidias
coftatum.
Num. ly. Et hxc fpecies alba eft, coftulis teretibus, tanquam txniis, confertim circulata, breviore
Cauda gaudens.
Num. 16. Coftis hxc carct, fupernam per ventris partem glabra & alba, longa cauda, ad finem
crifpula, prxdita.
Num. 17. Albicans hxc, tenui quafi filo obvoluta, coftata, {capo longo intorto, profundis liris,
breNviu mca.u d1a 8.g audPeatu. lo major q u i d em, c x t e rum priori fmiilis e l l , fupra I x v i s , a poftica parte coftata.
Num. I p.
Num. i. Is de zehe omgekeerd.
Num. 3. Een andere i kleiner Joort.
Dcze is cen foort kleiner, cn bruiner vnn verwe, met zwart
e r , fmallc, banden omringt. Zy worden gemeenlyk Kalfeoogen
geheten, om dat zy daar naar gelykcn.
Num. 4. Is van voren licht afchverwig, met een witte bande
om de krultop gevoornt, van achteren wat. donker graauwer,
met bruine banden verfiert.
Num. f. Deze is a fchgtaauw, bruin gevoornt, met een zwart
krickopje over 't lyf, met witte cn bruine banden omwondoi.
Num. 6. Deze heeft wel de meeHe gelykcnts naareenOfle- of
K i l ' s o o g , en is over het ly.f blaauw loocverwiv cn g lanzig, met
fmallc zwarte bandtjcs verfiert. Van voren is cTe krul bruin, met
wit uicgcvoovnt, en een zwart puntje, als een oogflier.
Num. 7 Heeft omtrent de zelve gelykenis van de voorgaande,
maar is anders van kolcur, kleiner van hoorn, met bruine bandrjcs.
Num. 8 Is nog kleiner, van achteren heel donker bruin cn
glanzig, met twee fmallc bandtjcs nvor 't midden, van voren
licht afchkolcurig, met een bruinachtig krullet je.
Num. 9. DI'zeiseen heel andere foort,cenko!eurig,arehgccl,
dikker van fchiiul, en-niet gcbard, diep gcvoount, puntiger cn
bruin gekrielt, om den mondt wit, cn van binnen rood'gelu)-
Icurt. Liilcr noemt deze foorc Cochlea fubfiava umbiiicata.
Num. ro. De zelve foort komt met de voorgaande in alle delen
overeen, uitgezonderd dat ze afchgraauw van koleur is.
Num. II. Deze is geheel licht afchgeel, kleiner van grootte,
en heel diep gevoornt, met een fraai puntig krulletje.
Num. 11 Is heel blaauw lootverwig, en wat gerimpeld van
boven: de krul is lichter van koleur, en draait heel puntig cn
lang ten einde uit.
Num. 13. Raaphoom.
degrootfte foort in dit geflacht, met een lange
Haart} anders byna hed wit doorfchynend, v;
;cn
van
Deze is van
Eaarsachtigcn
oven rond en plat gedraait, met een klein puntig tuitje.
De voorgaande van onderen te zien, met cen bredcn, 'wydai,
mondt.
Num. 14. Witte Ranphoorn, met een krommen of half gckrulden
ftaart, van achteren half geribt.
Num. if. Deze is nicdc w i t , met ronde ribbetjes,als banden,
geheel vol omwonden, cn een korten ftaart.
Num. lö I.S zonder ribben, w i t cn glad van boven over'C lyf,
met een langen ftaart, die op het einde krullig valt.
Num. 17. Deze is w i t , cn ais met een fynen draüdc omwonden,
gcribc, en een lange gedraaide tuit, mee diepe voorcn, cn
kort van Ibiavt.
Num. 18 Is wat groter, anders met dc voorgaande ovcrecnkomftig,
van boven glud, cn van achteren geribt.
Num. 15.
T H E S A U RU S.
Num. IJ. Tota collis afpera longiorem apicem & caudam gerit
^ ^^^ Cochlearum fpecics, fuisque iterum gaudet varietatibus Pars R.n,>
fimihs eft; at lirx fimbria terminantur. ^ vauuatiDus. lars KapiJ
N u r ^ Cepa marina, cujus fuperior pars, inftar cuticulx euerioris fquillx, ex fiivo rufFo ^
a l b o p i d a d l ; cauda parva, crifpula, gaudens. ^ ' ^
Num. Z4. Cepa minor, terrertris.
Num. 15. Bmx minores Cochlex terreftres, allii bulbulis fimiles.
N u m itf. Cochlea fubflavefcens, umbiiicata, craffiore tefta conftans, fubfpadiceis lineis transver
fahbus, ferpentmo dudu, arde circumfcripta. ^ transver-
Num. zy. Eadem fpecies, multo major, lineis carens, Ixvis, xqualis
infcripm.' fP^^^i^l^^. minor, teftx fuperficiem externam rufFulam faturate fufds txnii?
N u m . 29. Cochlea rvalvata, Uvis i five Vitellm primus.
O b formam & magnitudinem ita vocatur: eft enim Cochlea turbinata, apice obruf e e rraudcn. m
l o n s v i t e l h n i , Ixvis iplendens, fubtus albicans, operculo porcellam didli operis ad . X candTd^^"
m dmiidium otbem formato, prxdita. ^ r ^ au mitar candidiiiimo.
Num. 30. Vitellus pallidus, priorc paulo major, albis maculis varius
Num. 31. Viteüuscompreftus, planior, magis coaftus, xqualis, faturate flavi coloris or^. .n.
flius convergente, in apicem album acuminato. ^oions , ore angu-
Num. 31. Cochlea valvata, quarta, ejusdem coloris & figurx ac priores, at major
Num. 33 Valvata quinta, candidiiîima, inftar porcellani didioptimi, e.usdem ac orior f.r
Sub codem Numero j 3 eandem exhibemus fupinam/ Multx quidem^ nob s uppeTu k L^usce' t '
quas tarnen xri incilas heic exhibere fuperfedenius, ad alia pergcntes. ^^ ^ '
N u m . 34. Bulla, ßve ovnm Vanelli diäum.
Genus hoc pluribus quoque conftat fpcciebus, ratione colorum & pidurx admodum vamnribn. r. .
in ns obtmet convolutio, apertura oblonga, paucique gyri. Quam heic cxhibemus, inter maximas eft
quas miquam nobis videre ficmt, inufitata elegantia, marmoris in modum variegata: quum teft. rin.r
gtifea, tenuis, bullx xmula, quemadmodum ova Vanelli, unde nomen habet L e Cochlea fa ur " f
fcis macuhs & pun6tis magnis, parvis, diftinguatur. '
conanne v lnegafa! '"' ?" gn f c n a
Num, 36. Alia oblonga, cx albo perfundata, ex cxrulo & ruffo variegata.
Num, 37,
fta^t""^' ge r ibt , met cen langer tuitje cn
Num. 10. Geel Raapje o f K n o l , met verhevene bandtjcs omwonden,
cn met hoger gele dwarsbandcn van boven naar beneden
overtrokken, puntig aan 't hootdt, met een korten gekruldcn
(taart. ^
Num. ii. Een andere bleek geleRaap,van onderen verbeeld,
met een wyd ^ipcnden mondt, wiens lippen getand zyn.
Nutn. zi Deze verbeeldt cen uie, ot S r^, die mede in foorten
zyn,en deels naar deRapcngeIykcn,waar van de voorcn met
een foom gefloten zyn.
j ï"'"- wiens bovenlyf geel, ros en wi t is, gelyk
l l g c n t o "" kkinen krul-
Num. 24. Een klein a.ird-uietje.
gelykendenaar de boUe-
Num. Geelachtige, dik fchilh-ge,Navcl-flak, met bruinrht^
igc dwarsllreepjfcs llangswyzc dig: aan cen gevult.
-- -» - ï ' - • • • • " g i . , i^avciachtigc
dwarsltreepifcs flangswyze dig: aan cen gevul
Num. 17. De zelve foort , maar veel groter, zone
zonder ftrccpjcs
egaal en glad.
Num. i8. Een klein van de zelve foort, met donkerbruine
b;mdcn over dc rosachtige bovenfchaal getekcnt.
Num. zp. Eidoojer ^an gedaante en p-ootte.
Het i? een ronde alykruik, met een ftompe punt, gelykende
van koleur een doojer van een ei , glad en glanzig. Zy zyn van
' " " •'Ebbende
Num. Ji. Dcm is phtter en mecf ingedrongen, eoaal
h o g „ geel gekolcurt: de monde loop. 4 . 1 nlec^eenVk
g ™ « ? en Icoleur ^s de . o c .
Nnra. Jj. Deze is geheel wi t , gelrk fyn wit porcclvB {„
de voorgaande gedaante. De zelr? vertonen df z d ™
Nnm. is van cnSeren. Wy hebben 'er verfeheide foLten van!
gTn'oTLTotLTerÏ verbeelden™.;
Num. 34. Kievits-ei.
Di t geflacht beftaat mede in vele foorcen, en zyfnr zeervcrander
yk in verfeheide tekeningen cn kolcnren. Zy zvn
malkander gerolt, met een langwerpige opening, en ^ t wi ' "
-•eren. De^e ,s een dcrgrootite foortfn, ^ e wfooi tgcïcThcT
en, en ongemeen fraai gemarmertV'mcrdonkJrTriKd-'lf^^^
en ftippclcjes, groot en klein,op de afchgranuwe fchnal J iJt f
dedun cn blaasachtig van natuur zyn, g^elyk de kievi« cier?n
daar zy den naam van dragen. ' ' o ^ '^icvjts-cieren,
Num. 3f. De twede foort is kleiner, mpr rur,^^ i
" " ™ ^"-grondt, «aanwen
F f I XiST' uin. 37,
Ihii!