T H E s A U R If s.
texit (»> Verum tranfeo ad fpecialem fingulorum, cjuae his tabülis traduntur, defcrlptionem.
Num. I. S_pot2giaßflukta, ßmpkw
Hü.c plantée, cujus perm.gna, quod ad formam, varietas occurrir, vix aliud, quam fpongio., nomen competiti
quum conformanone ift, genen fimillima fir^ etfi materie veluti cornea conffare videatur Pa dculis
nimirum coaluit dunufculis ad taclum afperisque, fubtililTime contextis, coloris fufci , forma fiftulari.
N u m . 2. Spongiaßabelliformis, nigra, ßbris ienuijfimis, rigidis.
E x Indiis o r i e n t a l transmifTum accepimus idud flabellum marinum, oppido rarum, adoras A-
^'"btilibusque & rigidis fibrulis denfifTime in retis formam contextum
veluti fiabellum refert. Truncus crafTus, mox in tenues ramulos divaricatus, fic fefe attenuan^
do celeriter evanefcit. Materies ejus corneum inter & fpongiofura genus dubitat.
Num. 5, ^kyonium irreguläre, rigidim, mmhranaccum^ celhdoßv.m.
Qui-de plantis marinis egerunt, Scriptores plerumque Alcyonia appellare confueverunt quascunque
ifhus modi rerum qu.-e ob irregulärem fîrufturam ad certum genus redigi non poterant : quafi innuere
voluiüent, nidos forte cujusdam animantis effe. Quod hac icône exhibetur, corpus eo referendum
videtur. .Kigida quidem id materie eft, at fimul tenui ac membranacea, contextum, extremis
apicibus plunmis acute terminatis. Inrus & foris celluiis gaudet nullo ordine congeftis. Membrana^
cea ejus compages valde tenfa eft, & ex nigro fufci coloris.
Num. 4. Similis fpongia, ut Num. 2. at laxioris texturoe.
N u m . 5. Spongia crtäa, ßihtilior, ßragiUs, ramulh îcnmhus,
Ramofa ha3C plantula naturam fpongiae magis, quam fupra defcript^e, proe fe fert. Coloris efi dilute
tuici,, ac materia fubtiliffime contextce, mollis adtadlum & tenercT. In Indiis Occidentalibus e ru^
pibus germinat; uti, quod lue exliibemus, fpecimen fragmente lapidis in/idens monftrat.
Num. 6. Planta marina^ ïlgnofa, ramuïis tenuihus^ in moàim relis contextis.
Materies ejus ligni jemula, ex dilute flavo colorata difcrepat a Ceratophytis eo, quod fragilior fit ac
veluti ex fibris compofita. ^ ^ ^ °
Num. 7. Forma duntaxat a fpecimine Num. i. diftinguitur.
f . r i ^ n l J J n T . * ^ - ' ' ? ' ' A- Seba, induftria Peyironel i i i & Jtiffieuji, nuperrimeqi i e etiam Ellini, indubi- »
t a t s a r g u n i e n t i s e u c i c , pkirima i f toni m c o r p o r um, ne dicam omnia, arcificio cerca: fpeciei animalculorum, quibus »
P o J y p i s n o r a e n eft, fabrefacla horiiraque potius derel idh d i e domici l ia, quam, quariim modo fimilitudinem prae Te "
i e m n t , plantas marmas : prorfusuticonchyliair ' t 't k
menc bertond te onderzoeken, derzelver Bloeflèm en riederwaardf
e sroeying (•) ontdekte. Maar laaten w y toi derzelver verdere
b e f c l i r j - v i n g overgaan.
N t i m . r. Eenimd/g pjpacbfig Spomge^'^is.
D i t gewas, waar van 'er veele in zeer verfchillende gedaanten
g e v o n d e n worden, kan, wegens deszelfs anders overeenkoomende
gedaante met de Spongie, niet wel anders genaamd worden; hoe.
wel liet van een hoornaclniger natuur fchynd. 'T beftaat uit een
i g z i n s harde en fcherpe deelen in het aanraaken, en is van een
heel fyn weeffel, van een bruine coleur en van binnen geliecl
N i i m . 2. Ziume Zec-n-aycr, met bede fyncjcherpe
^^czels.
D e z e zcldfaamc zee-waver is ons uit de Oofl-Indicn toegezonden
, en vald op de A roëfdi e kulh Zy is zwart van coleur, en
v a n een heel dicht, fyn en fclierp weef lèl , netsgewys en wayerachcig.
Haar dikke middel-aam verdeeld zich terrtond in fyne fteng
e n , zoo dat zy zich fpocdig verlieft. Zy fchynd zoo wel tot de
H o o r n - a l s Sponsachtige Geflachten te beiiooren.
N i i m . 3. Hard, JTrn-en CcJachtige jïkyoniiim^
van cenc onregelmatige gedaante.
D e Schryvers, welke over de Zee-Planten gefchreeven hebben,
noemden veeltyds die Ijighaamen, welkers onregelmatige gedaanp
r a e
5 quae v a cua , &: incoi i s fuis p r i v a t a , ad n o s perveniunt . "
Num. S.
t e zich nergens aan bepaald, /llcyonhim: mogelyk hier door reeds
w i l l e n d e te kennen geeven, dat zy hec zelve voor een N e f t .van
e e n i g Dierlyk weezen aanzaagen. Van zoodaanige natuur is ook
het geen w y hier verbeelden. 'T is een hard, doch teifens, dunv
l i e z i g famenweeffel, welks buitenfte uiteinden meeft fcherp uitloopen.
Van buiten en binnen is het Celachtig, zonder eenige ord
e r ; het vliesachtige, waar uit het geheel beftaac, is zeer ürak
gefpannen en heefc een zwart bruine coleur.
N u m . 4. Verfchild niets van I>Jum. 2. dan dat liet zelve vaa
een lofTer weeTfel is.
Num. j. Recht opgroeyend, zecrfy'Tii bros Sponsge\
V(is, met dunne takjes.
D i t takachtig gewasje is meerder , dan die welken wy hier vroeg
e r befchreeven hebben, van eene fponsachuge natuur; het is van
een licht bruine coleur, tamelyk zacht en teér in het aanraaken,
en van een zeer fyn weeffel. Het groeid in de W e f l - Indien op de
k l i p p e n , gelyk wy 't alhier op een ftukje der Rots verbeelden.
Num. 6. Houtachtig Zee-geivas, met dunne takjes^
v:e}kc netsgeivys gevlochten zyn.
' T geen w y hier befchryven, is van eene houtachtige
' an een wit-gee!e coieur, en met de hoornachtige fooi
n a t u u r ,
v a n coleur,foorten der
Z e e - g e w d l T c n verfchillende, door broHer en vezelachtieer faraeiin
e l f e l .
N u m . 7. Is liet zelfde als Num. i.
verfchillende.
alleen maar in gedaante
N u m . 8.
J!? , ''"'M'hy'fS l'an den Ihae A Sfba. pb I-ïrESEN Prys^oksl & Jussieu. «« ofikngs de Heer J. Eu.ts, cMm'de bewyzm duf s
een
/^Ime.. m'U anders zy» .Is Mv.^r heég, v^mm^cn, gelyk de Zte-hmncn en Mpel, ..^ikeUedis, en ^mLunue oosfchyiielykc in^^^Sr: beroof,Zeeraen
i" omLgevonden,
ivergesoruien.