K E R U M NATURALIUM
N u m . 5. Cancer mar mus y piifillm^ Amerkanus.
Latîufculum huic eft corpus, una cum binis brachiis forcipatis, crafTioribus, & fex pcdibus Curtis,
itidexn crafliufculis. Color cx ruffo flavefcens.
N u m . Ovarium Cancrimafmiy iruncQ fuo^ cm pes phinatiis etiammmi
adharet y c'irciim adcretum,
Innumeri hicracemi confpiciuntur ovulorum, pr.-E tcnuitate vix diftiiiéte vifibiliura, quorum aliquoc
ccntena in quolibet racemo tcnuifîimis mcmbraiiulis inclula barrent. Maturitatem hxc adcpta tunicas ilias
perrumpunt, parvumque fingula Cancrum cxcludunt. Qiii cogitat, quot millia ovulorum ab ejusmodi
Cancro producuntur, criamfi vcl dimidia pars infoecunda fit, aut ad perfeétionem non pervcniat^fane
crcderet fore, ut foecundillîma talis gcncratio ampliilîmos aquai'um finus tandem prorfus repleat. Adtarnen,
quia aliorum lixc Animalculorum mai'inorum in efcam ccdunt, parcus corum numerus fuperftes
manet. Undc icerum fapientilfima fummi Conditoris cura, quibusvis rebus creatis profpiciens, innotefcit.
Sub Num. I, z, 3 & 4 juniores quatuor repra:fentamus Cancros. Sub Num. i patet, tenclla
harcce Animalcula jamj am ovulis minutilfmiis, racematim fub cauda hjurentibus, ope microfcopoii diftin-
,(5tilfime confpicienciis, inftruda elfe. Unde equidcin concludcre fas eft, ipla, quanmmvis juvencula^
jamdum generationi apta elfe. Reliquis tribus ovula ejusmodi défunt.
T A B U L A DECIMA ET OCTAVA.
N u m . I. Cancer lanofus ^ calvatm, mas, pronus.
Dromia etiam & Eqiies ab aliquibus vocatur hic Cancer, forte quod tefta ejus fuperior ephippio quodammodo
funilis efti cum interim cranium humanunipilis nudum, five calvariam propius referat. Specularer/%
quoque aUi vocant, quia parte fuperna politus eft & ^lendens. Coloris c^eterum eft obfcure
fpadicei, villofaque lanugine tam infra, quam in ambitu teftsluperioris glabn-E, & circa pedes veftitur.
Bini forcipes pedum anteriorum , praigrandium & crafforum, adtritu quoque omnem perdidere lanuginem,
liinc penitus albi funt. Articulis atque extremis pedum binorum pofticorum gemini adhiErent unrues
admodum acuti, Oculi profunde intra caput delitefcunt, ut ab al ißi ad fcopulos, iub quibus ift—
i3ec fpecies commoratur, immunes lint. Riimphius Cancrum ejusmodi exhibet undique villolum atque
nigricantem.
N u m . 2. Cancer Pagnrus Maja, mas, aculeatus.
Pedes ejus, ut Aranei marini, valde longi funt, eorumque bini quidem anteriores longiffimi «Sc forcipibus
inftrudi. Pedum quilibet, prêter acutos ungues, quibus terminantur, fex conftant articulis.
E capitis
N u m . 5. Iße'm fVeß-Indifch Zee-krabbetje.
Hec is breedachtig van lyf, en heefc twee dikke voorpoten en
fcharcn, nevens zes korte en dikke achterpoten, ros geel van
verv/e.
N u m . 6. E 'ierßok van een Zee-krabbe, met de
fironk, en een vinnepoot.
Hier vertonen zich ontelbare crolTen met eiertjes, die zo klein
zyn, dat zy kwalyk gezien kunnen worden, zynde eenige honderden
in elke afzonderlyke vcrdeiinge of tros in heel dunne vliezen
befloten, de welke, na dat zy uitgebroeit zyn, zich openen,
komende uit ieder eicje een jong krabbetje voort. Als men nu
eens overweegt hoe vele duizend jongen zo eene krab voortbrengt,
zou men geloven, dat, al ging de helft daar van verloren,
eene zo vruchtbare voortteling de grote wateren zou vervullen.
Maar dit flrekt tot voedfel voor andere kleme zcegedierten,
zo dat weinige daar van in 't leven blyven. Hier uit
kan men wederom klaarlyk de Voorzienigheit van den Allerhoogften,
die voor alle icheplclen zo wonderlyk zorgt, erkennen.
By Num. i , 2 , 3 en 4 vertonen wy vier jonge krabbetjes. Men
ziet by Nura. i , dat 'er reeds eiertjes onder den ftaart van deze
jonge krabbetjes, van eene ongemene teêrheit, by bofchjes zitten,
kunnende door een vergrootglas duidelyk gezien worden.
RIen moet daar uit dan befluitcn, dat die jonge diertjes reeds toe
de voortcelinge gefchikc zyn.
A C H T T I E N D E TAFEREEL.
N u m . I. Wolachtige Zee-krab, het mannetje, van
boven te zien.
Deze zee-krab wordt van eenigen ook Dromia en Eques, dat is
Ruitery genaamt; mogelyk om dat dc bovenfchaal, of het dekfcl,
rond verheven is, en naar een zadel gelykt: doch zy geiykt
beter naar een herJTenpan of bekkeneel van een menfch, dat van
haair ontbloot is, anders kaalhoofdt gezegc. Zy wordt ook wel
Spiegel-krab genaamt, om dat zy van boven glad en glanzig is.
Voor hec overige is deze zee-krab donker bruin van verwe, zynde
overal met eene ruige wolligheit, zo wel van onderen, als
rondom de kale bovenfcliaal, en aan alle dc poten bezet. De
twee fcharen, of nypers, aan de voorlle grote, dikke, poten zyn
mede kaal afgcfleten van de wollige ruigte, en geheel wit. Aan
de leden der twee achterfie poten zitten twee ganlch puntige nagels
, gelyk ook aan de uiteinden. Dc oogen liaan diep in hcc
loofdt, waar door zy voor bet aanftotcn tegen dc klippen , waar
onder deze foorc zich onthoudt , bewaart worden. Jitimphius
vertoont ons zulk eene zee krab, die overal wollig en zwart is.
Num. 2. Groot gedorende Zee-krab; het mannetje.
Des zelfs poten zyn, als die der zce-fpinncn, heel lang, cn de
twee voorflc zyn de langfte, en met fchaaren voorzien, lederpooc
heeft zes Icdcn, behalvcn de voorÜe puntige nagelen. Voor aan
het
T l !
:
ii!
i Ini
m
i.fl!
'M