T H E S A U R U S .
Num. 13. Araneus marinus, minutißmus.
5 3
Bina gerit flagella forcipata, brevia, longosque & graciles pedes. Corpusculum pariter antlca parte
acuminatum eft. Oculi anterius juxta nafum collocati fuiit.
T A B U L A VICESIMA ET PRIMA.
Num. I. Cancer crumenatus, Orienfalis.
Dubitat is Aftacos inter & Cancros, Cäncris tarnen propius accedens. Coralliilo tin^us eft rubore;
vifuque amcenidmia ornatus pi6i:ura, nec efu injucundus : prorcipne vcro ejus lateranea, modo dcbito
proeparata, gratum pra-bent ferculum, juxta ac perhibent homines fide digni, qui iis in locis, ubi vivi
capmntur hi Cancri, commorati experiundo id didicerunt. Rmifhius quoque iconcm exhibet hujusce
fpeciei, fed a Chalcographo perturbatam, ut vera fabrica dignofci ncqucat. Tclb fuperior c multis
conftat articulis, conchularum inftar conjundis, ut cedere & diduci qucat, dum pedes ponderofi velociter
moventur. Pars capitalis dilutiore colore quafi undulata eft, & Aftaci vcluti caput pix fe fert.
Tefta: reliqux groftiore marmoris variegatione gaudent. Cauda, tribus articulis geniculata, liaeolis oblongis
diftmguicur. Brachia antica, crafTa^ luis cum fordpibus, penitus rubicunda, dentibus tamea
albis ierrata funt. Smiftrum flngellum dextro itidem craffius mulco & gravius eft. Reliqui fcx pedes,
poftici, è quinis finguli articulis, computatis fimul ungmbus, conftrudi Tunc. Ungues pilofis undique
hfcicu is horrent ^ dum rehqui pedum articuli magnis ferrati dentibus, & undulato adparatu
p i d i funt. Ocuh juxta nafum acuminatum protuberant. Barbam quatuor conftituunt cornicula, quorum
bina, longiora, brevibus ex annulis conftant, bina alia, breviora, longis gaudent articulis, & circa
principium extremi articuh ramulum emittunt, apice globofo terminara.
Num. 2. Idem fupinus.
Articuh hie, tefta mmus tedi, dilute carrulefcunt. Reliqua dilute flavi Tunc coloris, & cuafi crc
nat1a-1. i
Num. 5, AßacuSy marinus, Norvégiens,
Ex Chriftiania Norvegia^ Aftacum hunc, aliaque rariora, hquore condita accepi. Tefta fuperior,
cruciatim divila, decurrente per mediam longitudinem linea eminentiore diftinguitur. Oculi prxarandes
lunt Os, in acumen deiinens, quatuor cirros minores, articulatos, porrigit. Sub ore alia bina cormcula,
multo lon^iora, ad finem usque arde annulata, prominent. Cauda o£to conftat ex articulis,
quorum quilibet piiofa utrmque pinna inftrudus eft. Caudx extremo latiores pmna: adcrevcre, itidem pi^
lis hmbriatx. F agella antica, perlonga, mter fe xqualia, extremum prxpnmis articulum forcipatum,
in
Num. 13. KlehiJIe foort van Zee-ffimehoj). de geheel rood, en de tanden wit; doch de linker
veel dikker en zwaarder dan de regter. De overige zes ac
Z y heeft twee korte armen en nypers, met lange, dunne,
poten. Het lyfje eindigt mede gehee puntig. De oogen ihan
voor aan by den neiis.
E E N EN TWINTIGSTE TAFEREEL.
Num. r.
ten beftaan ieder uit vyF leedtje.
mede
arm poot is
icerpowaar
onder de nngelklaauweii
Byzondere foort van Beurs-krahbe, uit
Ooß-Ifidie.
D i t fchepfel is een halfflag tuOchen kreeft en krabbe} döch
gelykt evenwel het meefl: naar cene krabbe. Her is koraal-rood
cn fierlyk voor het oog gctckcnt, als mede fmakelyk om te eetcn,
byzondcrlyk de ingewanden, als ze wei toebereid zyn,nanr
het zeggen van. geloorwaurdigc perlbncn, die 'er een proeF van
hebben genomen ter piaacle, daar zy levendig gevangen worden.
Men vindt by ook eene afbeelding van dit fchepfel j
maar de plaatfnyder heeft het zo verward voorgefleld , dat
men het rechte maakfel van het zelve daar uit niet erkennen kan.
D e bovenfchaal van dit dier bcrtaat uit verfcheide leedtjes, welk
e als fchclpen aan malkander zyn gevoegt, om de zware poten
te liclpen mede geven in hunne volle beweginge. Het hoofdeneinde
is lichter gekleurc en als gewatert, cn gelykt naar het
hoofdt van een kreeft. Dc andere fchalen zyn groot gemarmert.
De Haart, die in drie leden is verdeelt, heeft kleine langwerpig
e ftreepjes. Dc dikke voorpoten, met hunne nypers, zyn me-
2ok. I I I ,
gerekent worden,die alle met haairige topjes begroeit zyn:
de andere leden, of poten, zyn alle zaagswyze grof gerand, en
van tekening als gewatei't. De oogen zitten voor uitgepuilt aan
den puntigen neus. De baardt beil.iat uit vier Itralen, twee lang
e met korte leedtjes, en twee korter met lange Icedtjes, boven
met een rond knopje voorzien, makende aan hec bovenlle Icedijc
weder een takje.
Num. 2,. De zehe van onderen te zien.
D e leden zyn hier niet met fchalen overgroeit, licht blaauw
van verwe. Het overige is licht geel gekleurt, cn als gekerfc.
Num. 3. Zee-kreeft uit Hoov'ójegen.
W y hebben dezen zee-kreeft van Chrifliania, in Noorwegen,
ontfangen, zynde, gelyk meer andere feldzame dingen, in U^iiur
bewaart. De bovenichaal,zynde kruiswyze verdeelt, is met een
hogen rugbandt voorzien. Dc oogen zyn uitnemend groot, cn
de bek loopt puntig toe, hebbende vier klein gelced'je baardtakjes.
Onder aan den bek zitten nog twee langer,die ten einde
uit digt geleed zyn. De ftaart is in acht leedtjes verdeelt, zynde
ieder leedtje aan weêrzyden met een haairige vin voorzien,
met grote, brede, vinnen om het flaarteinde, die rondom mee
haairigheit bezet of befoomt zyn. De voorfte armpoten zyn heel
lang, inzonderheit het ecrlte lidCj met de fcharen, die rondom
O zaugs-
I I
O Ô
O
© •
il
1!
urn• li;
Î
ai