^ i t l i
i 6
N u m .
Num.
Num.
N u m .
Num.
R E R U M NATURALIUM
3 7 .
î 8 .
Î 9 -
4 0 .
4 1
T e f t a hîi'C eft fpadicea, nigris maculis, punilisque minutis
Fundus hujus albus ell, quo fupcr
marmoris inflar,
marmorea ex fufco pi<5tura regnat.
Elegantillime hxc variegata eft, uti ova aviuiii acjuaticarum.
Alia (pedes, mulro minor, & róiundior prioue.
Alia quardam fpecies, minuta, oblonga, binis ta;niis, rufFuIis, circulata, fimilique pi-
gmenco fuper tella albicancc variegata.
Num. 41.
Num. 43.
N u m . 44.
Num. 45.
Num. 45*
Num. 46.
N u m . 47.
Alia hxc fpecics ell adhiic minor, oblonga, Eifciis carcns, ex fubfufco variegata.
Rurfus alia hxc ell fpccies, rotunda, grifea, binis tarniis viridelccntibus ornaca guttata.
Rarior ha'c fpecies, parciilime repcriunda, carriilefccns, binis obfcurioribus fafciis ornatur.
Bulla albiflima, transluccns, membrana: inllar tenuis, ovi columbini tellaJ fimilis.
Eadem fupina, ore amplum patulo conlpicua,
Peregrina & hxc fpecies, grifea, tenuiter lincata &: nubilofi eft.
Tcnerrima hxc eft, ladeo candore pi£ta, teftamque tenuillimam fubtilibus txniolis, tanq
u am fills, purpureis concinne circumlcripta. Rumphius Apfuflre Arantiuin vocat.
Num. 48. Major multo hxc eft priorc, itidcln tcftà alba gaudens, tenuibus txiliolis, tanquam pil
i s , rufEs, confertiillme obvoluta.
Num. 49. Ejusdem fpeciei alia, itidem, uti prior, filamentis pluribus, fubtilibus, nonnullis tanlcn
& crroflioribus, teftam ex cinereo grifèam obvoluta.
Num. 50. Minor'hxc eft, led omnium elegantinima,in tefta tenui albicante nitore inufitato exornata,
fubtilibus filamentis, quad pilis, aliisque inter hxc groflioribus quam venullillime circumvoluta»
Numerus idem fupinam quoque cxhibet.
N u m . 51. Cochlea fufca J cujus lineas fpirales aliquot 3 alhicantes, interficant
charaäeres quidam nigri.
î t a Liftero audit hxc fpccies ; at nobis non fufca occurrit, fed cinereo-lutea Cochlea j tribus circulate
fafciis latis, faturate fufcis, quarum media tamen ad flavum vergit 5 has inter l incx, nigricante marmoris
p i c l u r a , tanquam charafteribus, exornatx, ferpentino du<5tu delatx, verfus cri^atum capitis apicem
concurrunt. Gyri ejus pofteriores hCtei funt alboris. E Mari Mediterraneo provenir haec fpecies. Teftà
craffa eft, osque amplum. Discrepant autem aliae ab aliis pidurae elegantioris varietate.
Num. 51. Haec Cochlea paulo eft minor, at xque eleganter pii5la, ac prior.
Num. 5 3. Iteruni haec mmot eft, at vel pulchrior etiam.
N u m . 54. Indigena haec eft Cochlea, in vinetis degens & generàns, prout per plures annos retro
domum noftr.am fub vite ejusmodi Cochleas fervavimus, quae & fuammet ibi fpeciem multiplic.arunt j ex
Germania nobis transmiOae. Eft haec ex obfcure hueo pulchre pidla, duabus taeniis albis, latis, circul
a u : oris quoque ambitus fimbriatus eft. Venter pjerumque minutis exafperatur rugis. Inde paratur
ilflvam in officinis Pharmaeceuticis p Syrupus L ima c um, qui ad inf antum T u i l lm c onvul roftac.
Num. 55.
Nam. ly. Deze is bruin van fchaal, met zwarte plekken en
k l e i n e ftippclcjes gctckent en geraarmert.
N u m . 38 Is w i t op den g rondt , met bruin gemarmerr.
N u m . Deze is heel fraai gemarmcr t , gelyk de eieren van
w a t e r v o g e l s .
N u m . 40. Een andere foorcjvecl kleiner en ronder als de voorgaande.
N u m . 41. N o g een andere foort, klein en langwerpig, met
t w e e bandtics omwonden,rosvcrwigjen van de zelvekoleurover
de wi t t e fchaal gcmarmert.
N u m . 41. Dtze is nog kleiner en langwerpig, tonder banden,
met eene bruinachtige verwe overmarmert.
N u m . 4?. Dit is weder een andere foortjdierond en graauwv
e r w i g , en met twee groenachtige banden verfiert en gcllipp
c l t is.
N u m . 44. Deze is een heel rare foort, die fclden gevonden
w o r d e , blaauwkoleurig, met twee donkere banden verfiert.
N u m . 4r. Deze is g chc e lwi t ,do o r f chyncnd, cnz odun als een
v l i e s , g e l y k een fchil van een duiven-ei,daar zy ook 'cmeelt naar
g e l y k e n .
N u m . 4f * Vertoont dc zelve van onderen, daar men in den
wydgapenden mondt kan zien.
Num. 4<J. Dit is mede een vremde foort, graauwachtig ge-
Icolcurtj }yn gelbreept en gewolkt.
N u m . 47. Deze is van de allcreerfte foort, melk-wit, en
over de hele dunne fchaal met fyne purperc bandtjes, als draadt
j e s , fierlyk omwonden. Rumphius geeft deze foort den naam
van OranjcjUn-
N u m . 48. Die hier verbeeld wordt , is veel groter als de voorgaande,
mede wi t gefchaalt, cn heel vol met Jync bandtjes, als
haaircies, die uit den roflen z yn, bewondcn.
• Num. 4y. Een ander van deze foort, mede, gelyk dc voorg
a a n d e , met veelvuldige fyne dniadtjes, waar onder eenige wat
g r o v e r omwonden zyn, waar van de fchaal zich afch-geei vert
o o n t .
Num. fO. Deze is kleiner,maar'tal lerfraai ft van alle van deze
f o o r t , ongemeen fchoon, cn nee over' t dunne en wi t t e fchaalt
j e , met tyne draadrjes, als haairtjes, cn tuflchen in met dikker
draadtjes fierlyk omwonden.
D e z e wordt op de zelve Num. van onderen vertoont.
N u m . 51. Afch'gele ßakhoorn.
Z i e boven den Latynfchen naam, dien Lifter aan dit geflacht
g e e f t } maar in plaats van donkerbrui n vinden w y ,da t deze flakhoorn
afch-geel is,metdriebrcdc donker bruine banden omringt,
waar van de middellte meer naar den gelen trekt , en de tulTchenlinicn
met eene zwartachtigemarmcringalskaraktersverfiertzyn,
en Hangswyze naar het gekrulde hoofdpunt zamenlopen. De gieren
van achteren zyn melk-wit. Zy komen uit de Middclandf
c h e z c e : hunne fchaal is d i k , en zy hebben een wyden mondt.
Z y beftiun mede in vele foorten cn veranderingen van ficrlykc
tekening.
N u m . fz. Deze flakhoorn is wat kleiner, maar wel zo fraai
van tekening als de voorgaande.
Num. j-^. Deze is nog fchoner, maar wat kleiner.
N u m . Dit is een inlandfche karkal , offlak, die onder de
wyngaarden leven cn voorttelen, gelyk wy zelf die vele jaren
achter ons huis onder de wyngaiu'dt hebben gehouden, daar ze
v o o r t g e t e e k zynj hebbende de zelve uit Duitfchlandt laten komen.
Deze is fraai donker gckoleurt, met twee witte, brede,
banden omringt, als mede de lip van den mondt. Over 't lyt
z y n ze gemecnlyk klein gerimpelt. Uic deze wordt de Syru-pus
Lïmacum.^ of Jlafcken-ficronp gemaakt,di e men in dc Apotheken
voor de kinkhoclb der kinderen gereed houdt.
N u m . f j*.
t h e s a u r u s . 1 1 7
N u m . Jj-, Cochlea terreftris, H i fpani c a , q u E tefta s q u e dura nr nHnr J . r
f o r d i d e albicans, multis cuxumfcripta'^lineis;Vds,
m a i - m o r e a m e f f i d u n t v a r i e g a t i o n e m f apex p r ömi n u l u ex n ' g r ^ f ^ c u eft pTftt. n" ? '
f a f c i s . Orificmmlabroa1bo,craffo>Lbriatumeft. S™ Po ' l ' c a partela«decurrunc
N u m Co c h l e a m a r i n a , dnereo-gr i fea, e x Indiis Or iental ibus , q u a m venuftiffima
b e / c ' u n i ' " la d d e f t ^ o l o r . , f u l d v e T o f l a S i t
N u m . Ad Cochleas umbi l icatas h ^ c refer tur , e x flavefcente alhicinQ ^ot•nro^ofl r -i
r i e g a t u r . Poftica par s a lbe f c i t . Os labi o gaudet reton-ido ^ ^ ^ ^^ ^
p u n d a ejus o b l o n g a grof l îora, latiora," 8c i a g i s f u l ä fintV
N u m . 60. Ad idem equidem
. univerfim color e f t ; - , « ^ Ä Ä ^ ^ ^ ^
Num. 61
minor.
Num. 6i
Num. 61
Num. 64
Num.
E f t & h^c Cochlea marina, priori N um. jj, quoad f o rma m & p i d u r a m f imi l is, at
C o c h l e a m a r i n a , minor, alba, maculis o b f c u r e fufci s a n n u l a t i m ornata
h j u s d e m ipecici a h a , flava, minoribiis maculis diftinfta.
E x cme r c o gnf e a h ^ c e f t , albis t^niol i s & obfcure fufcis pundi s variegata.
r • • r , ge m i n a t i s fafciis a lbi s , e x f l i fco g u t t a t i s , & has inter decm-rente fa^
f c i a dl u tms f u f c a , e l e g ant e r c u c u l a t a . Antica part e g y r i m u l t . p l i c e s , t a n q u L rug x , fuperfic^^^^^^^^
p h c a n t . Caput p l a n u m eft & apice m m u t o donatum. r > n ö j i^cinciLm c omf
u n d ^ H i - a t f ' ' P^ ^ ^ ^ ^ I « P ^ ^ d i t a , pro-
N u m . Ó7. Cochlea m a r i n a , alia umbilicata, p laniufcula, fhf ca, a lba f a f d a c i n d a , capi t e gaudens
p i a n o , quod n i g r o g y r o o rnatum eft. ' ^
. N u m . 6S. Indigena Coc l i le a terreftris, e l egant e r pida
N u m . Co c h l e a m a r ina A m b o i n e a f i s , q u a m venuftifïïme v a r i e g a t a , d i lut e f i i f c i s l ine i s , transvero
b f c u r e c . r u h s , f u n d o fuper a lbi c ant e , c i rLlat ; . Caput p l amu n k t t a u ^
N u m . 70. Coclilea p a r v a , venufte picT:a, e x Zeelandia,
T A B U L A TRICESIMA ET NONA
Se^/0 feClinda
D e CèchUh Yterreftnbm, üvc Buccims nrnbllkatn, qu ^ inftar umbi l i d r o tunda , in m edi o dcntè
c r i f p a t a , e x t r o r f u m latius e xpanf a , c o r n u q u a h v e n a t o r i u m referunt. Alteraipedes e x o b l o n g o tornata,
f m i -
Num. 55. Spaanfche Landkarkal , die wel zo dik gcfchäalc is
als de voorgaande, van boven vuil wit, met veie bruine liniën
omringt, als mede met bruine vlakjes en ftreepjes als overmarmert.
D e uitftekende draaipunt is zwart bruin ; van achteren breed
geband: de monde is met een dikke witte lip omfoomc.
Num. 56. Afch-graauw Zeekarkal uic Ooft-Indië , die byzonder
fraai met vier Witte bandtjes , met bruin geftippelt, omringt
z y n ; van voren isde draai van 't hoofde melk-wit, en in de vooren
gceldcr wit.
Num. 57. Deze wordt onder de Navel-horens getelt, zynde
van kouleurgeelachcigwit, met donker geelachtige dwarftreep.
j e s , als fiangetjes, digt aan malkander gcfchikt, op de wy-je
als die op deze plaac van Num. aö.
Num. 58. Dit is mede een Ambonfche Zeekarkal , die op deri
grondt geel-wit, met witte bandenden vol met bruine langwerpig
e ftippels als overmarmert is, als mede over 't hoofdt en puntje,
van achteren wit, met een omgeflagen lip.
Num. 59. Deze is van de zelve foort als de voorgaande, erl
komt daar mede overeen, behalven dat deze langwerpige Icrepen
g r o v e r , breder en bruiner zyn.
Num. 60. Deze foort is wel van 't zelve geflacht , maar heel
anders van tekening. Het horentje is geheel melk wi t , en doorgaans
donker geel over 't lyf vlamachtig gcmarmert.
Num. 61. Dit is mede een zeeilak, en komt met de voorgaande
foort van Num. 58. in gedaante en tekening overeen,
maar is kleiner.
Num. 61. Wie zecflakje, nlec donker bruine plekjes ringswyz
e gctckent.
Num. 63. Deze is van dc zelve foort, geel gckouleurt, niet
kleiner fcippen.
Tom. m .
Num. 64. Deze is afcb-graauw. met witte baridtjes en donker
bruin geflippclt.
_ N um. Ö5. Licht geel nakhorentje, met dubbelde witte bandt
j e s , die met bruin gedippelt, en tulTchen beide met een lichter
bruinen bandt fierlyk omringt zyn. Van voren isliy met veelvuldige
gieren, als rimpels, gevouwen. Het hoofdt is plat, met een
k l em puntje.
Num. 66. Zeeflükje , bruin gckouleurt, met witte ringen, ea
een lang uitfiekend hoofdpuntje diep gevorenn
Num. 67. Een ander plat navelachtig zeedakje , bruin gckouleurt
, met een witte bande omringt: 't hoofdt is p l a t , mee
een zwarte krul gcficrt.
Num. 68. Een inlandfch landflakje va tl een fraaie tekening.
Num. Ambonfche Zeekarkai , die ongemeen fchoon gemarmert,
met lichtbruine dwars 11 reepjes op een witten grondt,
en vcrlcheide donker blaauwe bandtjes omringt is: het hoofdt is
plat en weinig gekrul:.
Num. 70. Lcn klein fraai getckent horentje uic liet Zuidi
landt.
N E G E N E N D E R T I G S T E TAFEREEL.
De twede fnede.
Handelt van de CöfA/e/s terreßrer, o^ Buccina U7nbi!rcata , die
navelachtig rond, en m 't midden digt gckrul: zyn, en zich naar
buitenwaarts wyder uitbreiden, gelyk als een jagchoorn verbeeldende.
De twede foort zyn langwerpig gedraaic , llinks en regts
G g. gekrul t ^
ii ;
i
M
i l