mi.
T H E S A U R U S . •95
Dircatorum retibus impljpata protrahitur. Incolis pro remedio habetur, cui virtutem alexiphar,
macam^ & abfler^entem tr,buunt. Alioe etiam hujus generis fpecies occurrunt qua. fub crufta rubel a,
r ^ u i b ^ s i " ï ^ s "
Num. 2. Fruiex marinns pntgrandis, niger, Coraîlhm nigrum diäus.
In Indiis Oriental,bus hanc quoque fpeciem yïccarl;mr vel CAbmr nigrum appellant: nobis tarnen
v e r um videtur Corallium nigrum; quo etiam nomine apud Seplaliarlos venir, ßotanicis, uti BOERiiAAVToaliisque,
Keraîophyton dicicur; 2\us litboxylonve\ lithodcndron ^c, Multum ramofa arbufcula
cornecc eft textura^, truncoque duos tresve nonnunquam pollices crafîb, très pedes alto, in mari, de
rupibus progerminat. Recens e mari protraäa utplurimum cruflam veluti tartaream, cinerei aut rubelli
colons, pr£c le fere, quie camen exficcata plerumque decidit. Graciliores ramuli, filamentis tenuibus
terminât!, colons funt ex rufo nigricantis, flexibiles, diaphani, bves: rami contra craffiores, valde
n g i d i , nec transparentes, prorfus nigri , longitudinaliter velut contorti excavantur. Circa infulas Araboinenies
& Moluccas, fex oftove orgyarum profunditate fub maris fuperficie, creföt. Indi, pro mo-
^ fuo, vjEgrandes ei attribuunt vires medicatas; quin & armillas aliaque ornamenta inde conficiunt.
Ubioleta pianta tenuiores ramulos maximam partem detritis extremitatibus obtufos exhibet, eaque forma
a ISeJlero aliisque autoribus depingitur.
Num. 5. Frulcx marinns fpinofus, ferpentiformis.
. Rara h ^ fpecies, f lngulariadmodumrationeconformata, lignofe potius, quam fruticofe, naturae,
colons ex fufco rufi , tenax & valde compaaa efl. Reptantis inftar ferpentis finuofa trunco non tereti
con(tat,_ fed utrinque comprelTo, ac per medium veluci canaliculato • prout Jit. videre eft. Sinus
plenque tuberculo acuto obftdentur.
T A B U L A CENTESIMA ET (QUINTA.
N u m . ]. Rnpes calcaria, variis finticnm marinorum, qui ventiiabra marina vocajiiur,
j'pcciehus ornata.
Extenfio applanata his arbufculis nomen ventiiabrorum fecit. Autoribus Kcratophyta dicuntur,
Q u a ^ h t a . a. notantur, perquam fingulares funt. Altera in tres ramos abit primaries, qui porro plurimos,
tenuiores, eraittunt ramulos, reda aiTurgentes. Altera contra, quanquam ceterum ejusdem omnino
nature, fimplice tantum conftat vimine indivifo, refta protenfo: unde dixeris non eundem perpetuo
crefcendi modum iftis fpeciebus proprium efTe. Qua; ad \k. b. habetur, in plures fefe ramos,
quam prior, dividit; propagines graciliores paffim inter fe concrefcunt. Ceterum tamen omnibus ac
iinguhs hoc commune eft, quod cornea gaudeant materie, cruftaque obtegantur undiquaque tartarea,
nodola, rubra, utcunque m luteum vergente. Ex Amboina Indian Orientaüs ad nos pervenerunt.
Num. 2.
z e l v e door de Visfchers met hunne netten dikvvyls word opgehaald.
D e Inlanders gebruiken het zelve in de Geneeskunde, en geven
het deze eigenfchappen: als vergifc tegengaande eii van eene afveegende
natuur te zyn. Men vind van deze noch verfcheide
foorten, die, onder hunne roodc korft , welke meer naa het Oranj
e overheid, een wit fteenachcig koraal hebben, gelyk noch andere
foorten, waar van vry nader fpreeken zullen.
Num. Groote zzvarlc Zee-Hecßer, of het
zoo genaamde Zivart Koraal.
In de Ooft-Indiën heefc deze foor: mede den naam v:mJccaTbaar
o f zwarte Calbahaar, doch Wy houden het voor het waar Zwart
K o r a a l , met welke benaaming het by den Drogiften bekend is. De
Kruidkundige, als BocRjiAAVEen anderen , noemen hei Keralopbyton,
en wederom andere hieten hei Lishoxylon o^ Litboclendrum & c . 'Het
is een Heerterachtig of Hoornachtig veeltakkig zeegewas, welks
hüold-rtum fonityds van twee tot drie vingers dikte, en drie voet
hoogce in Zee a i n de Klippen groeid. Pas uit Zee komende is het
zelve doorgaans met een grauwe of roodachtige Tarier begroeid
welke droog zynde meereiideels afvald. De dunne takken. welke
Jiunne fyne uiteinden hebben, zyn rosachtig zwart, buigziiam,
doorzigtig en glad; doch de dikke takken, zeer iiard, ondoorlchy-
Tiend, geheel zwart , en overlangs als verwrongen gegroefd. Het
vald mede, op zes en acht vadem water, aan de Amboinfche en
JVJolukfchc Eilanden. De Indiaanen hegten, gelyk zy aan veele
zaaken doen, groote krachten in de Geneeskunde aan deze (bort,
die zy ook tot het maaken van Armringen cn andere zaaken gebruikeu.
In de oude rtukken worden de fyne takjes meeft dik en
ü o m p , gelyk dezelve by Bt^kriis en andere Schryvers verbeeld
worden.
Num. 3. Slaisg-formige en gedoomde Zee-Hcsjlei'.
Deze zeldzame foort is van eene zonderlinge gedaante, meer
hout dan Heerterachtig, van een bruin rosfekoleur, taai en vart:
in een gegroeid. Deszelfs figuur is bochtig, gelyk een Slang die
kruipt, met rond maar terweerszyden plat, welker midden eenigzins
hol zyn, gelyk by de Letters a. a. a. in de Plaat te zien is.
D e bochten zyn meerendeels ieder met een rtompen Doorn voorzien.
H O N D E R D EN V Y F D E TAFEREEL.
Num. r. Kalkachtige kVtpfteen met verfchlUende foorten
•van Keejler-gcivasjèn, Zee-JFajers genaamd.
Deze Poorten worden, om derzelver platte gedaante, by de Liefhebberen
Zee - Wa j e r s genaamd. De Schryvers brengen ze mede
tot de Kerntophytons. Die by Letter a. a. zyn zeer zeldzaam; de
eene verdeeld zich in drie hoofd - takken, welke wederom in verfcheide
dunner en rechtopgaande uitloopen. De andere, in tegendeel
, hoewel zy my in allen opzicht van dezelfde natuur fchynd,
maakt maar een etskelde rechtopgaande ftyl; zoo dat het my voorkomt,
dat deze foorten geen gelykformige gedaante behouden. Die
by Letter h. verdeeld deszelfs takken meer dan de voorige foort,
hier en daar zyn de mindere takjes aan elkander vart gegroeid j
voor het overige konmen zy te faamen hier in over een , namentl
y k , dat de Plant van eene Hoornachtige natuur is, en geheel mee
eene knobbelige Tarterachtige roode en iets naa 't geel hellende
ftofFe IS begroeid. Dc;i5elve zya ons uit de Oort-indien van Am*
boina toegirzonden.
Tm. III. C C G Num. 2.