
1 3 + R E R U M NATURALÎUM
Rumphio Cordiformis vocata J nt ut cum corde vix tjuidtjuam commune habeac; Liftcro dida Pyramidalis
reticulata, nomine paulo aptiorcj <^uum reciculacus quodammodo heic detur apparatus, quamvis
internodia reticuli paulo rudius delineata (inc.
Num. 2. Hadem fubtus confpicua.
Num. 3. Ejusdem ha:c eft generis, fed elcgancior, latcribus jcqualibus conftruda, cx flavo Arantii
coloris, maculis albis, inoeqaalibus, minoribus, majoribus, dillinc^a, in Pyramidcm convoluta, apice
parvo, acuto, in media baU extante, cjuo gyri planiufculi finiumur.
Num. 4. Badem fupina.
N\im. 5. Cylindrus pyramidalis fafciatus, hujusce fpeciei Princcps, quam rarillimus, & prorfus fmgularis,
ab harum rerum Curiofis vocatus Prothalaßarchus in hoc ^enere ^ liquidem genus fere quodlibec
Ûilrncodermfflï fuo gaudeat prxfedto, qui pulchritudine & magninco pidurx apparatu reliquis omnibus
hinc infinica icerum fummi Creatoris fapientia, mirusque ordo in omnibus
fimulcum
antecellit. Pateac
Ejus operibus conrpiciendus. Inter Volutas ex aibo maculacas quoquc retertur hoc Ipecimen. iuper:
cies ejus faturate fuka fubtus pellucentem monibat ruffum colorem, quo fupcr maculx albx, in fafcias
veluci ordinate, dcpinguntur. Ad apicem fupcemum curbinacum gyri denticulis quafi fimbriati funt.
Num. 6. Subtus confpicuus.
Num. 7 & 8. Eandem hi ad (peciem pertinent, alter pronus, alter fupinus, inter fe discrepantes,
quod macula: alhx in polteriore plures denfiores inter fe conglomerarx fmt.
Num. p 8c 10. Tertia fpecies ProthalafTiarchi, fupra & fubtus repraifentata.
Num. II & 11. Quarta fpccics ejusdem.
^ Num. 13 ip. Minores fun: Ipecies, proxime poft primam majorem Ipeciem Num. 1 & 5
reponenda:, colore & albis maculis fere convenientes.
Num. lo Sc 11. Summum heic ThalaiTiarchum hujusce generis exhibeo, qui inufitat® elegantiaj
apparatu, & verficolore pi6bura reliquis omnibus longe excellentior, venuftis Bfciis albis, quafi fimbriatis,
minutisque rotundis oblongisque pundis, ftriisque rubentibus, veluti intertextis, circulacus, cxterum
ex olivino & luteo perfundatus, & maculis albis, rubrisque lineolis defuper tanquam acu pidlus
eft. Apex fupremus itidem infolita pulchritudine marmoris in modum variegatus & exornatus eft. Ad
Num. i i idem fubcus confpiciendus datur.
Num. zi & 25. Hxc quoque hue pertinens eft fpecies, fed minor & minus pretiofaj alba fafcia,
cx rubro guttata, fuperbiens: cxterum varietate colorum priori majori fimilis. Sub Num. 15 eadem
^ fubtus confpicitur.
Num. 14 & ij. Prior prona, pofterior fupina eft, utraque prscedentibus ordinc & valore proxima,
pariter fafciata, & fundo fuper dilute luteo laturate fufcis, oblongis, vermicularibus, incurvis ftriis
pundisque magnis, parvis, orhata.
Num. z6 25). Ejusdem & hx cum prioribus funt fpeciei, fubcus & fupra reprzfentatx, in quibus
colorum pidurxque varietas mirifica elucefcit.
m
T A B U L A
I 1
phius geeft ze den 'naam van f/artsboorttf fclioon zc weinig daar
nanr gelyken. Lifter noemt zc een pyramidaie netachcigc Well
e , daar het nog eenigcrmaten beter naar gclykt ,rchoon >
king van 't net wac plomp geknoopt is.
Num, z. De zelve van onderen verbeeld.
flrikpïd
Num. ^ Is van' t zelve geflacht, maar fraaier en gelyker van
'eliniën voorzien, geel oranjeverwig, met witte, ongelykc,
plekken van klein en groter, pyramiedswyze gefatzocneerc, met
een klein puntig topje in 't midden of uiteinde der gieren, die
platachtig zyn.
Num. 4. De zelve van onderen.
Num. f. Gcbandeerde pyramidale R o l , of hoofdftuk van dei
e foort, dat heel raar rn ongemeen is, waar aan de Liefhebbers
den naam van Admiraal van dit geflacht geven: want ieder geflacht
heeft gemeenlyk een opperhoofdt onder alle foorten van
horens en fchelpen, daar de eenc in fchoonheit en heeriyke tekening
verre boven andere uitmunt,waar uit men de grote wysheit
en ordinering van den groten Schepper van alles in alle zyne
•werken kan Befluiten. Deze wordi mede onder de wi t gevlakte
o f geplekte Toten gerekent, zyndc donker bruin, met een doorfchynende
rofle koulcur, daar de witte plekken bandswyze over
heen leggen. Van boven aan het toleinde zyn de gieren kantachtig
gcfoomt.
Num. 6. De zelve van onderen verbeeld.
Niim. 7 en 8. Deze zyn van de zelve foort, dc eene van boven
en de andere van onderen vertoont, waar van het onderfchcidt
is, dat de witte plekken meerder en digter by malkander
gekoppelt zyn.
Num. p cii 10. Derde foort van Admiraal^ van boven cD van
onderen verbeeld.
Num. II cn 12. Vierde foort van de voorgaande.
Num. I} lp. Deze zyn kleiner foorten, die achter de eerfte
grote foort van Num. i en } volgen, cn met de kleuren en
witte plekken byna overeenkomen.
Num. zo en 21. Hier wordt de Opper-Admiraal van dit geflacht
vertoont, die wegens zyne ongemene fierlyke tekening van
verfchcide kouleuren b^oven alle de voorgaande verre uitmunt,
met fierlyke witte banden, die zich als franjen vertonen, en mee
kleine ronde en langwerpige rode flippen en ftrepen als doorwerkt
zyn, over 't lyf met witte plekken cn rode llreepjesop
een olytklcurigen en gelen grondt als geborduurt. Het topeinde
is mede ongemeen fraai gemarmert cn verfiert. Num. 21 verbeeldt
de zelve van onderen.
Num, 12 cn 25. Deze is een medefoort, maar kleiner en van
minderwaarde, met een witten bandt, zynde rood gertippelt,
verfiert} verder met de verfcheidenheit van kouleuren de grote
of voorgaande gclyk. Num. vertoont de zelve van onderen.
Num. 24 en 2f. Van deze verbeeldt de eerfte van boven, en
de twede van onderen. Zy volgen na de voorgaande in rang,
zyndc mede gcbandeert cn donker bruin over een licht gelen
grondt cn met langwerpige wormachtige kromme ftrepen cn
Hippels, klein en g root , voorzien.
Num. 2(5, 27, 18 cn 29 Zyn mede van de zelve foort, viocdende
van onderen cn van boven vertoont, waar in men de verandering
van tekening cn verwen ziet uitblinken.
Z E V E N
tl.-!,