T H E S A U R U S . 6;
atii pinna 2.9, inter qua: 5 aculeo gaudent. Cauda, in extremo sjqualis, olTicula gerit iG longiora.
Quin & ad caudani ejusmodi datur utrinque aculeus, ac in priore.
N u m . Chßtodon nigrefcensy cauda famm b-ifurca, & utrinque acnleata-.
Os &c dentes ita, ut in prioribuSj fefe habenr. Squama: admodum exiles, fubarpero:, corpus tctrunt;
Pinna dorfi ofTiculis gaudec 33 ad 34, quorum ^ acu eata funt ; Pedorales pinnx 15 ad 16 conftant officülisi
ventrales 6 i ani pinna circiter 17, quorum tria denuo aculeata funr. Acüleus quOque lateralis
utrinque ad caudam adeft.
N u m . 4. Chdtodon alhefcens, lineis quinque, 'trmsuerfis^ nigrkantihus, ^
aculeo laterali utrinque.
C a p u t , corpus, dehtes, & reliqua, ejusmodi fere funt ac in pra:cedente N um. 3. Sed linece 5 tbns-i
v e r f e , nigricantes, unroque in latere decurrunt. Pinnam dorli 30 firmant oflicula, inter qux 9 aculcd
gaudent; pe6torales pinnx ofliculis conftant 15 ad ventrales ofliculis 6 ^ ani pinna 11, quorum tria
aculeata funt. Cauda, in exttemo arqualiS, ollicula 1longiora gerit; Aculeus brevis utrinque, verfüs
caudam, ut m prxcedcrtte, datur.
Sequuntur pröxinle tlistödotites äd caput aculeati.
N u m . 5. ChAtodon niger, capite diacantho, & l'me'h utrinque ^uätuor, trans-
'verfis, curw-,
Liftero in Append, ad Wilhugh, p. 13, J; Rajo in Syn, p. toj , vocatur Acarauna exigua, nigra,
aliquot luteis eleganter depiBa. Maxiila ejus inferior paulo longior eft fuperiore : in utraque autem plures
eminent ordiries derifcicülorum. Lamina media operculorum, quas branchias defendunt, ad partehi inferiorem
in aculeum magnum &: robuftum defmit. Pinna dorfi ofliculis conftat 41, quorum 10 aculeata
f u n t ; petftorales pinna: ofliculis ij?; ventrales ff - ani pinna 17^ quorum tria aculeo gaudent. Cauda^
in extremo fubrotunda, oflicula 17 longiora geriti
N u m . 6i ChiHtodon, duohus aculeis brevihus füpra oculds ^ ^ dßculo ie'rtlo pinnÄ
dorfali^ longißmo praditus.
Roflrum ejus adtriodum prödu£tum eft.
In maxillis plures extdnt dentium longoruhi ordines; Supra
,Squamis perpufillis, du-
Oculos officulum ferratum, brevisquc aculeus, utroque in latere confpiciuntur.
&c afperis, corpus tegitur. Linea: aliquot nigrs 6c albx, latx, transverfx, fuperficiem varieganr.
Pinna dorfi oflkulis conilat 46-, quorum feptem aeuleata funt j 6c tertium ordine longiflimum in fetani
quad
ris
ayn. D e ftaart c ult en Reeft 1(5 lange grJiadtjeS.
Aan weêrkanten van den Iharc is mede een doorn , als in" de
Voorgaande.
N u m . 3. Z'wartachtige ClMtodon, niet een Jiaaft j
die een 'weinig gegaffelt, en aan "weerkanten
gedoornt is.
D e bek en de tariden tyn z.o, als in de voorgaande. Het lyf
Is met zeer kleine, ruigachtige, Ichubbcn bedekt. De rug-vin
h e e f t of 34 g r a a d r j e s jwa a r van 9 gedoornt zyn-, de borll-vinrien
hebben if of i<5 g raadt jes jdc buik-vinncnöjdc aars-vin omt
r e n t 27, waar van drie met dörens zyn; Ook is aan weêrkanten
van den ihiart een doorn.
N u m . 4. Witachtige Ch^todon y met'vyf zwartachtige
dwarsf repen, eji een doorn aan
teder ^ydci
H e t hoofdt, ligchaam, de tanden, en andere deleri zyn fchief
even z o , als in die van Num. ^, geftek. Maar aan beide de zyden
ziet men vyf zwartacht ige dwarsllrepen lopen. De rug-vin
hcefc 50 graadtjcs, waar vari p gedoornt zyn> de borft-vinnen
hebben i f of l ó j de buik-vinnen ö , en de aarS-vin iz^ waar van
d r i e met dorens zyn. De ftaart loopt opgefpleten uit, en heeft
16 lange gntadtjcs. Aan weerkanten omtrent den ftaart ziet
Cicn mede een doorn, gelyk als in de voorgaande^
Tom. IIL
N u volgert de Ghstpdonsj dié aan het hoofdt gedoornt
zyn.
N u m . 5. Z'warte Ch<etodon^ mtt i'wee dorens aini
het hoofdt i en "vier kromme d'warsjlrepen
dan njjeêrkantrri.
L i f t e r in Appen'd. ad B^tUöitghb. pdg. i j ^ en Raj t i s in Synopf.pagl
Ï03 , noemen dezen vifch kleine^ zivarie^ ylcarauna^ met eenige
gele gordels fraai ver/iert. Het onderlie kakebeen is wat langer
dan het boveiiIlc,en in beide ziet liien verfchcide reien van tandt
j e s üi t l leken. Hét middelde bladt van dé kieuw-dekféls loopt
van onderen met een grote en rterke doorn uit. De rug-vin heeft
41 graadtj^es, waarvan 10 gedoornt zynj de borft-vuinen hebben
lyj de buik-vinnen 6-y de aars-S^in waar vdn drie mee
dorens zyn. De ftaart, die rondachtig eindigt, heeft 16 langd
graadtjcsi
Num. Chat oden, met injjee korte dorens ho'ven
de oogens en met èen rUg-^vin, luiens derde
graadtje zeer lang isi
D é fnilit is zeer lang, en in de kakebenen zyn verfciieide réien
lange landen geplaatft. Boven dc oogen is aan weêrkanten een
Zaagsgewys getand beentje, en éeri korte doorn. Het lyf is rhct
zeer kleine, harde en ruige,- fchubben bedekt, en met ecnigè
z w a r t e en witte, brede, dwarsftrepen gemarmert . De rug-vin
heeft graadtjes, waar van 7 gedoornt zyn, en het derde zeer
R lang,
f
I f l l i !
1» i ' ' ' 1: =: I
f
i I !
li
I :
I
rm
I ..
: "i'l
I 'IJ
'r»
'li
li''
i i l Ü S i
1! ^Éi.
Ü i i : n
' i