T H E S A U R U S . 179
altera. Unde dixeris hanc difcrepantiam id genus conchis natura infitam efTe. o
Num, 3. Priori & colore & forma fimilis, at minor.
Num. 4. Alia faturate purpurea.
Num. J. Alia dilute rubens.
Num. 6. Huic Pallii Regii nomen dant Belg^. Colore eft facure rubro. Canaliculi ejus non
adeo profundi funt, uti in Corallina fuperiore, at dorfis tamen utcunque turgentibus interftinfti. Ob
elegantiam coloris id nomen obtinuir.
Num. 7. Pallium Regium ex Indiisoccidentalibus , nequaquam, uti praicedensj unicolor, fedarcuatis
fafciis, rubris, fuper fundo albido exornatum.
Num. 8 & 9. Duai exhibentur bivalves ejus jpeciei , quas Pallii variegati nomen gerit. Marmoris
in modum eleganter piftoe funt.
Num. 10. Alia, prioribus etiam pulchrior, maculis majoribusnotata.
Num.
Num.
Num.
Num.
Num.
1 1 . Alia ex rubro maculata.
12. Alia nigricantibus coftis diflinda.
13., Pallium Regium India occidentalism nitide rubens^ forma priori fimile.
14. Pallium variegatum lutei coloris , coflis purpureis.
15. Ejusdem fpeciei aliud albidum, punélis fafciisque purpureis elegantet piélum^ vaîvata^
men ima pallidiore, magis cinerea, punélisque & fafciolis tantum obfôletis notata.
Num. 16 18. Très iftoe diconchoe quoque Palliis variegatis> Americanisj accenferi debent.
Conformatione autem & piäura multum difcrepant.
T A B U L A OCTOGESIMA ET OCTAVA.
Num. I. O/lreum muricatum, aurantium, quod Crepitaculum leprofi vocant, inufitatae pulclirittidinis.
Raro id genus conchée inveniuncur, quae tam faturo ftnt colore. Externa fuperficie utrius-
Kjue valvoe complures extant procefllis, plerique fatis longi , nonnulli etiam breves 5 qui coflis eodem
colore tlndis fbperimminenc, Apud Belgas nomen crepitaculi leprofbrum obtinuerunt, quia & formam
hujus inftrumenti utcunque referunt, & fimilis propemodum fbnus cietur, cum binoe teftoe coa*
gitantur : per ginglyraum enim inter fe accurate junéhe funt; quo fit, ut diduftoe adduéteque inter (è
mutuo moveri poiïint junétura non diHoJuta, inflar crepitaculorum, parique modo etiam fônent com«
pulfe.
Num. 2. Aliud fimile, fed claufum. Tefla ima aurantii efl coloris ^ fîimma albet ac fubtilius muricata
efl. Adhoeret huic tubulus vermiculi, itidem albidus, fed magis tamen in luteum vergens.
Num. 3. Hoc Ipecimen parte aurantium e f l , parte flavum fuper fufco, muricibus dilute flaventibus»
Num. 4. Aliud cinerei colons, at exochis dilute flavis, multo latioribus, quam priomm.
Num. 5. Longe minutius aliud, fundo purpureo, clavis fature aurantiis ^ nonnullis infuper albis
maculis exornatum.
Num. 6. Aliud coloris dilute flavi, muricibus acuminatis. Qua tefls articulantur, color auran*
lius regnat.
Num. 7
Num. 8
Oflreum muricatum albidum, percoflas guttis fufcis confperfiim.
HcTC peculiaris ef l fpecies, quam alii ad Crepitacula leproforum, alii ad conchas a Macere
aromatico didas referunt. Mole quidem minor efl prioribus, at colore aurantio fulgidifTimo tamen
pr«ecellit.
gecoaleurd dan den ander, het welk de natuur van deze doubletten
wel fchynt mede te brengen.
Num. 3. Een ander van dezelve couleur en gedaante als de
voorgaande, doch kleinder.
. Niim. 4. Een ander hoogpurper.
Num. 5. Een dito lichtrood.
• Num. 6. Een hoogroode Koningsmantel : deie is zoo diep
niet gevorend als de Coraaldoublet.doch echter eenigzints gebuid:
hy werd om zyn fraaije couleur de Koningsmantel genaamd.
- Num. 7. Wefl-Indifche Koningsmantel: deze is niet eenparig
gecouleurd, maar met roode banden op een witte grond verfierd.
Num. 8 en 9. Twee fraaije purpere Bontemantels die zeer
fraai gemarmerd zyn.
Num. 10. Een ander alzoo fraai dan de voorgaande en grooler
gevlekt.
Num. II. Een ander raet roode vlekken.
Num. jz. Een ander met zwarte ribben.
Num. 13. Een Wefl-Indifche fchoon roode Koningsmantel,
komende in gedaante met de voorgaande overeen.
Num. 14. Een geele Bontemantel met paarfe ribbeqes.
Num. 15. Een witte dito met paarfe flippen en banden zeer
fraai verfierd, zynde van onder veel bleeker en asverwiger met
minder banden en Hippen.
Num. lö 18. Dit zyn drie doubletten, die mede onder de
Weft-Indifche Bontemantels, gerekend worden van verfcheidegedaante
eo couieuren.
Num. 9.
ACHT EN TAGTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. Is een zeer fraaije ongemeene Lazarusklap Doublet J
deze word zelden zoo hoog van couleur gevonden, hy heeftop
de fchulp van wederzyde verfcheide fraaije lange takken, waar
onder ook eenige loopen die klein zyn, deze takken gaan over de
ribben, die dezelve couleur hebben: men noemt deze zoorten van
Doubletfchelpen Lazarusklappen, om dac zy daar veel overeenkomft
mede hebben, zoo in gedaante, als dat men 'er diergdyke
klank mede kan verwekken, met door de eene fchelp aan den atideren
door hun lit gehecht zynde te klappen, waar door de fchelpen
niet van elkander vallen, maat open en toe gaan als een Lazarusklap
en ook zulk geluit maken.
Num. 2. Een dito gefloten , de onderfle fchelp is oranje ea
de bovenfle wit met fyne pennen, hier op legt een Wurmkoker
mede wit doch meer na 't geelen hellende.
Num. 3. Deze is gedeeltelyk oranje en gedeeltelyk geel met
een bruine grond en Hchtgeele pennen.
Num. 4. Een ander met een graauwe grond en lichtgeele peanen,
die veel breeder dan op de voorgaande zyn.
Num. 5. Een veel kleinder met een purpere grond en hooge
oranje pennen benevens eenige wiite vlekken.
Num. 6. Een lichtgeele Lazarusklap met puntige pennen j aan
de fluiting zyn ze hoog oranje. ^ . .
Num. 7. Een witte Lazarusklap met bruine fprenkels op de
ribben. . , , - ,
Num. 8. Dit i$ een vreemde 200«,die eenige onder defoely-
Y y » doö