T H E S A U R U S .
N u m . 3. Idem fupinus.
57
H.TC ejus fup^ficies hriud minus fpinofa eft. Jure profedo adpellari pofTec NoJi me tan^ere: vivum
cnim ciui contredire aufit, haud fane ilkfus recefferit. Neque 6c alia Animantia ei tantop\re undiquc
armato mjuriam facile inferre poOe videntur. Ecce miracula Summi Condicoris. univerfam per naturim
rerum difleminata ! at Hommi infinita Ejus potentia, qaam creata quxvis loquuntur, mamfefta fiac &
lenTum la n a i f l imum Ejus nomen cultu devotiffimo omnique prxconiorum genere 'extol-
N u m . 4. Cancer Brachychelos\ crumenatus, ruber, Americanus.
Minio veluti infe<f:tus dilute flavis maculis vari^ fornix, marmoris inftar, varie^atur. Ucroque è latere
obtufiis quidam extat procerus, ejusmodi hemicyclo iimilis, quo crumenas fuas firmanc mu ierculx
Pars antica lata ell & rotunda ; poftica vero anguftius convergit. Oculi protubérantes, in tefta fuperiore
collocati, multum ab mvicem diftanc. Specimen hoc, utpote bracliiis, pedibus & cauda carensfpronum
dunraxat demonftramus. ^
Num. 5- Aliam hie exhibemus teftam, brachiis & pedibus mutilam, Cancri ad Pagures fpinofos
pertmentis, il 1, qnem fub Num. i hujus Tabuk depidum dedmius, proxime accedentfs. Spinis ea
u n d i q u e ^ tuberculiselcgaaterinarqualis, ex pallide cinereo-flavo peifundata, dilute rubore quam pulcherrime
illuminatur. ^ ^
N u m . 6. Tefia Cancri Coronati, Orientalis.
Claufumh^cdiadema refm; quum ornatu certe infolito fuperba, varias elaborata in figuras, profundisfulcis,
nubeculasquafiefFormantibus, dirtinda, parte polHca minutis tubercuUs ^lobofis, tiiiquam
gemmulis, & adparatu dentate, lineam unionum a:mulante, in ambitu fimbrietur. OcuU minime uti
in ahis Cancris, articule fuftinentur, fed ampU, ex erbitis fuis protuberances, ficurate Arantii Vunc
T A B U L A V ICES IMA ET TERTIA.
Poftquam Cancrorum atque Aflacorum hiflori^E in Tabula prarcedente finem impofaimus, proximum
e l t , ut tranleamus ad exhibenda quidam è Mufeo noftre fpecimina Pifcium fluviatihum Se mariiierum,
exoticerum, pra:cipue vero illerum, ques apud alios Authores vel non, vel alia in forma & fpecie, reprxfentatos
mvemre hcet. Nec enim omnibus eadem femper occurrunt, fed alii aha acquirendi occafîe^
i i e g i u d e n t , quoe, hcer idem ad genus pertineant, fpecie tamen multum inter fe discrepant: unde une
ab Homme omnibus abfekita numeris Hifteria exfpedari vix poteft; fiquidem nova cuotidie & incoc^nita
ipli otterantur ex mexhauilo copia: cornu Omnipotentis Conitoris, cuius adeo numerola funt Opera
ut eorum rcperiri finis nunquam valeat. ^
Num. li
Num. 3. J)e zehe 'van onderen,
p e doornen vertonen zich hier niet minder dan aan de andere
xyde. Men mag deze krab mcc rechc kruidt je roer me niet noemen,
om dat men, als men ze levendig wilde aanvatten, onbechadigt
met vry zou raken. Andere dieren zullen 'er ook niet
ligt op afI<omen, om dat zy zo wel gewapent zyn. Zie daar de
wonderen van don groten Schepper door de ganlche Natuur verjpreid,
om den mcnR-he zyne grot e macht, waar van alle fchcp-
Iclen getuigenis dragen, aan te tonen, op dat hy zynen allerheiligltcn
naam deswegen moge loven cn ecren.
Num. Rode Beurs'krah, uit Weß-lndi'e.
D e zelve is fermilioen-rood, en met licht gele vlakjes, van
verlchcide gedaanten, als gcmarmer t . Zy heeft aan beide zyden
een itompc tak, gelykende naar den beugel van eene vrouwentafch.
Van voren is ze breed cn rond, cn van achteren loopt zc
wat fmaller toe. i:)e oogen zitten uitgepuild in de bovenichaal,
c n vry ver van malkander. Dewyl wy deze krab zonder poten
armen cn Haart hebben ontfangen, ver tonen wy alleen de bovenÜe
fchaal oFdekiel van de zelve.
Num. f. Zie hier een ander fchaaldcklel, zonder armen of
Joten, zyndc een byfoort van de gedorende iDrtt^wm-kreeft, en
tomende merendeels overeen met dien, welke op dit Tafereel
onder Num. I is verbeeld. Het is mede zeer fraai gedorent en
feheuvelc, mcc licht rood over den bleek afch-geicn grondt veroogt
en lïerlyk getckenc.
. Tom. I I I .
Num, 6. Schaaldehfel wan een Ooß-lndifche
Krooti'heeft.
Het gelykt naar een toegellotene kroon, en is zeer fierlyk als
met figuren uitgewerkt, met diepe wolkachcige vouwen, van
achteren met kleine ronde bultjes, als met edelgedeenten b^zet,
en rondom omlbomt en getand, op de wyze als een fnoer paarlen.
De oogen hebben geen leedt)e,gely'k by vele andere kreeft
e n , maar Ibaan dik uitgepuilt in'huimc kas, zyndc hoog oranje
geel van verwe.
DRIE EN TWINTIGSTE TAFEREEL.
N a dat wy met de befchryvinge der kreeften en krabben in
het voorgaande Tafereel een einde hebben gemaakt, gaan wy
nu tot dc vremdc zee- en rivicrviHchen over, welke in ons Kabinet
gevonden woiden, en in 't byzondcr tot die gene, welke
men by andere Schryvers in 't geheel niet vindt, of die van
eene ganfch andere gedaante cn iboit zyn. Want het gebeurt
d i k w i j s , dat-den ccnen deze, en den anderen gene feldzaamheden
voorkomen, die wel van een en het zelve geflacht zyn,
maar in foorcen veel van malkander vcrfchillen: weshalven men
nooit eene volkome of volifandige Natuurlyke Hiltorie van eenen
man moet verwachten; want daar komen gedurig nieuwe,
en tot dien tydt toe onbekend geweeft zynde dingen voor den
dag, om dat het getal der werken en fchepfelen van den almogenden
Schepper zo ongemeen is, dat 'cr nooit een einde van gevonden
zal worden.
P Num. I,
iislii
• i 5; i ;
'Ifi J 1
!
" - '
i ar j I
iïMi
II
'M'
H