. . .' l
I If
t h e s a u r u s . 2 1 Î.
I V
dimid.
V I
& dimid.
V
V I
& dimid.
V I
& dimid.
I I I
35-
8 0 :
6 5 :
92:
7 5 :
50:
Innotefcit hinc facile, pretia multum differre, ponderibus licet oeanalibus , pro vario coloris jrradu aut
ramorum ramorùm majore minoreve cralTirie.crallitie. D. Tnvenier in Itincrario-• - J' no p•c r J>n dias O^ rie•n tale•s te-f ht^u r ,
^um^ iltud rubrum apud Japonm incolas tanto in pretio haberi, ut etiam gemmis praîferatur
Cora-
ba ejus, quoe ovi magnitudine ef î , vel viginti mille imperialibus inter ipfos cTftimetur. IWr
& g l e -
. w . , Proeter melioqui
n e f->^->»i-D r-nrrx-ip «-»••i. _J ^ • '
maxime ad varia opera, auc a Curiofis ad mufeorum ornamcnta, deliffuntur, minores
ris notoe ramos
ramuli ci Irasmenra ciinnuf» îiH nfiiç mnr^;rnfoc corno^nr,. . j-.-i r,
mi
tis
, ragmenra quoque ad ufus mcdicaros, tanqiiam remedium abforbens , adhibenfrur. Proenilla
calcmatione ac Ja^vigarione in minutiffimum pulverem muhx in eo particulre ferreie, ope maffneis
mveniuntur. Menfe Aprili ad jul ium usque Coralium ifiud in mari Mediterraneo, ad litora quoedam
bardmioe, Corficjc, Afncoe, Sicilioe, Cataloni® & Majore®, captatur, non fine periculo, fubter aquis, ad
varnim prolunditatem, interventu propriorum inftrumentorum, de rupibus abruptum prctra^umque -,
Vi
'ica
Comes MnrJ^h inter pra^cipuos ef l , qui de Coralio rubro egerunt : uti ex ejusdem HiMia Phyfta
Mans patet De ns, qu® area floreni Coralii hujus a fe animadverfa memorat, vari^G funt variorum
opiniones. DoMimi tum Parifienfis, tum aliarum Academiarum Socii magna cum probabilitate asierunt,
quos 111e floresefTe exiflimavit non efTe, nifi Folypos, quorum ante menrionem fecimus. Cetejum
quicunque fere Hiftoric^ naturalis Scriptores, Plinius, Theophraftus, Coefalpinus, Boccone,
l o u r n e f o r t , Boerhaave, Tavenier, &c. de hoc Coralio agunt. •
Num. I. Ramum exhibet, quo vix elegantior unquam vifus efl. Is faturo fan^uinis rubore tinÈtus,
pallim nonnullos monflrat poros ex gryfeo albicantes. A latere finiftro monfh-ofa qucedam ex^
creicentia datur. ^
Priore vix inferior efl:. Caudices etiam longe crafTiores funt , fed color paulo pallidior.
Ne minimum quidem vitium habct. Ramis modo gracilioribus eft.
S- 6. ^ Adjecimus, ut de magnitudinis diverfitate conftaret.
Friiticulus eft nodofifTimus, poris quidem magnis , at fuperficiariis modo, diftinaus,
Num.
Num.
Num.
Num.
morepnorum, fragmento rupis-fpongiofoe, gryfeéc, unde progerminavit, etiamnum infidens.
T A B U L A CENTESIMA ET SEXTA DECIMAN
u m . I & Z. Coralium hpidofîtm^ ajhum; ramh iinUo ordine inter fefe implicatis^ porqfis;
poris amplis, intus Jlellatis; Coraliîtm album vnfgo diâiim.
Me<3icis, pro fuo loquendi more, très ufitatcC funt Coraliorum fpecies; rubrum puta, quod modo
nomme Coraliifanguineidefcripnmus; album deinde, quod hoc loco exhibetur; nigrum deni
Tab. C IV. Num. 2. defcriptum. Poflremum tarnen veri Coralii nomen haud meretur;
tex modo fit marinus, durus, corneus, qui plerumque nomine Ccratophyti venit, raro
^ue
quum potius fru^
n . - '1 1 I - - r - j " 3 raroque in ufu efi:.
Corahutnnoitrum ramis gaudettcretibus, kvibus, finuofe ac confulè inter fe mutuo contortis, qui
ungenoegzaam
alle de Natuurkundige Schryveren van die Koraal gew
a a g e n , alsriinius, Theophraftus, Csfalpinus, Boccone, Tüurn
e f o r c , Boerhaave, Tavenier enz.
Num. I. Is een der fchoonfte tukken, die men zien kan , da
koieur is hoog bloed rood , hier en daar vercoonen zich eenige
poren met eene graauwachcige wicce icoleur, aan de linkerzyde
is een mis-gewas.
Num. 2. Deze is niet minder, de tronken zyn veel dikker,
de koieur is wat flauuwer.
Num. 3. Is zonder 'c allerminft gebrek, als alleen dat de takken
wat dun zyn.
Num. 4. 5. 6. Zyn hier maar by gevoegd om de verfchillendheden
aan te toonen van kiein tot groücer.
Num. 7. Is zeer knoeflig, vol met groote doch ondiepe poren,
en, gelyk de vorige, op een (luk van deszelfs natuurlyke
Rots die fteengraauw en fponsachcig is.
HONDERD EN ZESTIEND TAFEREEL.
4 " . ~
6 ' A —
5
6V. —
6V. —
3
3 5 : — : —
80: - : —
65: - : -
9 2 : — : —
7 5 : - ; -
50: — :
Me n z i e t hier l i cht , l i o ewe l ' t g ewi c h t egaal i s , dat de p r y z en
merkelykverfohilieni 't geen of door gebrek van koieur, of, indien
die goed was, door de dunheid der rakken is veroorzAukt.
V o l g e n s eene aanhaaling van den Meer Tavtnier, in zwe Oofi-indifche
Reize j word dit rood koraal by de y<7pön«(?rjin zoo groote
waarde gehouden, dat zy het zelve boren het Edeigefteente achten;
zoo dat eene Kraal, de groote van een Ey hebbende, by hun
wel 20. Duizend Kyksdaalders zoude gelden. Be hal v en de befte
takken van dit Koraul , die tot verfcheide werk, en in de Kabinetten
der Liefhebberen gezogr worden., zoo gebruikt men de aUerkleinfte
en afgebrooken flukjes in deGences k unde, daar ze als eene Al -
calyne ftoffe nuuig geacht worden. Na eene goede Culcinaiie en
bereiding tot fyn poeder, vind men door middel derZeillteen vee-
Je Yzerdeeltjes in hei zeU-e. Men vifcht dit Koraal in de Maanden
van. Apri l tot in. J i i l y , in de Middelandlciie Zee op eenige- lier
kullen van Sardinië, Kordka, Afrika, Sicilië, Katalonie en M:ijorka:
daar word. het,, met veel gevaar, van onderwaater en. op
verfchillende diepten met daar toe gefchikie werktuigen van de
Klippen aJgerclieurd en opgevifcht.
De Graaf Marjilli is een der voornaamfte , die over het Rood-
Niim. I & 2,. U^it ^ ^fleenacbtig cn vern'ard dooreen-
^Jlingerd Koraal ^ ive'lks takken mefujyde imvcndigge-
't geen wy hier onder den naam van Bloed
ben, het Wit-Koraal, 't welk w
Koraal gefchreeven. heef t ; zie zyne Hißoire pbifitjue eJe !a Mer. Ov
e r deszeJfs ar n eming en van derzelver Bkeifem zyn verlchillenr
de gevoelens. De IcJiranderfle der Parylclie en andere Akademiften
b e w c e r e n , op zeer wairfchyjielyke gronden, dat Zyne gewaarde
Bloei/em, niets anders zyn dan die Diertjes, Veelvoeten of Pulypi,
waar van w y voorheen geiprooken hebben. Vervolgens vind^ men
Jlerde poren bezet zyn^ PFit-koraal genaamd.
D e Geneeskundige hebben, volgens hanre benaaming, drie foorren
van Koraal in gebruik gebracht, n.imentlyk, hetllood-Koraal,
in Bloed-Korï
k wy hier be
oraal befchrevcn hebhier
befeliryven zullen, en hec
Zwart Koraal, by Tab. CIV. Num. 2. befclireeven. De laatfte
van deze drie foonen is echter geen Koraal, maar eene harde
Hoorachtige Zee-Heefter, welke weinig of in geer gebruik is, en
doorgaans onder de benaming van Litbopbyton befchreven is.
Dit Koraul heeft ronde gladde takken, die bochtig en zeer ver-
G g e 2 war d
W i
ri