I po R E K U M NATURALIUM
N u m . " 17, 18 & 19. CoraîHna Eqm m lorma.
Nomen inde accepit, quod caudoe equina; aut & fcoparum, quibus canthari expurgantur, fimilitudinem
pra fe ferat. Naturée eft corneoe, coloris ex flavelcente fufci. Caudex eredus alternis gcniculis
interflinguitur. Extrema caudicis genicuJa emittunt in omnera arabicum tenues ramulos, fêciformes.
Reperitur ad Anglioe Scotioeque litora. Sihahius Scotioe illuftrata; part. 1. libr. i. pag. 56. ejus
quidem defcriptionem, nec tarnen fâtis accuratam iconem exhibuit. Ad lit. a. Num. 17. alia ejusmodi
plancula marina adftat : ad lit. b. Stellula marina habetur, cujusmodi in noflro litore Scheveningoe efl
repcrire. Num. 18. lit./z. fingularis admodum juncus marinus cernitur, corneus, cavus, cujus ïjperfîcies
undique porulis denfîfiime confita cfl. Sub lit. a. Num. 19. tubulorum verraicularium congeries,
qualis Num. S. deicripta e f l , datur.
T A B U L A CENTESIMA ET PRIMA.
Num. I Fucus marinus^ filicuhs fcrcns, CoraUinafakiformi pcîiohtm ejus circum ambiente.
Caudice hic Fucus confiât eredlo, e cujus lareribus propagines emittuntur filiculis fimiles. Materies
ejus tenax, fîexibilis ac kvi s eft, videturque adeo ad fpecies turn paulo ante defcriptas, tum quîe fèquuntur,
pertinere. Huic fefe circumvoivit alia quoedam fpecies, lutei coloris, de genere Corallinarum
fubtiliorum, qu;E ob figuram fuam falcatoe vel falciformes vocantur. Crefcit ad oras Angli£e&
HollandicC.
N u m . 2. JÎlïafpuus Coraîlin^^ Equifetiforvia, adnata Concha^ qua Oflrmm echmatum efi.
Corailodendri hîEC alia fpecies e f t , utcunque priori fimilis, fed ramulis longe rarioribus ac tenuioribus
gaudens. Pro bafi eft concha, echinata , crepitaculum leprofi didta, ante inter conchyJia bivalvia
defcripta, cui nitide infidct. Videtur adeo in mari Indico nata elfe.
Num. ^^ga marina^ folus anguflîs^ nonferratis.
Autoribus nomine venit. Angufta foliola, quorum margines nequaquam, ut in vulgar!
A l g a , fèrrati funt, ex olivino colore flavefcunt. Hoec inter comparent germina coloris multo oblcunoris
fimilitudine feminum aut ftofculorum. In mari, quod algofum vocant, copiofè invenitur.
N u m . Fucus marinusfoliis ^ fruÙibîts confpîcîins.
Caudex fingularis iftius Fuci , oeque ac fuperior &:inferior ramus, crufla veluti tartarea, flavefcent
e , païïim. ftellatis porulis confpicua, undiquaque fere obregitur. Bina folia lateralia, tum & , quoe
de apice propuilulac , vefica aut fructus, nigricantem colorem guttis albidis interftindum montrant.
Qui fub apice utrinque e trunci latere prodeunt, fruftus inter fe difcrepant ; alter enim acutis fpinulis
afper, dilute Havefcic; alter loevis, fufcus, adnata monftrat duo Corallinarum germina- utriusquepetiolus
quoque germinibus confitus eft.
Nura. I-, 18 & 19. Taaräe Staart oj KanncvJdßer
Koralyn.
Dezen naam heeft het verkregen door deszelfs overeenkoomende
gc-lykenis naa een KannewalTer of Paarde ftaarc. Het is van
eene Hoornachtige natuur, en geelachtig bruine koleur. De ftam
_ is recht opgaande, vol knopjes, welke om den anderen geplaacfl
zyn. Aan het einde breiden deze zich in dunne fyne takjes uit.
Het vald op de Engelfche en Schotfche kuften. Sibaldus, in zyn
Scoiia illußraia, pars 2. lib. i . pag. 5Ö. heeft het befchreeven, doch
zoo volkoomen niet afgebeeld. By Num. 17. Ixttera. vertoond
zich noch een ander diergelyk Zeegevvasje, en by i . een Zeefic-rr
e t j e , dezelfde foort als die op ons flrand te Scheveningen gevondeti
word. By A^um. 18. a. is noch eene vreemde hoornachtig
e holle-zee-bies, welks oppervlakte dicht met gaatjes bezet is.
Lert. (?. by Num. 19. is een gedeelte dier Wormpypjes hier voor
by Num. 8. befchreeven.
H O N D E R D EN EERSTE TAFEREEL.
N i i m . I. Feuldragetid Zec'^icr, om welks Tak zicb
bet Ztijfen Koralyn gejlingerd beeft.
Die Zee-Wier beftaat uit een rechtopgaanden flam, uit welks
zydenziGliplauenaa Peulen gelykende lighaamtjes uilbreiden. Het
js van eene taaje, gladde en buigzame natuur, en tot de hier voor
befchreeven en noch volgende foorten bth00rende. Om het zelve
heef: zich een ander geel foort gef i ingerd, ' t welk tot de fyneKoralynen
behoord, die om hunne gedaante, ZeilFim Koraivn genaamd
worden. Hei valt gemeen op de Engelfche en Hollanfchc kullen.
Num. 5
Num. udmler foort van Kannavaffer Koralyn ^
groeyenäe op een Schulpt de Lazams klap genaamd.
Hier verbeelden wy een ander foort van KannewalTer Koralyn;
het is van dezelfde natuur als het vorige, doch veel ielder en fynder
van takjes. Dit heeft zich aardig op dc Getakte Lazarus
klap fchulp, hier voor by de twee fchaalige fchuipen befchreeven,
v a f t gehegt , en fchynd dus oorfpronkelyk ui: de Indlfche Zeen.
Ntim. 3. Zee-kmß met ongetande [malle hlaadcn.
Dit Zeekroofl is by de Schryvers bekend onder de benaaming
van Sargqffh. De fmalle blaadjes, welke in tegenflelling van het
gemeenc, terzydcn ongetand zyn, hebben eene geelachtige Olyfkoleur..
1 ufTchen dezelve vertoonen zich naa Zaad en Bloemgelykende
lighaamtjes van eene veel donkerder koleur. Het word in
de Kroof t -zee met meenigte gevonden.
Num. 4.. Blad en Vruchtdragend Zee-lVier.
D e fleel van dit vreemd Wi e r , benevens de onderfte en bovenß
e zy - f l e n g , is by naa geheel met een geelachtig Tarter of korft
o v e r g r o e i d , welke zich op de eene plaats meer als op de andere
met fterswyze holtens vertoond. De twee zyblaadcn, alsmede
de bovenfte lilaas of Vrucht, zyn van c-ene zwartachtige koleur,
met wiite flipjes. Dc terzyde boven aan uiifchieiende vruchten
verfchillen; de eene met fchorpe puntjes bezet is licht geel, de andere
licht bruin en glad is met twee koralyn lakjes begroeid. Beide
de fleelen zyn met uiifpruitfels bezet.
Num. j