T H E S A U R U S . S]
Linea lateralis re£la fere protenditur. Os claviculs magnum, durum, longum, fupra pinnas pc(5loralcs
lateri adiiacuni eft. In anteriore dorfi parte unica dacur pinna, ofTiculis 8 conftans, quorum i eft acu-
!eus robuftus, craftus, a poftica parte midique leviter ferratus j reliqua vero mollia füllt &c in apicc ramofa.
Appendix magna, cutacea, pinniformis, fed ofTiculis radiatis carens, ad poftcriorem dorfi part
em ex tat. Pinna: peftorales, horizontaliter fere ad vcutrem collocatx, ofliculis 9 conftaiit, quorum i
eft aculeus admodum crafllis, planiufculus, poftica parte multum ferratus j reliqua vem mollia funt, Sc
mofa. Pinna: ventrales, in infimo ventre longe infra pcdorales lita:, oiriciifis 6 mollibus
olliculis 15 mollibus conftat. Cauda main
apicc rai
conftant. Ani pinna regionc appendicis dorfalis pofica
g n a , multum bifurca, forficis didufta: inftar, ofliculis 17 conftat longioribus, exceptis filtern extremis,
qua; breviora funt. Longitudo defcripti eft unciarum 5 & linearum : latitudo maxima ad pinnam dorli
eft unci.^ unius.
N u m . 2. Myflus, ore in apice capitis; arris oäo.
Quod ad figuram, pinnas 5: numerum ofticulorum attinet, maximam partem cum pra^cedente convenir:
(èd caput planius eft , & corpus pro rata longius. Maxilla: fcrc xquales funt, nifi quod fuperior
tantillum ultra inferiorem producatur. Cirri fitu numéro, ut in priore, fe habent, fed triplo fere
funt longiores. Pinna: pedorales officulis conftant 8 , qux', ut in priore (pccie , comparata funt. Cauda
longa, admodum bifurca eft , ejusque fegmentum fuperius inferiore paulo longius apparet. Longitudo
defcripti eft 5 unciarum & 5 linearum.
N u m . 3. Mjßus argentei coloris i drris fex : pinna ani oßculorum oäodecim.
Caput planiusculum eft, & a roftro ad pinnam dorfi usque tefta dura, tuberculis minimis fcabra, munitum.
Corpus, venter, oculi, dentes, cutis, dorfalis Sc ventrales p innx, cauda, &c. ut in z''" fpccie
fefe habent . Maxilla fuperior ultra inferiorem prominet. Cirri fex longi adfunt, quorum duo longiftimi
in maxilla fupcriore ad finem usque pinnarum ventralium extenduntur & figura: funt planiufculx-:
Nares amplce, roftro vicina: funt. Oculi mediocres, cute communi tedi, Iride gaudent argentei coloris.
Color corporis argenteus eft, ad dorfuni tamen obfcurior. Aculeus pinna: dorfalis fat robuftus eft,
& ab utraque parte Icviilime ferratus. Pinnx pedtorales, uti in pra:cedentibus fitx, ofliculis conlhnt 11 ,
q u o r um i eft aculeus validus, craflus, ab utraque, prxprimis tamen poftica, parte ferratus ^ dum reliqua
mollia funt fît in apice ramofa. Ani pinna officulis conftat i 8 mollibus, exiguis, difficuker numcrandis.
Cauda, multum bifurca, ofliculis conftat 15 vel itJ longioribus. Longitudo defcripti eft 4 unciarum
& linear unius.
N u m . 4. Myflns cirris fex longijfimis appendice triangulari in extremo dorfo.
Bagre Pifiis Marcgrav. H. Braf. Lib. IK, cap. 16 y Willoughb. pag. Bagre prhna Johnf ton. pag. 145 ;
c u m
achtig , met bruinachtig gcmengt. De zy-ftreep loopt fchier
regt uit. Het flcutelbcen is groot , hard, hing, en boven de
borrt-vinnen aan de zyde vall gcgrocit. Op het voorfte deel van
den rug is een eenige vin, die 8 graadtjes heeft , waar van de cerile
een Ilerke, dikke, en van achteren overal licht getande doorn
is; maar de overige zyn zacht en aan de punt getakt. Aan het
•aehierrte van den rug iteekt een groot vel-en vinachtig aanliangfel
ui t , het welk echter geen gedraalde graadtjes heeft. De
borrt-vinnen zyn fchier horizontaal met den buik gcplaatft, en
hebben p graadtjes, waar van het eerite een zeer dikke en (lerke
doorn is, van achteren Iterk getand; maar de andere zyn zacht,
en aan de punt getakt. De buik-vinnen zitten onder aan den
buik, verre onder de borll-vinnen, en hebben Ö zachte graadtjes.
De aars-vin is tegen over het aanhanglel van den rug geplaatlt,
cn heeft if zachte graadtjes. De grote en rterk gegaffelde llaarc
gelykt naar een onen gehaalde fchaar, en heeft 17 graadtjes, die
iangerzyn, behalven de uiterltc, die korter zyn. Deze vifch
is f oneen cn p linien lang, cn op zyn breedll, omtrent de rugvin,
een once.
Num. i. Myjfus, met ^en hek ^oor aan de punt
'van het hoofdt, en met acht baarden.
Aangaande de gefbalte, de vinnen cn het getal der graadtjes
komt (feze meell met den voorgaanden overeen; maar het hoofdt
is platter,cn het lyf naar mate langer. De kakebenen zyn fchier
even lang, behalven dat het bovcnlle een weinig voor het onderilc
uitlleekt. De baarden zyn in getal en plaatle even zo als
by de vorige, maar fchier driemaal zo lang. De borft-vinnen
hebben S graadtjes, die op de zelve wyze, als in de vorige, gefchapen
zyn. De lange Haart is fterk gegaffelc, en het bovenllc
Ëcdcelre daar van fchynt een weinig langer te zyn als het ondere.
Dc bcfchvcven vifch is } oneen cn f linien lang.
Num. 3." Zihewerwige MyJIusy met zes haarden
^ en de aars-n)in uit achttien graadtjes.
Het hoofdt is platachtig, en van de fnuit af tot aan de rugvin
met een harde fchaal, die fcherp is, van zeer kleine bultjes
bedekt. Het lyf, de buik, de oogen, de tanden, het vel, de
rug- en buik-vinnen, nevens den It.iart, enz. zyn zo als in de
iwede foort. Het bovenfte kakebeen fteekt over het ondcrilc
uit. Men ziet 6 lange baardtjes, waar van de twee langlle zich
van het bovenfte kakebeen tot aan het einde der buik-vinnen uitflrekken,
en platachtig zyn. De neusgaten zyn wyd, en naby
de fnuit. De oogen zyn riiatig groot, en met hec gemene hoofdvel
bedekt, hebbende een zilvervenvig ooglierretje. Het lyf is
zilververwigi doch wat donkerder omtren: den rug. De doorn
van de rug-vin is vry fterk , en aan weerkanten heel ligt getand.
De borft-vinnen zyn zo als in de vorige geplaatrt, en hebben
II gi-aadtjes, waar van de eerfte een fterke, dikke, doorn is,
doch meeft van achteren getand, terwyl de overiye zacht, en
aan de punt getakt zyn. De aars-vin heeft 18 zachte, kleine,
graadtjes, die kwalyk te tellen zyn. De fterk gegaffelde ftaart
heeft if of 16 langer graadtjes. Deze vilch is 4 oneen en een
linie lang.
Num. 4. Myßus met zes %eer lange haarden, en
met een driehoekig aafihangfel op het uiterße
man den rug.
De vifch Bagre van Markgraaf Hiß. Brafd. Lih. IV^ cap.
cn vanWilloughbyj/iiï^. I3p,als ook de eerßeBagreviinjoh\-ii\ou,
X i
li il
11
»
t
• I r "
I
Mt . ;( (
Iii