T H E S A U R U S. 173
T A B U L A S E P TUAGE S IMA ET O C T A V A.
Seâio quadragefma- ^ prima.
Num. I & 2. Ejusgeneris,quodabAraneanomenhabet,fpecimenhicexhîbeoduplIcatarpinarum
ferie confpicuum, ac infolita; magnitudinis, cui par aliud rariffime invenitur. Corpore eft exig
u o , fi fpinas valde exporreftas ac nonnihil aduncas confideres. Utraque facie depidum eft.
Num. 3. Simile aliud, minus tarnen, at ceterura a priore non difcrepans. Dilute flavi utrumque
coloris eft.
Num. 4. Cochlis Aranea fîmplex, cujus fpinoe longe, quam priorum, craflîores iïint.
Num. 5 & 6. Du£e çochleEc, altera prona, altera fupina, quae capitula Gallinaginis aut & hauftella
vocari folent. Ex ruffe piéloeac ftriata^ fiinr.
Num. 7 & 8. Ficus duoe mûricatoe, corpore oblongo, ceterum ftriis diftindïoe, fpinisque fufcis,
multum produflis, obfitoe. Brevioribus tarnen gaudet, quae ad num. 8. habetur , eademque infuper
conformatione etiam ab altera difcrepat.
Num. 9, Rapum fpinofufn, coloris velut carnei, cui corpus breve fpihis longum porreflis horret.
O b qualemcunque fimilitudinem Rapa vocantur.
Num. ÏO & I I . Species ejusdem generis alia, roftro longe breviori, corpore inter rofirum &
v e r t i c em magis compreffo. Colore non admodum diifert a priore. Pronam & fiipinam fiftimus.
T A B U L A N O N A ET SEPTUAGESIMA.
Seäio qiiadrageßma ^ fecunda,
H«c tabula propemodum univerfum Fufi genus GalÜcasque hujus fpecles, oeque ac alias, complefiitur.
Medium tenet Fufus magnitudinis inufitatje, exrufopiftus, per fpiras tuberofus. Fufi Gailici
f e r e albent; dum alii plerumque rufuli funt , alii etiam fpadicei, hique magis comprefTo corpore, ac
tuberculis altius affurgentibus. Nonnullis, qui fuis fefê maculis nigris diftinguunt, Turris Babylonien
nomen datum eft. Alii vocantur Symbols veftiaria ob multiplices colores ac f a f c i a s , quibus ornantur.
Adjecimus aliquos , qui cum fufco & fere nigricante fint colore , Aethiopes audiunt, ab
aliis tamen Ôf inter Fufos numerantur: albis hi atque uteis fafciis nitent. Quidam iftorum Fuforum
t e f ta gaudent crafîà, alii &pra2cipue, qui Gai l icidicuntur, tenuiore: hi quoquecof t i s diftinguuntur &
roftrum porrigunt valde longum, tubulatum inftar fiftub tabacariee. Pleraque iftorum fpeciminum
fbperne ac inferne confpicienda exhibentur.
T A B U L A O C T O G E S I M A.
Seäio icrtia quadrageßma.
VenuftiiTimam hac tabula fiftimus colle^tionem cochlidum, quas Aethiopes vocant , diverfe magnitudinis.
Plera^que fafciata^ funt.' Nonnull^ rarifTime occurrunt, quas quidem ab alüs haUd difficile
eft dilcernere; quum flamm is veluti pi6lae, auc fingularem in modum fafciis exornatoe fint. Utplurimum
faturate fulci funt coloris, qui & in dorfb iäturatior cernitur. Imam faciem aliquibus exemplis
qua-
NEGEN EN Z ACHT EN ZEVENTIGSTE TAFEREEL. EVENTIGSTE TAFEREEL.
Be een en ueei'tigße fnede.
Num. 1 en 2. Een ongemeene groote dabbeld getakte Spin-'
rekops hoorn, wiens weérga zeiden gevonden word: iiy is iciein
van lyf in de proportie van zyne pennen, die wyt uitgeflrelct en
eènigzints geboogen zyn, van onder en boven te zien.
Num. 3. Een ditc doch kleinder, anders gelyk aan de voorgaande:
deze hoorns zyn bleekgeel gecouleurt.
Num. 4. Enkelde Spinnefcop, welkers pennen veèl dikker dan
de voorgaande zyn.
Num. 5 en 6. Zyn twee fnippekoppen , die wy van onder
en boven vertoonen , dezelve zyn rosachtig gecóuleufd en geftreept.
Num. 7 en 8. Twee getakte vygen , lankwerpig van lyf,
voorts geftreept en tnet bruine lang uitfteekende takken voorzien,
waar in n. 8. de kortftefl heef t ,en buiten dat ook van de anderen
in gedaante verfchilt.
Num. 9. Een getakte Knol, deze is vleescouleurig en heefc
lange uitfteekende takken meteen kort lyf, waarom dezelven
Knollen genoemd worden.
Num. 10 en 11. Een ander foort, veel korter van Heel-en
ingedrongener van lyf, deze verfchilt weinig jn couleur met de
voorgaande en is van onder en boven te zien.
Tom. 111.
he t\vce en vecrtigße fnede.
Op deze plaat is byna het geheele geflacht van fpillen by een
gcbragt, zoo Franfche als anderen, in het midden is een wcèrgalooze
groote fpil, gebuid op de gieren en ros gecouleurd, de Fran*
fclie fpillen zyn genoegzaam wit, daar de anderegemeenlyk ros zyn,
andere wederom bruin,die meer in een gedrongen zyn en welkers
bulten ook verder uitdeeken, eenige worden Babilonfche Torens
genaamd, die zich door hunne zwarte plekken orderfcheiden,
ook zyn 'er die reen Liveryhoorns noemt, om de verfcheidentheid
van hunne banden en couleuren: hier zyn bygevoegd eenige Mooren
, om hunne bruine en byna zn'arte gedaante aldus genoemd,
die zorrimigen ook onder de fpillen ftellen, deze zyn met witte en
geele banden gebandeerd; zommige van deze fpillen zyn dikfchalig,
zommige dunfchalig voornämelyk de Franfche, welke mede
geribd zyn ep een zeer l?nge punt hebben, die van binnen hol is
als een tabakspy p ; meert deze allen zyn van' onder en boven te zien.
T A G T I G S T E TAFEREEL.
De drie en vecrtigße Jmle.
Op deze plaat is een zeer fraaye verzameling van Mooren fö
zien, meert gebandeerd cnverfcheiclc van grootte, eenige zyn Jiier
X x onder.
!