2 1 1 K E R U M N A T U R A L I U M
undiquoqiie porls perfufi funt ampl is, multum inter fe diÏÏitis, ultra fuperficiem ramorum utcimque proniinulis,
intus ilellaris/^ in c a v e am dilatacis. Rami maximi & craiïîiïimi, raro exemple, intus pafTim
excavati func, nec f l d l a t i , fed interna fuperficie L^ves, ad f imi l i tudinem tubulorura. Color eft albus
nitidus. In finubus variorum marium, ut Medi t e r rane i aliorumque, invenitur. Giinlticrio audit jîcro-
'pora alba foraminulis ßeJlalis ampUoribm : Cor ahum album, oculatnni^o^dnarnm. Dubito, num, quod
Lnbatm hincrariofitopcr inJulasGaUkasAmcriCfZ, torn, s .pag. 88. memorac, id ipfum , de q u o hi e
o g i m u s , Coralium fit. Notatu certe digniflimum e f t , quod Autor iftc de m o d o crefcendi hujus corporis
ibidem narrac.
]Num. 3. Coralium album^ lapidofum; ramis nuIJo ordine interfcfe implicatis, adsxtremitatcsflellatis.
Hoec cjusdem generis altera fpecies ef l , qua) baud raro, & yel frequentius .etiam, quam prior, in
officinis pharmacopoeorum pro C o r a i i o albo venalis proftat. Eo tantum difFert, quod fuperficie non Tic
foraminulenta 5 extrcmisque ramis velut in ilelias efflorefcat.
Num. 4. Fungus modo efl marinus 5 formie ordinatioris, lamellis tenuibus, erecîis, nondentatis,
q u a l em Tab. C IX. Num. i. defcriptum dedimus.
I S I u m . 5. Coralinm tcnertim, ramofmn^ phmiaùîe; ports intusßelJatis.
Mira venufîate frutex ifte corallinus proecellit. Tenelli ejus rami innumeris conllant tubulis aut calic
u l i s , exiguis, calicis in modum ex ora repanda in anguf lum fundum coeuntibus, incus flellatisj ut
i d e o quivis raraulus veluti plumofus appareat. Materies fragilis eft^ color gryfeus.
Num. 6. Eadem eftCoralii fpecies, quam cochlea: raarina>adnatam Tab.CVIII.Num. S. exhibuimus.
Num. 7. Gieba CoralHjin, alba^ caicaria, utpltirmum irrcgulariter gkbofa, aut ovata.
V i x aliud nomen, quam piforum Corallinorum, his g l e b i s commode dederis; nifi fîngulare pro ipfis
g e n u s velis conftituere. T o p h o baud abfimiles runt ,nec nifi ad c l a l î èm Tophorum pertinere mihi videntur.
Materies earum calcaria e/l , alias rudior, alias (libtilior; externa tacies tuberofa, ramofa; interior
compages (blida, coafta, nec tamen lapidejE duritiei. Vidi minores, qu£E tragematibus plane fimiles
erant. Saepe etiam nautiE hujusmodi g ebulas excreta coniiciunt, imperitisque fraudulente pro planciç
marinis divendunt. Locus natalis in mari mediterraneo.
N u m . 8. Alc-jonhmramofiun^ unguhi forma; ramUobtußs^ nodoßs.
Q u u m aptius aliud nomen huic corpori marino imponendum haud fuccurreret, vifum eft id ad A l -
c y o n i a referre: quo q u i d em titulo Veteres id genus rerum donafte videntur. Extrinfecus compaélutn
eft & latis loev e , fi exceper i s minores quasdam protuberantias. Tenuis cuticula textum molle, fpong
i o f u m , irreguläre, contegit. Subftantia mollis eft ac m i n ime ponderofà. Ceterum, quod Mercati in-
Aletallotheca yaticana^. 106. depictum defcriptumque exhiber, huic noftro prorfus fimile dixero, nifi
quod porolum l i t , minusque addenfatum. Color eft f l a v e f c ens . Locus natalis ignotus.
F I N I S TOMI TERTII.
ward dooreen loopen. Dezelre zyn over al beXet, dc>ch TV^d van
eu-n, met wydeporen, die zieh eenigzins op de oppervlakce der
l a k k e n verheffen, en inwendig gefterd o f gegroef d zyn. De dikfte
en grootf^e takken , 'c geen zeldzaam is, zyn doorgaans van binnen
dourloopend hol en w y d , niet gefterd, maar van binnen glad gel
y k een Kanaal of buis. De koleur is zuiver wie. "I" word in de
Inhammen van verfcheide Zeen, gelyk de Middelaodfche en and
e r e , gevonden. Gualikri noemt het Acropora alba foraminibiisßelïaüs
awplioribus: Corallium album oculatum offictnarum; en ik twyfel
o f dat geen, waar van Labat in zyn 2.Deel pag. 88- der Rei z e naa
de Franfche Eilanden van Amerika fpreekt , niet het zelfde Koraal
j s : 't is zeer aanmerkeiyk, 't geen w y onitrend de groeying aldaar
b y dien Schryver aangeteekend vinden.
• Num. 3. J-Fitßeenochtig en vcrivard dooreengeßingcrd
Koraal, ii'elks uiteinden der takken
zifb geßerd vertoonen.
D i t is eene tweede foor: van hec voorgaande en word dikwjls,
en zelfs meer dan hec voorgaande, in de Winkels der Apothekeren
voor he: zoogenaamd Wit-Koraal verkocht. Het verfchild
hier in, dat de takken op hunne oppervlakte met geene poren bezet
zyn, en dat de uiteinden zich uitwendiggederd verwonen.
Num. 4. Is niets anders dan een regelmatiger gegroeide'foort
van Zee-Kampernoel je, met ongetandde en dunne opftaande blaadj
e s , welke w y Tab. CiX. Num, i. enz. befchreven hebben.
Num. 5. Teer, takkig en plubnacbtig Koraal
met imjoendig geßerde poren.
W o n d e r l y k fraai is dit Koraal -Gewas, deszeSfs teedere takken
beftaan uit zeer veele kleine bekerachtige, van onder fpits afloopende
en van bianen gederde buisjes of Kelkjes; zoo dac ieder
tak zich veer o f pluimachtig vertoond. Het is geheel bros in het
aanraaken; de koleur is grysgraauw.
Num. 6. Is het zelfde foort van Koraal, 't geen zich, om hec
Z e e - H o o r n t j e , .in Tab. CVIII. Num. 8. vertoond.
Num. 7. jVitte Kalkachtige Koraal-Klomp, welke zich
veellyds onregelmatig, rond of langwerpig 'vertoond.
D e z e Koraal-ballen, (men kan dezelve niet wel anders noemen,
o f men moen; ze als een Geflacht op zich Zelve aanmerken) hebben
veel gelykenis naa een famengroeying of Tofus, zoo als ik die
ook daar voor houde. Hun uiterlyk aanzien is Kalkachtig, fomw
y l e n zyn ze fyn en dan weer grof knobbelig of takkig, doch altoos
van binnen vaft en dicht, echter niet fteen-hart. Ik heb 'er
kleine gezien, welke natuurlyk de zoogenaamde Bruidfuikers verbeelden,
hoewel de Zee-vaarende die ook dikwyis van Kryt naa
maaken en voor 2^e-gewa(ren den onkundigen in de handen ftoppen.
Zy vallen in de Middelandfche Zee.
Num. 8. Klaauzv of takkige Jkjonium metßompe
en knobbelige takken.
Geen gevoeglyken naam voor.dic Zee-Gewas kunnende uitdenk
e n , hebben wv het zelve den naam van /ikyonlum, dien de Oude
aan deze foortcn gegeven hebben , iaaten behouden. Het zelv
e is uitwendig dicht, en, uitgezonderd de kleine knobbelachtige
v e r h e v e n h e d e n , tamelyk glad, dooreen dunne huid, welke een
v o o s , «acht en onregelmatig famenwecffel i s , bedekt. 'T is zacht
en licht, en het Ztlfde fourc als 't geen by Mercali in zyn Mclalloibeca
l^aücana p. loö. verbeeld en befchreven is , hoewel deze
geene poren heeft, maar vaft en dicht is. De koleur is geelachtig;
de plaats waar van daan my onbekend.
E I N D E van het DERDE DEEI.
mi