1 7 0 R - E R U M NATURALIUM
N u m . 3. Nautilus ejusdcm /peciei, prioris compar.
Quamquam Galli communi nomine omne genus conchyiiorum compMuntur, perexcel-
Jentiam tarnen id ipfum tribuunt Nauiilo, qui propterea inter nos quoque utplurimum ira appellatur.
Quern hoc numero exhibemus, artificem manum Celebris Bellekinii quoque expertus e/l, itidemque
raptum Europe, Agenoris Regis fiH;e, reprajfentat. Puppis tarnen heic Integra eft, nec nifi infculptis
tantum infignibus, atque vitis frondibus, exornata. Inde pro compare prioris in noftro mufeo
iervatur, oüendicque non Ccxlatura adeo, fed fculptum modo opus.
N u m . 4. Nautilus tenuis.
Belgje banc cocWeam vocant Doekelmyf, vel & Schippertje. Forma, quam colorc, elegantior
elL i efla conftat tenuiffima, quafi pergamenre induratje fimili. Domiporta ampliflima fere duas tertias
partes totius cochlecE conflcit. Spirai orbiculatim introrfum circumaftaj fefe recondunt. Spira extima
duabus dentium feriebus ita obfitaefl, ut in ejus dorfo hinc fulcus nafcatur. Radices iftorum
dentium in plurimas exeunt co/las transverfales, qua3 maximam partem obliquo traiSlu verfus oppofituni
fpir® marginem , internum, convergentes terminantur. Hïe cofla; Tua potiiTimum varietate conftituunc
difcrepannaminterNautilum, qui a grumo oryzEe coftEe cognominatur, Ryßenbryhoorn, interquealios._
JlJe mmirura non continuis gaudet coüulis, fed tuberculis, quce grana ory2a3 referunt, juxta
fe mutuo Ita compofitis, ut coftulas effidant. Rara admodum eft htec Nautili fpecies, &, quod hoc
Joco proponimus exemplum, tum ob eximiam magnitudinem, tum ob integritatem iilibatäm, inter
cimeha noftri Mufei memo numeramus. Colore eft, inftar charta? pcrgamen®, flavefcente. Puppis
qua fefe mtrorfum convolvit, dilutefuTca eft. Jnteriora autem oris colorem pergamena^ quoque habent
Aum. 5. Nautilus tenuis, magnitudinis inufitatas, diverfus a priore, quod denticulis gaudeat brevioribus,
nec adeo tubercula, fed coftulas continuas pr® fe ferat. Ceterum dilute flavi quoque coions
eft, & circa fpiras ac dentes ex fubfufco obumbratus. Communi autem fermone fertur, animalculum,
CUJUS hc-ec Cochlea domicilium eft, ejus ope velificando per fummum mare vel celerrimam navem
pofle prrevertere.
Num. 6. Prion fimilis, minor tamen mole, adeoque & tefta tenuiore magisque transparente
Num. 7 Perquamftngularisha^c Nautili varietas eft, colore difcrepans a prioribus: nequeenim,
ut hi, ex albo aut fublureo transparet, fed ex rufo. i • '
at eo maxime memorabilis, quod aculeum-in dorfo gerat, qualis ia
ceteris Nautilis nunquam occurrit. Unde liquet peculiarem fpeciem, eamque rariorem, conÄtuere.
Num. 9 & 10. Ifti colore itidem rufo, ut Num.7, pi-^ifunt, fed minores.
Num. II & 12. Minorem ejusmodi Nautilum intus & a latere confpiciendum damus: ut &foveola^
compareant, quarum impreffionibus dentes foris prominentes nafcuntur, & fulci, qui coftulis
externis refpondent. > > M
T A B U L A OCTOGESIMA ET (QUINTA.
Poftquam, qu.^ ad Cochleas pertinent, pertradlavimus, proximum ef t , ut defcribendis Conchis
nunc operam demus. Itaque Cochleis artificiofe c^Iatis mox fubjungimus tabulam, qua arte elabora-
Num. 3. Een diergelykt Coquilie, zynde de ivederga
van Num. i.
Schoon de Franfehen onder de naam van Coquilles allerlei zoorten
van hoorns begrj-pen, zoo werd deze van hen by uitnemendheid
Coquille genaamd en is das by ons ook hec meede bekend.
D i z e hoorn is mede door den konllenaar BelUkin uitgewerkt en
vertoond mede de fcnak.ng van Europa, Koning Agenors docht
e r , de krul is hier m zyn gehee! gelaaten en verfiert met een wapen
en wyn^artsloof, deze verftrekc voor een «redergade in ons
cabuiet vaa de bcvenftaande, maar is niet doorgewerkt.
Num. 4. Nautilus Tennis.
Deze hoorn word in het Nederduits de Doekhuyf ook wel het
Schippertje genaamd, hy is fraayer van gedaante dan couleur,
zynde van een zeer dunne zeifftandigheid en als hart pergament,
z y n mond maakt byna tweederden uit van het geiicel, de gieren
oopenkrulsgewys na binnen, aan de buiten gier is hy met twee ryen
tanden b e z e t , die op de rug van den hoorn e e a i l euf uitmaaken, van
deze tanden gaan er verfcheide dwarsribben, die.meeft alJe aan
de bmnegier emdigcn, in deze ribben befïaat eigentivk het onder-
^ h e i d tuffchen de Ryaenbr y Nauüius en de andSen f d e Ryftenbry
Nautilus heeft m plaats van doorgaande ribbetjes aan een gefchau
t t t n ^ ^ ' ryf tkor r eJs , ' die deze rilbetjes
vérTnon.n'" T "' ^ e n gevonden. en die wy hier
Tjertoonen is de grootfte, die 'er by de LiefTiebbers gevonden word
e n , h e t i s een vandewaardigf lef tukken in onsCabinec: de couleur
taï
is uit den geelen als pergament, by de knil omtrent de gieren is
h y hcht brum en loopt dus binnen in de mond, die mede de couleur
van pergament heefr.
Num. 5. Een ongemeens groote Natitilos Tenuis, hy is van
de voorgaande daar in onderfcheiden, dat zyne tanden zoolang
niet zyn, en in plaats van knobbéltjes doorgaande ribbetjes heeft,
men zegt dat de beeften, die deze hoorns bewoonen , met dezelv
e fneller kunnen zeilen dan eenig fchip in zee, hy is mede licht
geel en aan de gieren en tanden bruinachtig;.
Num. 6. Deze is de voorgaande g e l y k , behalven dat hy kleinder
en bygevolg dunder is en dus ook meerder doorfchynend.
Num. 7. Dit is een zeer vreemde zoorf en verfchilt van de
bovenfkaande in couleur, want daar de bovengaande wit o f geelachtig
doorfchynend is, is deze uit denToHen.
Num. 8. Deze is heel klein, doch is aanmerkelyk, dat zy op
de rug een doorn heeft, daar die anders nooit aan deze hoorns
gevonden worden, derhalven is deze byzonder vreemd.
Num. 9 en 10. Deze zyn als Num. 7. mede rosachtie eecouleurd
doch klcinder. "
Nura. II en 12. Een diergelyk fchippertje binnen en op zy
te zien, waar door men de holleijes, die van buiten de puntjes uitmaken
, gewaar word, als mede de liokens, die de buiten ribbctj
e s uitmaken.
V Y F EN TAGTJCSTE TAFEREEL.
De Hoorns afgehandeld'hebbende gaan wjr over tot het befchrvven
der Schelpen, en wel eerft laten wy op de kunflig gefnede
Coquilles een verklaring. volgen van de door kunfl: uitgewrogre
f c h e l p e n j dit word zelden anders gedaan dan aan dc paarlemocrfchel