198 RE R U M N A T U R A L I U M
N u m . 6. Frutex Ugnofus, planus^ wßar vmtiïahri^ ramuHs interfe concrctls,
crußa tartarca^ rubra ^ nndiquaque contcäm.
Flcgans htcc plantula fruticofa cruflam faturate rubrem fibi undique circumfufâm mon/lrat. Truncus
teres, humilis, in fcopulo etiamnum radïcatus, fecundum latitudinem mox fecedit in pJurimos raraulos,
qui inter fefe connafcuntur, at fparfim tarnen & alias emittunt propagines, tempore demum
concreturas. Ad Promontorium Bonoe Spei piuresque alias Africoe oras repentur.
N u m . Buccmum vulgare, alga marina, foUis hrevibus, nodofis, conßtum.
Buccinorum generi annumeranda hoec cochlea frequenter in litore pagorum maririmorum, Sandvoordx
& Schevenmgce, occurrit, incolisque Tuba Sönora dicicur. Coloris eft fordide cinerei, quandoquelutei,
rugis fuicisque profunde arara. Alga inildens, foJiolis craffis, brevibus, nodofis, pricdit
a , ad iliud genus pertmet, quod Tab. XCVl l J dcfcripfimus.
N u m . 8. Keratophyton, ramnlis kteralibus brevibus, conjugatis^ crußa obfcnre hlea îcâum.
Materiem Jiujus fruticis corneam efTe inde confiât, quod pelluceat, ubi crufla tollitur, cornuquc
oleat m jgnem conjeflus. Pro bafi fimile Ofireum e f t , ut fupra. Locus natalis Nova Hifpania. •
N u m . 9. Uva marina^ haccuHs longo caudiei dcnfe aànatis.
Quam hocloco exliibemus, Uva marina raro occurrit. Bacculfe ejus, Piperis granis ftmiles, denfe
ftipatcT, cauliculo pra^longo, duro ac veluti refinofo, circumcirca adnaf^:untur, intusque, lapidis
jnftaf durje, albjcant, fons, ut ipfe etiam caulis, ex fulco utcunque virefcunt. Ex Nova Hi/pania
accepi. Mufei XXIJ. confimilis fpecies , at caule carens, defcribitur.
^ Nu m . 10. Puhmnaria marina, follacca.
In lapide radicata hxc plantula, ob qualemcunque ftmilitudinem, Pulmonaria marina dicitur. Pedicuh
non minus, quam folia ejus, obfcure chalafTino funt colore. Folia, utplurimum bifida, utraque
facie ex albido refpiendent, quafi albis fquamulis obfita. Forte Efchar.-e fpecies e f t , qucc ipfis adhoeret.
Sparfim tamen & fufcoe maculoe comparent, iis nimirum Jods, uti videtur, quos Efchara nudos reliquir.
Ex Nova Hi/pania allata eft:.
T A B U L A CENTESIMA ET OCTAVA.
N u m . I. Cochlea ahîa Uta, cuifruUx marinus^ lignofus^ accrevit, imaßde confpicicnda.
Prc-ecedente tabula faciem fuperiorem hujus Cochleae exhibuimus : hoc loco eadem inverfa depingi-
Num. 6. Houtachtig, plat of wajei'achtige Beejïer^
^•elki takjes in elkander gegroeid zvn, en geheel
met een donker i-oode Tarter overgmid is.
DIc ftaaje Meefler - gewayje is mee een donker roode Tarter
Num. p. Zeedruifi in ronde bolletjes dicht aan
een langeßeel gegroeid.
De Zeedruif, die hier verbeeld is, is Zeer zeldzaam. De kleine
ronde bolletjes, gelyk Peperkornen, groL-hed begro^^id. ICorc bS; n ^^ 0 de S ZZ noch ooTén ' /eperkornen grojy^eynen d idcilcnln o pop e leklaknadnedre,r ,
/le.n vaa zie, verdeeld hec zich plat ^vUTe kleinetkkef Jel' a" ' - ^ ^olbjes, di.
ke alle in of aan elkander valt gegroeid zynrhier en yaar^Tch f
korte hf^oommppjjeess oovveerrJJaaaatetennddee,, ddieie d doooorr ddeenn tyd wwed.Ter. vva"f l eroc"efnJ ? ; Y'tachfg en fleen i2ard. T komt dt
luftcn verfcheide AfrJkaan/i:he
Nurn. 7. Gemeene Kink - Hoorn, met kort knobbeliz
Zee-(Fier begroeid.
Deze Zee Hoorn, welke onder 't Genacht der Trompet-hoorns
behoord, word gemeen zoo te Zandvoord als aan het Scheveninefche
ftrand gevonden, en aldaar Kink-hoorn genaamd Dezelve
is van eene vuilgrauwe en fomtyds geeJe koleur, hoo^ ge'opt en
gerimpeld Het Zee-Wier is d i . korc en knobbelig^fn dezeT
• AvrC^fV^rI®II.^ ,!b"e^l'c- hreeven hebben. welke wy by Tab.
Num 8. Hoornachlig Heefler-takje , met korte zytakjes,
die zich aan weerszyden gehkformk uitbreiden,
met een donkergecIe korfl omgrocUl
Deze Heerter is vntj eene Hoorrachtiire natuur, 'c welk bivkt
wanneer mende korft daar van wcgneemd, is dezelve d o o S
nende en op t vuur ruikt het Hoofnachtig. Dit takje heeft zkh
de Spaan fche Wefb-indien. In het Mufeum Bejlerianim T. XX11.
is eea dergclyke foorc, doch zonder ileel, befchreeveu.
Num. 10. Bladerig Zce-longe kruid.
Dit takje, 't welk zich op een ftecn heeft vafb gehegc, draagt
om deszelfs gelykenis, den naam van Zee-longe kruid. De fleelèn
van dit gewas zyn, gelyk de Blaaden, donker Zte-groen. De
blaaden zyn meed: in twcen verdeeld, van boven en van onder uitglinfterende,
als of'er witte fchobbetjes overheen gegroeid waaren;
doch dit fchynd my toe eerc foort vani/cAam oI KorAgewas
te zyn, die zich om dezelve heeft heen gezet. Hier en daar vertoonen
zich bruine vlakjes, dan dit zyn .illeen maar deelen, welke
van de Efchara onbegroeid gebleven zyn. "i" is mede uit de Snaanfche
Wen-jndicn.
HONDERD EN ACHTSTE TAFEREEL.
Num. I. G?-oole Laphoorn-, met een houtachtige
Zee-boom begroeid, vm onderen te zien.
In ons vorig Taferciel vertoonden wy'dezen groocen Laphoorn
vaadeszelfs boveafle zydej. liier verbeelden wy denzelvcn omgekeerd