] 6 6 K E R U M NATUR AXlUM
aperturoe eontorta: quod admodum infrequenter occurrit. Superficies ^externa flavefcens ex fufco
marmons in modum, vanegata efl; domiporta intus cinerea, JoeviiTima, nitidiiïima. '
Num. 2. Aliud Cymbium eoronatum, dilute flavicoloris, ex coerulefcente Ócfdfco, nubiumîor-
'ma, maculatum.
Num. 3. Coronatum quöque exhibet Cymbium, haud minoris , quam proecedens, elegamiffi
Rentes coron® aire exfurgunt. Piaura fuperficiei adeo fimilis eft conchoe bivalvi, quoe nomen t Gr^
corum Alpha habet, ut jure videatur hoc quoque titulo inter Cymbia mammiilaria diftingui pofTe.
Num. 4. Corona caret, ac Iingulari ratione multivariis ftriis-flavis & wfulis, quoe-arbufculas referunt,
exornatur. ^
Num. î. Cymbium lutei coloris, fufcis quafi coftulis varium, corona quoque caret. Spirte acuto
margme m apicem usque papillte fefe convolvunt.
Num. 6. Cymbium coronatum, maculofum, venuftiffimum, cujus maculoe, in fafcias difpofitoe-,
corpus cochleoe ambiunt. Colons eft ex rufo lutei. Supinum exhibemus.
Num. 7. Iftud Cymbium & duplici corona eminet, & inuftraca piélur^ varietate, marmoris in
modum, ex rufo & fufco proenitet.
Num. 8. Itidem coronatum eft, at forma non minus, quam piäura, a prioribus diverfum. Nimirum
labjogaudet lare repando, tribus maculis, flavefcenribus, majusculis, variçgato. Ejusmodi macula
quoque dorfum diftinguit, quod ceterum ex fufco rufulum eft.
Num. 9. Simile Cymbium, colore a proecedenti non diverfum, at piauroe tarnen'•multi]m
pantis: lata enim fafcja, transverfali obliqua, cingitur.
. Num. 10. Ejusdem fpeciei aliud marmoreis maculis, ad ftmilitudinem infignium, venuftiffime
exornatum, quod ea de caufa merito Paludamentum dici pofTet.
Num. I I—^iS. Adjicimus'denique varias Cymbiorum mammillarium Ipecies, prono ac fupino
litu, forma, colonbus, piflura, uti eximias,' ita a prioribus multum diverfas.
T A B U L A SEXAGESIMA S E P T I M A.
'Sfäio triceßma.
Hac tabula ftlJimus Cochlidummuhivarrasfpecies, quoe Belgis Roftra Suilla, alias & Vefpertiliones,
audiunt. Ut conformatio exafte dignofci queat, utraque facie confpiciendas damus. Difcreparit
autem inter fefe p urimum, five pidur® fpeftes modum, five colores. Plurimoe rufi funt coloris, faturatetufcis
maculis, quafi fîammeis, difîinftce. Nonnulfe feves, alioe fafciis muricaris afper® , qu®
qujdem minus frequenter occurrunt. Rumphius in fuo Mufeo de hoc genera memorat, ab Amboinenfibus
avide indagari, pifcemque inrus habitantem, quod cartilagines fit naturoe, ma^no cum obleetamento
comedi; quantumvis haud raro aliquantum amarefcat. Boetuni quoque, ut idem ait, banc
« c h h d em capiti fuorum infantum fupponunt, ad pavores damoresque nodturnos avertendos- quo factum,
ut abns etiam Droomhoorns, quafi Cochleoe adverfus infomnia , appellentur. Plura apud
Kumpliium vider, pofTunt. Adjecimus, ne quid vacui fpatii fuperefTet, Cochleam, qu^ a nonnullis
quoquead Vefpertiliones,abahisveroad Ficus refertur, lit. a & b.'fuperne & inferne coufpiciendamquin
& tres alias fpecies, quas nonnulli inter Caffides numerant, quibus Belgoe nomen dederunt, Retakte
ßeddetyk. ht. c. d & e notantur. ^ o
TABULA
ken, waar ora raen dezelve met recht een wapenrok of keifersrok
(piiudamencura) kan noemen. . - .
• Num. II Ig, Hier vertoonen wy noch verfcheide foorten
van tepelbakken^zoo van onder als van boven , uitmuntende zoo
in Couleur als tekening, van den anderen zeer onderfciieiden.
Z E V E N E N Z E S T I G S T E TAFEREEL.
lie äertigße Jnede.
Op deze plaat hebben wy verfcheide foorten van hoorns, by
ons gemeenlyk varkenfnuicen, by anderen vefpertieljes genoemd,
by elkander gebragt, zoo van onderen als boven te zien; zezyn
z )o in tekening als couleuren y an onderen en van boven verfcheid^
n, meeR zyn ze uit den «Ten met hoogbruine vlammen verliert,
waar onder eenige glad zyn, andere met gedootendebanden
, die zelden gevonden worden. Rumphius in.zyn raariteitkamer
fchryfc 'er van, dat die van Ambiin dezel-ve zoeken, en de
VB daar ui: om zyn kraakfaeenachtigheid met groote fmaak nuttigen
, alhoewel onder die eenige wat bitter zyn-j de Boetonders
leggen ze des nachts onder het hooft van hunne kinderen,om voor
het verfchrikken en fchreeuwen bevryd te zyn: waar van zy by
hen de naam voeren van droomhoorns en die^gc^yke zaakan meer,
breeder van Itumphius aangehaald. Hier'hebben wy ter plaatsvulling
bygezet een hoorn, die zommige onder de Vefpertieljes,
andere onder de vygen teilen by a. en fa. van Dnder «n boven te
zien; ook dne fuorren van hoorns, die eonige onderdo getakte
beddetyken ftelJen, -welke wy aanwyzen by de IßKewc. d.eii e.
A C H T
de tepelbak, met een omgeflage rand, zoodanig hy heel zelden
«evonden word; hy is op de gieren geelachtig gecouleurt en met
bruin gernarmerd, van bianen m de mond is hyaseraauw, zeer
glad en bhnkend. ® '
Num. 2. Is weder een-gekroonde tepelbak , iichc geel van
couleur en wa: blaauwachtig en bruin gewoHfc.
- Num. 3. Vertoond een-gekcoonde lepeltak, niet minder fraai
^ n de voorgaande meo^ou-dcze-met recht kunnen noemen de
Gnekfche A. t^elbak om de gelykheid , die hy heeft met de te-
•kenm-g ^ deiGriekfche A. doublet, 'onder deze naam by de iiefhebbers
bekend, -en is mede met lange takken gekroond.
Num. 4. Deze is « e r zeldzaam met verfcheide eeel en rosachtige
boomsgewyze ftreepen verfiert, zonder kroonT
Num. 5. Een geele brumgeribde tepelbak mede zonder kroon
•van boven met een fcherpe gic-r tot de top van de tepel uitlopende.
Num. 6. Een fraaije geplekte-krooncepelbak, welke plekken
fcandsgewyze over den hoorn heen loopen , hy is rosgeelachtie
van couleur, deze vercoonen wy van onderen.
_ Num. 7. Deze tepelbak is, behalven dat hydubbeld gekroond
IS, zeer ongemeenfpecuiatief en met een fchoone rosachiige bruine
couleur als overmarmerd. '
Num. -8. !Deze is mede gekroond, doch verfchilt van de anderen,
zoo m gedaante als tekening, wyl by een breeduitflaande lip
neetc, met dne groote geelachtige vlekken, zoo als zich boven
op mede een -vertoond, verders is hy bruin rosachtig over de rug.
i\um. 9. £en dico komende met de voorgaaïide m couleur
zeer overeen, doch is in tekening zeer verfchillexide, want deze is
met een groote breede band omgeven.
Num. 10. Een dito fnai gemarmerr met wapengelyke vlek-
I f
jii: