2 3 RE R U M N A T U R A L I U M
N t i m . 22. a. Echinus oblongus, ex dilute fiadiceo ^ariegatus, ex Inâiis
Orientalibus.
Horridus is eft plurimis aculeis, longis, tenuibus. Teas Porcornm xmulandbus, attamen acuminatis
& pungentibusj qui quidem omnes hoc in fpecimine deculTi Tunc, Ita vero (c habet illorum ordo, uc
nitidam exhibeant ^ marmoris veluti, variegatioiiem, & tetragonam forment ftelhim ^ circulo inclufam. In
medio hujus ftellx quatuor hiant foraminula circularia, & inferiora verfus aliud majus, quo fceces cjid
probabile eft. Capiti emortuo fere Echinum hunc adfimilaveris. Vide plura de eo apud Rumphium.
Lit. b. Idem (ubtus confpicuus porulos monftrat in modum ftelKr pentagona: digeltos, cujus in figur
e medio profundum hiat foramen irieurvum, quod, dum infixo adhuc capita inftru£tum eft, capiendo
cibo videcur deftinatum, uti in ahis quoque Ecliinis obtiner. Ambit foramen iftud arcus quidam leviter
obumbratus. Ca:terum verruculis plena eft tota fuperficics, quibus radicati fuere aculei.
Num. 23. a. Echinus Indiens Orientalis i Briß fpecies.
Inter BrifTos, qui Belgis Zee-realen vöcantur, & magis fphxrici, quam plani funt, hie referendus eft.
Ejus fupema facies pentagonam reprxfentat ftellam, tenuibus foraminulis defcriptam, cujus in medio
quatuor alia majora foramina cernuntur. Ca^teirum nulla heic aculeorum veftigia comparent ^ quum tota
è r e fuperficies glabra fit & Ixvis, ex albo cinerei coloris.
Lit. b. eundem fubtus confpiciendum probet, qua parte obfcurior quïedam ftella; delineatio, hand
tamen fâtis diftinétè, apparec, hujusque in medio foramen circulare, quale & circa extremum acutius
cernicur. Porro ferè fphsricus eft hie Echinus.
T A B U L A U N D E C I M A .
Num. I. Stella marina, maxima, feu Sol marinus^ Amhoinenfis.
Sylvam veluti denfiffimam, âtque imperviam, réfère mirandum hocce Animal, innumeris lane, &
modo inextricabili contortis, radiis inftrudtum, cujus heic pronam exhibemus faciem, utpote diftiniliorem.
Hujus in centro ftellula cernitur profunde imprefla, quinos recondens minutos denticulos : hanc
dein alia ambit major ftella, ex pallide flavo vcluti fimbriata, quinque emittens truncos crafliores, fubtus,
in medio, per alium crafflim truncum fuftentatos, elatis coftatisque ramis, articulatim conftru6tis, pra:-
fupra infraque, per totam glomi cralTitiem, ferpentino more contortos, tamque
perplexos, ut congeriem référant tubulorum, in quibus vermes reconditi funt rupibus marinis manipulat
im fefe adHgentes, quorum in decurfu dabimus icones atque defcriptionem.
Nunquam
Num. li. a. Langnverpige licht-hruifj gmarmerde
Zee-egel uit Ooß'lndie.
D e zelve zit vol met lange fyne pennetjes , gelyk varkensborftels,
die echter fcherp en punt ig,doch van dezen alle afgefloten
z y n , en een fraaie marmering verbeelden, met vierhoekige fterftralen
van boven in een kring als omboord. In 't midden van
deze fter zitten vier ronde gaatjes, en naar beneden een groot
fat, om de vuilighcit daar door te ontlaften. Zy zyn mede van geaante
als een doodshoofdt. Zie verder hier van by Rumpbius.
L e t . b. verbeeldt dezen Zee-egel van onderen, met een vyffterachrige
gedaante, met daar in 't midden een diepe
Jcromme opening in is, om haar voedfel daar door te nemen, als
het hoofdt daar nog in zit,gelyk by de andere zee-egels: van onderen
om de opening is een kromme boog, als heel zacht befchaduwt.
Verder is de zelve vol pukkeltjes of overblyffels van
de llekelige dorentjes.
Num. 13. a. OoJl'Jndifche Zee-egel, eeve foort
n}an 2ee'YeaaL
D e z e foort wordt gerekent onder de zee-appels, die men zeerealen
en Brifeus noemt. Ze zyn meer bolachtig rond dan platj
van boven een vyf-llralige fier verbeeldende, die uit kleine gaatjes
beftaat, waar van vier groter zich in 't midden vertonen.
Verder ziet men niet, dat 'er pennetjes op gezeten hebben> want
z y zyn byna heel kaal en glad, en wi t afch-verwig gekleurt.
L e t . b. vertoont de zelve van onderen, daar zich een fter,
hoewel eenigzins twyfFelachtig,om.ccn ronde opening in 'tmidden
vertoont, als mede een ronde opening aan 't puntigfle eindt.
Verder is deze zee-egel byna geheel rond.
E L F D E TAFEREEL.
Num. I. AUergrootjle foort wan Zee-Jler, of
Zee-xon j n^an Amhon.
Deze wonderbaarlyke, en met ontelbare, door ccn gevlochtene,
ftralen voorziene zee-fter, of zee-zon, maakt eene feldzame
vertoning, als van een verward bofch. Dit ongemeen fchcpfcl
vertonen wy van onderen, om dat het daar 't bell kan gezien
worden. In 't midden zit een klein diep flerretje, daar vyf
kleine tanden in verborgen zyn: om deze kleine ftcr zit weder
een groter fter, die als met bleek-gecl omlbomt is. Uit deze
ontdaan vyf dikke {lamfi;ralen,die van onderen ondcrflcunt worden,
in ' t midden door een ander dikke Ham, met verhevene en
ribachtige takken,die alle uit leedtjes bef taan,welke zich voorts
in tien, en verder in veertig en twee honderd en zestig, en zo
verder in ontelbare takjes, krulletjes en uitfpruitfelen verdelen,
r i e t alleen rondom met gladde takjes en krulletjes voor z i en, maar
ook van boven en van onderen, door en weder door, llangswyze
in malkander gefl ingert, en zo verward gekrielt, als of het alle
wurmhuisjes waren, daar levendige wurmen in Heken, die zich
aan de rotfen der zee vergaaren en vaft maken, waar van w y in
' t vervolg meer ïullen zeggen, cn de zelve in plaat vcrbeeldeh.
Wy