58 RE R U M NATURALIUM
N u m . I. Hiftrix Fifcis, feu Orbis echinatus, mwicatus, major, Americanus,
Bclgis vocatur Snottolf Diaholus mar'mus, fîquidem ob acdleos, qiiibus, tanquim armis, undique
horretj aliis omnibus Pifcibus formidabilis eft. LaCer.i;les aculei Idngïffimi funi:, admodnm acuminari,
& o f c duricie prxditi : dorfales vcro, breviofes, fpadicers maculis, mote Tigrino, varicgantur. Venter
j haud maculatus, ubique albicac. Aculei radicibus trigonis in cute firmati hxtent vix vi clidendi.
Caput minutum & planum eft. Externum oris ambicum bini conftrtuunt dences magni, teretes, Luna;
dimidiatx in modum fefe mucno excipicnces : intus veto innumeri prxterea eminent denticuli, acicalarum
inftar acuminati. Oculi permagni, cxruberantes, cute obdudti funt. Cauda j pro rata minus
longaj in anguftum convergeas, undique maculata, latam gerit pinnam. Carnis parum ipfi ineft;
maximam vero molem corporis confticuunt ofla Sc cutis, quam vivens Pifcis acre haufto quam validifllme
diftendere valet. Ex Infula S. Euftachii hicce ad me pervenit una cum aliis hoc ad genus pcrcincntibus,
quorum mox dabinius icones. Clufius, Exotic. I. VI, c. zi , & Raji4s^ in Sjuopf P. p. 41 iftud
quoque genus defcribunt.
N u m . 2. Idem [upinus.
N u m . 3. Orbis muricatus retiadatus, Jive OJîracion fubrotundus, aculeis
undique brevihus, triquetris, armatus,
Rarior eft hie Pifcis, nec adeo frequenter occurrit: interim defcribitur tamen à tifiero in Ichthyotr,
lyillough. p. 3 Sc a Rajo p. 42, w. 5.
N u m . 4. Oflracion bidens, fph^ricus, aculeis undique denfis, triquetris, armatus^
jeu minor orbicularis, Lifteri m Ichth. Will. p. I55; Raji p. 42, n. 4.
Pifciculus hie, pilâ luforiâ haud major, fphiricus, cauda carens, tenuibus undique fpinis horridus.
Minuto gaudet capite & ore, eadem ratione, ac in prioribus, comparato. Ad utrumque capitis latus
pinna hxret exigua. Coeterum vix ofTei quidquam in eo comparetj totus enim venter cavus eft, diftentus,
& translucidus, inflatoe inftar veficula;. Aculei radicibus triquetris in cute defixi funt.
Num. Ofiracion Catheto-plateo-oblongus i centre tantum aculeato Çf
fuhrotundo.
Cauda oblongum reddit hunc Pilcem, qui alias globi inftar rotundus foret. Venter, veficcc inftar in-
Eatus, fpinulis extus undique obfitus eft minutis, exa6to ordine digeftis, brevibus, admodum acuminatis.
Caput perpu(illum quatuor in ore monftrac dentes valde produâos. Oculi prargrandes funt & lucidi.
Dor-
Num. I. Grote Egel- of ßekelige PenncnJtfch,
uit Weß^lndie,
H y wórdt van de Hollanders Snoitolfcn Zec-Dahel genoemt,
om äat alle andere vifTchen voor hem , van wegens de fcherpe
pennen, wnar roede hy gewapend is, vrezen, en voor hem
vluchten. Aan de z.yden zyn deze pennen het langft, beenacht
i g hard en ganfch puntig j maar die van boven zyn korter, en
met bruine plekken als getygert. Het gehele lyf is van onderen
heel w i t , en niec gevlalct. De pennen zyn met driehoekige
punten in de huidt vaft gegroeit, en kunnen naauwlyks met geweldt
uitgetrokken worden. Het hoofdt is klein en platachtig.
D e bek beftaat uit twee grote, ronde, tanden, die halvemaansy
y z c op malkander fluiten j maar van binnen zitten ontelbare
van naalden. De oogen zyn heel
en zyn met een huidt overtrokken.
kleine tandtjcs, gelyk puntjes 1
»TOOt, puilen uit het hoofde,
De ftaart is, naar mate van het lyf, niet lang, loopt fmal
t o e , zynde vol plekken, en met een brede vin voorzien. Zy
hebben weinig vifch ,en beftaan meell uit huidt en been, dat zy,
levendig zynde, llyf kunnen opblazen. Deze is my van St. Euflathius
toegezonden, nevens verfcheide andere foorten van dit
geflacht, die wy in 't vervolg zullen vertonen. Men vindt dit
f o o n mede befchreven by Clufius^ Exotic. lih. VI^ c. ii, en by
JRajusy Syn. P.pag. 44.
Num. z. De zehe wifch ^an onderen te zien.
Num. 3. Egel-of Penne-^ifih, aan alle %yden
met korte, driehoekige, pennen gewapend.
Deze feldzame Egel-vifch wordt weinig gevonden j doch is
befchreven van Ußer in zyn Ichthyotr. M^ülough.fag, i f f , en van
Rajus, pag. 4z, num. f.
Num. 4. Klein Zee-egeltje, oweral digt met driehoekige
pennen hexet ^ vertoont wan Lifter in zyn
Icnthyotr. Will, pag, 155, nz wan Rajus
pag. 42., num. 4.
D i t zee-egeltje is niet groter dan een kaatsbal, en even zo
rond,zonder ftaart, en overal zeer fyn gedorent. Het heeft een
klein hoofdt en bek, met die der voorgaande overeenkomende.
Aan weêrzyden van het hoofdt zit een kleine vin. Voor 't overige
is 'er byna geen beenachtige graatachtigheit
aan: want de
buik is heel hol , opgefpannen, en doorichynend, al
daar de dorentjes over heen zitten, met een ' ' '
in de huidt.
end, als een blaasje,
driehoekige wortel
Num. 5. Kond-wifch y hehhende alleen een ge^
dorend onderlyf.
De ftaart maakt dezen vifch kngacht lg,di e anders kocgelrond
zou zyn. Dc buik, die als een blaas met windt is opgevult, zit
vol kleine dorentjes, die in nette order zyn gefchikt, kort en
puntig, als naalden. Het hoofdt is zeer klein, en heeft vier lang
e tanden vooraan in den bek. De oogen zyn groot cn helder.
De
T H E S A U R U S . 59
Dorfum k v c eft & ad latera lineis transverfalibus, latis, fpadiceis, liratum. Cervici bina, adfident pinn
x Supra caudam mdem & fubtus circa anum pinna ha:ret. Cauda ipfa fatis late pinnata eft. pLm
Veficanum vulgo adpellarc folent. Ex Indiis Orientalibus & Occidentalibus ad nos defercur. ^
N u m . 6. Orbis Lagocephalus.
Priori perquam fimilis hic eft, fed minor, & fupra dorfum fpadiceis tceniis latiufculis , ad latera vero
paulum dihitioribus macuhs diftuidus. Carterum fuperna faciès Ixvis eft & plumbei coloris. R S
Muß &c Raj. pag. 43 , num. 3 , eundeni quoque defcribunt.
Num. Orbis, Pifcis Solaris diäus.
Eft hic Umps AvgJorum juxta Gefner. Parai, pag. 1x84, Ed. Francf Aldrowand. Lik I I I , cap 6%
pag.iy.- WtJougU^^^^ Lepusmarinusnojras, Orbis /pedes, voc^mr Schoneweldio]
pag.^i. SnottoJf 6: Zonne^wtfch Belgis; Anglis the Lump-fish. '
Corpus ejus breve, craffum, quodammodo fubrotundum & hcptagonum eft. Dorfum acutum, mbbofum.
Venter atus, p anus & feflihs. Ridu gaudet mediocn.^ Aperturx branchiarum exi.u^ £ t
In uti-aque maxdla & ad huces permulti denticulorum ordines extant. "^Color in recens canto cil ex ru
b^cente & nigvicante mixtus. Squamis caret; fed cutis tenax afperis undioue & nigrefcLtibus obfta
eft tuberculis, quotum majora per feptem feries fupra dorfum, juxta longkuc inem, extenduntur ita, ut
m utroque latere ternx emmeant feries quyta vero impar m ip(o dorfi medio : unde P.fcis nuodam^od
o t ^ s tubercua contmet X I I majora; laterahum fupreL,s circKer
X X X ; medius X X ; infimus vero X. Intermi horumce tuberculorum numerus haud in omnibus idem
eft. Ante p.nnam dor(alem appendix quxdam cutacea prominet. In extremo dorfi, verfus caudam
pinna hceretumca, X oflicuhs conilaris : pmnx vero pedorales, lata., ofticuhs conftant XX. PmT.a
ventrahs, fingulans fimbnx fubrotundx mftar, horizontaUter pedori adfixa, in medio exi^uas ciuas
dam porngit appendices, XV circuer numero, radiati quidpiam émulantes: unde hunc pffcem iia„o
Sohs decoratum vulgo perhibent. E regione pinnce dorfalis aha ani pinna eminet, olFiculis I X ad^'x
pra:dita. Cauda quadrata XII conftat oiliculis. au ^
Reperitur hxc Pifdum fpecies in Oceano Britannico, Germanico, & Mari Balthico. A Pifcatoribus
f^pe ejusmodi Orbes inter Afellos reti capiuntur; qua occafione iis quandoque etiamnum viventibns potitus
fum. Qun & m Man noftro Meridionali dido dantur a V ad VI libras pcndentes OlTicuIa
eorum omnia carulaginea lunt, & caro adeo mollis, ut gelatinam quafi referat: unde vel bidui fpatio
mortmpemtus concidunt, & m tabum glutmofum, valde foetidum,\omputrefcunt: fpintu autem fermentato
condin lenfim durefcunt, ficque confervari pofiunt.
N u m . 8. Idem fupinus.
Num.
D e rug is glad, ann weêrzyden met brede, bruine, dwarsftrepen.
Achter by den nek zitten twee vinnen, als mede een boven
den ftaart, en een onder aan den aars. De flaart is tamelyk
breed, en met vinnen. Zy worden geraeeolvk oUaiviPchen geaaiimt.
Wy beiomen de zelve uit Ooit- en Weft-lndië.
Num. 6. Rond-wifchy Lagoccphalus genoemt.
Deze vifch gelykt zeer wel naar den voorgaanden , maar is
kleiner van geda-ante , hebbende over den rug brede, bruine,
ftrepcn, cn aan weêrzyden wat lichter bruine vlakken. Voor 't
overige is de zelve van boven glad cn loocverwig. Hy wordt be-
Ichreven van , R. S. Muf.^ cn van ^Rajus ^ ^>ag. 45,
num.
Num. 7. Gehörende Zonne-wifch.
naar rondachtige fomen, zit
heeft in 't midder —
zegt wordt met een zonnetje verfiert te zyn. uit de rug-vifj
komt de aars-vin voort, bcihiande uic negen of tien graadties.
D e vierkante Ibart heeft tv/aalf graten.
Deze foort van viOchen worcic in de Britannifche, Duitfche
en Ooftzee gevangen. De vifTchcrs vinden de zelve dikwils in
hunne netten onder de fchelviflchen, by welke gelegen heit zy
ons zomtyds levendig zyn ter handt gekomen. Men heeft 'er
ook in onze Zuiderzee gevonden, van vyf of zes ponden zwaar.
A l l e hunne graten zyn loiarsbeenachtig, en de vifch is zo week '
da: het naar lil gelykt j waarom zy, als zy twee dagen dood zyn
g c w e e f t , ais in malkander vallen, cn tot een lymig vocht verteren,
D c Engelfchcn noemen den zelven LuwpuSydixt is,Lomp-vifch,
\o\zcns (lefmrus. Paral. f>ag. 1184, van de editie van Frankfort:
^ldrova»dus, Ub. III, c. ÖN,/)«^. 17^. mUoughby ^ pag. 208,
cn Rains ^ pag. 77- Schoneveldt^ pag. 4 . , noemt hem Lepus manms
noflras., Orbis fpecies^ dat is te zeggen Zee-haas, een foort va»
Rwd-vifch. De Hollanders zeggen Snottolfcn Zonne-vijcb en de
Engclfchcn the Lumph-fish.
Het lyf van dezen vifch is kor t , dik, eenigzins rondachtig en
zevenhockis- De rug is puntig cn buhacntig j het onderlyf
breed cn effen. Hy heeft een middelmatige bek, en kleine kaken,
in welke, gelyk ook aan de llrot, verfcheide reien van tanden
zitten. Als deze vidchen eerfl: gevangen worden, is hunne
Icoleur rood cn zwart onder een gemengt. Zy hebben gene
fchubbeni maar hiMinc huidt is hard, en overal met fcherpe,
zwarte, heuveltjes bezet, waar van de grootfle met zeven reien
over den rug, tot achter aan, zich zodanig uittrekken, dat
men aan elke zyde drie reien , en de vierde midden over dea
m g gewaar wordt , waar door zich deze vifch als zevenhoektg
vertoont. De rei midden over den rug vervat twaalf
grote heuveltjes i de bovenfte der reien aan de zyden omtrent
dertig j de middelfte der zelven twintig , en de onderfte ne~
nioet aanmerken, dat iet getal dezer heuvelnes
in alle deze vilTchen met overeenkomt en het zelve is Voor
de rug-vin ziet men een velachtig uititeekfelj en aan het uiter-
Itevan dcn rug, omtrent den ftaart, een enkelde vin, uit tien
graten beftaandcj maar dc brede borftvinnen hebben twintie erarnn
Vin, uit tien
Uiiil-^Mr. j . & .
boritvinnen hebben twintig graten.
De buikvin, van eene zonderlinge gedaante, en gelykcnde
horizonuul aan de borlt vall:, en
t midden eeni^^e kleine uitfteekfels, omtrent vyfticn in
g e t a l , naar ftralen gelykcnde j wa.irora deze vifch gemeenlyk ge-
Uit de rue-vin
dat van een vuilen ftank is. Maar als zy' levendig in liauor
gedaan worden, worden zy allengskens hard, en kunnen dus gemakkelyk
bewaart worden. - °
Num. 8. De zehe 'vifch wan onderen te zien.
P 4 Num. p.
1!
•.ir.
Mil
'M
iü
w\
«11 ïiilMI
il
ni
ÜJ
¥