/S K E R U M NATURALIUM
N u m . 14. Ferca maxilla inferiore longiorei albefcens cum lineis transvetßsr
ohfcuriorthus.
Cum pr i c edent e Num. 13 in multis convenit: fed lamina operculorum media unicum gerit ma -
gnum, aculeum bina: autem reliqux- Lrves Tunc. Squama: mediocres, limbo fubafpero prarditx, corpus
veftiunt, quod, ex argenteo abefcens, lineis 7 vel 8 obfcurioribus, & parum confpicuis utrinque
uansverfaliter fecacur. Pinna dorfi, in medio fere ad bafui incifa, officulis conllac zó, que
aculeata Tunc, reliqua mollia. Pinnx pectorales, albefcentes, olficula ger
er une 1 ; ventrales
albj
6 \ ani pinna, albefcens, cilicula
la I I , quorum 5 aculcata^ reliqua mollia
tillum bifurcatur.
uorum I 2.
bîE oHicula
funt. Cauda in extrcmo tan-
N u m . 15:- Ferca maxilla inferiore longiorei tot a maculis Çf lineis trans^verßs ^aria.
Caput anguftum eft & fubacutum. Corpus magis oblongum, quam in prarcedcncibus. Denticuli
in maxillis, palato, & faucibus hxrent. Lamina operculotum media & ultima aculcatx funt. Color
corporis albefcens maculis ex fufco nigricantibus, inarqualibus, per totum corpus & nonnulLis pinnas disperfis,
variegatur: prxterea & pinnas inter pedlorales atque caudam lineK 7 vel 8 transverlx', fufcXj
ventrem (ecant. Pinna dorfi maculofa olliculis conftat quorum 10 aculeata funt; pedlorales alba:
ofticiilis 13 ad
ventrales albx ofllculis 11 , quorum 3 prima aculeo gaudent. Cauda in extremo fe-
rc a:qualis eft.
Nutn. 16. Ferca teres i lineis utrinque oäo transverßs, fufcis.
Caput oblongum eft J fubacutum, 5c nonnihil plagioplateum five depreffum. Corpus itldcm oblon*
m , & antica parte omnino teres eft. Maxilla inferior fuperiore paulo apparct longior. Oculi ampli
& fatis inter fe vicini funt. Lamina operculorum media in ambitu Ixvis eft j ultima vero duos in aculeos
terminatur. Color corporis albefcens incis fufcis, irregularibus, 8 ad 5), transverfis, utroque in latere
variegatur. Pinnx maculofx funt. Dorfi pinna officulis confiât , quorum 5 tantum anteriora aculeata
funt, reliqua mollia. Pectorales pinnx, albefcentes, ofTiculis conftanc i^vel 17^ ventrales officulis
(T, quorum primum aculeatum eft^ ani pinna longa officulis 18, quorum primum valde exiguum &
aculeatum eft, reliqua mollia. Cauda, in extremo xqualis, ofïicula geht 17 longiora.
Num. 17. Ferca maxilla fuperiore longior€> lineis longitudinalihus varias aculeis
dorfi tredecim.
Caput obtufum, ab oculis ad roftrum valde declive eft. Anus notabili intcrvallo a pinna ani diftat.
I\Iaxilla fuperior inferiorem longicudine multum fuperat. Foramina 6 iatis magna in apice maxilix inférions
,
Num. 14. Baars y met het onderjle hakeheen langer
dan het ho-vevfcj xynde 'witachtig, met donkere
dnjarsJIrepen.
H y komt met dien van Num. 13 veel overeeni maar het middelile
kicuwcndckfels-blaadtje hcetc maar een grote doom, terv
y l dc twee overige glad zyn. Het lyf is met matig grote en
rondom ruigachtigc fchubben bekleed, en zilververwig witacht
i g , met 7 of 8 donkcrverwige, en zeer onduidclyke dwarsftrcpcn
aan wcêrkanrcn als doorfneden. De rug-vin is in het midden
tot op den voet toe gelpouwcn, en heeft i 6 graadtjes, waar
van 11 g cdoornt j cn de overige zacht zyn. De -wirachtige borftvinnen
hebben ló graiidtjesj de wi t t e buik-vinnen hebben 6 , en
de wi tacht ige aars-vin heeft 'er 11, waar van drie gedoornt , en
d e overige zacht zyn. De (laart is aan zyn einde een weinig gcgafFch.
Num. 15.
ger dan
Baars , met het onderfle kakebeen lanhet
ho'venjle, "z^ynde geheel en al met
'vlakken en d^^arsf repen gemarmert.
Het hoofdt is fmal cn ptmtachtig ; hec lyf wat langwerpiger
dan in de voorgaande. Ook zitten kleine tandtjcs in dc kakebenen
, het verhemelte en het keelgat. Het middclfte en laatfte
kicuwcndekfcls-blaadtje zyn gedoornt. Het lyf is witachtig,
met ongelykc cn uit den bruinen zwartachtige vlakken, die over
het gehele lyf cn cenige vinnen zich verfpreiden , gemarmert;
daar benevens zyn 7 of 8 bruine dwarsllrepen, die tuiïchen dc
borft-vinncn en den rtaart den bui k als door fnydcn. De rug-vin
is gevlakt , en heeft
w i t t e borlt-vinnen '
t graadtjes, waar van 10 gedoornt zynj de
hebben 15 of 14) de buil;-vinnen, die wie
z y n , hebben 'er 11 , waar van de 3 ccrfte gedoornt zyn. Dc
ilaarc loopt fchier gelyk ten einde.
Num. \C. Languerpig ronde Baars , met acht
hruine divarsfrepen aan 'weerkanten.
H e t hoofdt is l angwe rpig, puntacht ig, en een weinig plat ing
e d r u k t . Ook is het lyt langwerpig, en van voren geheel en al
rond. Het ondcrile kakebeen fchynt een weinig langer dan het
bovcnfte. De wydc oogen ftaan vry digt by elkander. Het middclfte
kieuwendekrels-blaadt j e is in zynen omtrek glad 5 maar het
laatfle eindigt met 1 dorens. Het witachtige ligchaam is met 8
o f 9 bruine, ongelyke, dwarsftrcpen aan weerkanten gemarmert.
De vinnen zyn gevlakt. De rug-vin heeft 26 graadt jes, waar
van de f eerllc maar gedoornt, en de overige zacht zyn. Dc
w i t a c h t i g e borft-vinnen hebben ii5 of 17 graadt jes > dc buik-vinn
e n ö , waar van het eerllc gedoornt is; de aars-vin is lang, en
heeft 18 g raadt jes , zynde het eerfte zeer klein en ffedoornt,maar
de overige zacht. De ftaart loopt gelyk ten einde, en heeft 17
langere graadtjes.
Num. 17. Baars met het hcvenfle kakebeen langer
dan het onderjle 5 zynde met Jlrepen in
de lengte 'verjiert ^ en met dertien
dorens aan den rug.
Het ftompe hoofdt loopt van de oogen naar dc fnuit toe zeer
fchuins af. Het aars-gat is merkelyk van de aars-vin afgelegen;
H e t bovenftc kakebeen is veel langer dan het onderfte. Aan de
punt van het ondcrile kakebeen zyn ö vry grote gaten, en twee
itx
l'il
I
. ii ' ' Î