
T^B. XH.
t h e s a u r u s .
N u m . 7. a. Echmus, Topaf, d,lute flavo colore.
Aculeis& hie caret, qui tamenpulchi-oordinedigeftifoifTevidentu!- invt-o , i iu !• ^ '
docent. Rofe formam exloibet circ'ulis fuis faturatiuf flavis. Uti a cdd'/vi f eo f
fupin^e & pron^ fuperficiei occupant, partes mox poftmortem Animalis exddunr' ^«ntrum
manet aqua evius Echmum hunc cum aliis quibusdam a evms Eciimum abb oorriiss mr rari idtimS iss AAffit c'a . ac c e t , ,W
Lit. b. Idem fupmus ab mferna parte magmim oftendit hiatum : maiores & W S T i- » •
terna compages iterum hie alia eft.. Color idem. ^ &
N u m . 8. a. ex Infda St. Eufiachtl, violacei colons.
Elegans Hie oecurrit varietas inter verruculas, ab elapfis aculeis refiduas
Lit. b. Idem lupinus.
N u m . 9. a. Echinus, Perf,ms, coloris Smaragd,ni.
r e s t u
ges gravitatrs ima pars m fummum emergeret. Color hie eft p lMé^i reféenT' ^
Num.
10. Echwus ex vtridt flavm.
" Es x Imr pe„rio" Sinrenfi , inter alios Ecliinos aculeatos , & kunc accepimus cuiu. vem^rnl^ I r t - ; S i ™
N u m . II. a. Echinus faxat,lis, oblongo teres, ^fricanus.
Sub rupibus marinis plerumque hxc Echinorum fpecies reperitur Radii bir „ 1
' I t T S T dilute'^CocLettf? iÏTob^^^^^^ Lit. b. Idem lïipmus per foramen amplum internam vifui oifert compager
t a b u l a d u o d e c ima .
N u m . I. Echinus marinus, aculeis long.s, violaceis, undequaque horridus.
lUibatus hie eft, & ad unum omnibus adhue fpmis fuis inftrudus; cujusmodi & funt finguli, quos
lac
ren flaan : anders j o u het ondcrllc boven, cn hec bovenfie naar
onderen dryven. Van onderen is deze bleek groenaclKi|
Num. 7. a. Licht gele Topaas-kleurige Zee-appeL
D e z e is zonder doornige pennen, die alle in een welgefchikte
order hebben gelhan, gelyi< men aan dc knopjes kan zien. Hy
vertoont met de hoger gele kringen mede een roosachtige gedaante.
Meconder-eri boven-gevvèlflel valt 'er voort na t verfterven
uit, gelyk de ftekelcjes en ingewanden, zodat de romp
alleen naar boven dryft. Deze is ons met eenige andere van de
Afrikaanfche kuflen gezonden.
L e t . b. De zelve zee-appel van onderen, met een grote, rond
e , opening, daar het binnegeltcl al weder anders en van groter
Knopen is, van de zelve verwe.
Num. 8. a. Vtolet-verwtge Zee-appelvanSt, Euftathïus.
D e z e is van ecne fierlyke verandering, daar de dorentjes mede
o p geikan hebben, gelyk de knopjes vertonen.
Let. b. De zelve van onderen.
Num. 10. a. Groenachtig gele Zee-appeL
Num. 9. a. LîchtSîm aragd-groene Zee-appel^ uit
Perfië,
D e zelve heeft tien lichter groene afwykende dralen, fters-gew
y z e gclchikt,daar dc rtckeldorentjes maar heel klein en fyn over
hebben geftaan van boven, gelyk wy hier by Ie:, a. vertonen.
i3y let. b. vertonen wy den zeiven zee-appel van onderen ,
duar de overblyflelen van de ftekeldorens of knopjes merkelvk
groter zyn, zo dat de dikfte en zwaarlte pylcn meeft naar ondeiom,
IIL
D e z e zee-appel is ons, nevens eenige gedorende zee-e-els, uit
Chnia medegebragt, waar aan de knopjefvan onderen en van bo-
Wein r " S- i e n worden, in g e l i g e
L e t h '' } om te befchouwen,
i-et. b. gelykt de zelve van onderen.
Num. II a. Eiachitge Zee-egel, van de Afrikaan
Jcbe kujten, dte zich gemeen^k onder de klip^
pen laten vinden, :
Z y zyn ook fraai geftraalt, en lichc fermilioen roodverwic
tulTchen de egel-knopjes, die redelyk groot z y n . . . . • ^
L e t . b. vertoont de zelve van onderen, waar in het geftel of
de houding kan gezien worden door de grote opening.
t w a a l f d e tafereel.
Num. I. Stekelachtige Zee-egel, rondom vol
violet-verwige, lange, pakjes bezet.
D e zelve is in zyn geheel, zonder dat 'er een pyltje of doren
aan ontbreekt; en zo zyn alle die hier in plaat vertoont worden
zynde me: grote voorzichtigbeic opgevifchc, atgewalTchen , en
^ • behoed
iiit
ï
MS
fif
• :||!!!
: iiiïi
• !!;;!
' i^-i
• :ii!i