S^' :
r
T H E
Num. , 80 81 & 82.'
S A U R U S.
Buccina hreviroßra, ßriatd, mûrie at à.
t a b u l a a u I N a u a g e s I m a.
Seäio décima tertia
" ^ t r ^ (pedes/omnibus figura eil pyramidalis, àt alu tamen k-vi
a n n u l a I funt fed & reticulat.m concellati-, alü iterum non cancellati; al,i lirati. & an..uftis1atisaue
Ï U Ï n t - t ' -u l d s crcuitibus ad extremum usque ap.c^nf e x o ^ n . / a ^
o b t u f i s q u e fpinis horrentes, granati, valvati, catenulis cinffi . Quin p i l e s a L heic occurrunt f o ™ T
u n d e m.cnspapal jbus (purns, rnful. epifcopaUbus affimilantun O^mneS a i t t o a p ^ cer^^::
t u r , varnsque coloribus & p.gmentis, inuficata elegantia, fuperbiunt. ^
« h i b e m u s Trochos pyramidales, majores & minores, quos Mola
m a n m vuigo vocant , ob quandam convenienriam cum ejusmodi dol.olis, qu^ e ligno conftrada T
v i t r i n r i b i K nnl v . l ' „ „ „ "' " S " " ^ " ' > lu p e m c i e aqua; natahna, Fliari i n l b f , na-
T l f m W Tr ^ T P ' ' P f " egrediuntur, inferviant. Poflica parte lan, rotundl &
p l a n , funt ; ancerms acut.ffime convergunt ; diverfimodis finguli &fcüs annulatr, & peculiaribus color b «
o u a m e lcgam. f f imep.a, ex flavo, rubro, c^ruleo, albo & mgro, fupra fuidun^pad.c um^ eM»
^ n t e m , varregaa. £xtremum capitalc parva tantum gaudet clav.cula. ^ Sex p r o n o s / f e x f Z ' o s rep"-
t r Z L l i "" " V . " On e n t a l i b u s adferuntur. Lifter^o ha-c Ipectcs a'^drc Z L
fyramielalis, fufcus, ßnattts , valde prodiiSus.
h u i u s r ^ e n ^ r i f f n ' ^ ' "' ^ " " ' ' J ' " ' "P"«!" Pl u r e s itidem habentur & varia:
h u j u s e generis fccc.es, ^quab.les, angulofe, tuberofa;, gyrata:. Noller hic Scrombus contortus eil tub
e r c u b s .na-quahs, & ret.culat.m feneftratus. Late c x p t L m dentarumque labium os p r o d u c t ar^^^um
b a n s , curva donamm clav.cula. Num. pronus. N um. . 4 fupinus exhibetur. ^ ^
. . r i T ü ' ^ P ^f T Turrim Babylonicam voant, quia gyri ejus adeo profunde detor-
' ^-l^g^I^fi^q^^ tanq^am c.rcu.ubus turrium, and. .^' L a ^ m quoquc latum l u e
I r . ' P r t ^ l ^ ; . , us'^^^^ el e g a n ^ t . . 1 n u f i t a t . cxor-
. . Nu m . 20
Niim. 80 j 81 & 82. Bucdna hreviroßra,
en
met
ßriata, imricata..
Die zyn ongemene ftuklcen, zynde van voren korc Gepunt,
breed over de Ichoudcren o f t copeindc zieh uitftrekkende, mec
grocc puntige driekante dorens, die van onderen aan de fchaal
open zyn. Verder zyn ze mec oranje-geel,kaJtanie-bruin en andere
kleuren van bandtjcs üerlyk omningert. Hec laatfte wordt
van onderen vertoont.
V Y F T I G S T E T A F E R E E L .
Pf dertiende fitede,
Handelende van de TrocbufenTollen, die in vele foorten beftaun,
en alle pymmiedswyzc gelatfoencert zyn. Vcrfclieide van
de ze ve zyn glad en glanzig, met egale en verhevene ringen omcirkelt
: andere zyn over de gieren niet alleen gcringt, maar ooJc
netswyze getralyt en ongetralyc j nog andere zyn gevoornt,
met fmalle en brede lippen als gcvleugelt i weder andere zyn
toornachtig, met vele omgangen gefatfoeneert tot het uiterïte
uiteinde: ook zyn ecnige puntig en ftomp gedorcnt, gekorrcit,
gevalvuleert, en kettingwyze omringt; behalven nog vele andere
gedaanten,als die naar barterd Pauskronen en Biflchopsmyters
gelyken. Alle deze eindigen met een fcherpe punt, en zyn mee
velerhande kouleuren, ieder op 't fraaill en vreemdft, verfiert.
Num. I n. Hier verbeelden wy twaalf pyramidale Tol len,
die gemeenlyk Zeetonnen génaamt worden, in foorten, om dat zv
daar gelykenis naar hebben, te weten naar zeetonnen, die van
hout gemaakt, mec yzere hoepels omkuipt zyn, en met yzere
kettmgen in zee valt gemaakt worden,en bovenhetwaterdryvcn
, om tot waarfchouwinge aan de zeevarenden , die de havenen
uitzeilen en inkomen , te dienen, Ze zyn van achteren
breed, rond en plat, en lopen van voren heel puntig toe, met
velerhande banden omringt, ieder in 't byzonder en op het fieryklt
gckouleurt, met geel, rood, bluauw, wit en zwart op een
kalhnie-bruinen grondt, met een weêrfciiynenden glans. Het
hoofdeneinde heeft maar een kleine iluiting, heel raar: zy komen
uit Ooft-lndië. By Lifter worden ze 'Trocbuspyramidalis, fufcHS.
ßriatHs, valdeproduaus^ genoemc.
Num. i ; en 14. Grote Pennen, met brede uitgezette lippen.
Hier van zyn mede veifcheide foorten, Hechte, hoekige, knobbelige
en gedraaide fatfoenen. Deze is gedniaic, geknobbelt, ea
ruitswyze getralyt. De wyd uitgezette en getande lip maakc
een wydgapendcn mondt, met een kromme iluiting, waar van
Num. 13 van boven, en Num. 14 van onderen verbeeld is.
Num. if CU i(J. Strombus, die de Babyhnifche Toren genaamc
wordt, om dac de gieren zo diep gedraait en gevoorent zyn, met
hoekerige kanten, gelyk de omgangen, die aan de torens gevonden
worden. Deze hebben mede een brede gevalvuleerde lip,
en zyn met verfcheide kouleuren op een witten gronde ongemeen
fchoon getekent, de eene van boven, en de andere van onderen.
Num. 17, 18 en 19. Derde foort van Strombus. Deze zyn
klemer, en komen met de eerfte van Num. 13 \ meeft overeen,
maar zyn veel kleiner van lip;verder van kouleur en fatfoenweinig
verfchillende, waar van twee yan boveii cn een van onderen
verbeeld wordt.
N n Num. zo
•!ii i!
n