M l . :
I I
T . H E S A .U R Ü SJ .
rum reperitur. J.^eves funt, teretes, ac frequentiïïime, uti in hoc etkm fpeciminô patet, inter Tefe
magno numero convoluti m unam raaiTam concreverunt. Color eft ex luteo cinereus. Eorum incovermes
funt haud abfimiles ,11,s, qui palos alia^ue ligna in mon perrodunt, conchis cochleisque mann,
s et,am crebro fefe adfigunc, & paullatim increftentes totam lùperficiem illarum deturpant aut parietes
et,am peredunt. • . ^ ^
N u m , 6 . Fragmentumfaxi, vnriis p lant i s m a r i n i s d é g a n t e r ohjej jum.
Inter multivaria iHa maris produfta, qu^e oculis Curioforum jam jam expofuimus, iflud quidem,
quod cum maxime defcriptum imus, pr^e ceteris excellit. Univerfa faxi fupcrficies adhatis undique
d.yerr.ffim,s rebus mann.s conteäa eft. Ad lit. A . dedans habetur fungus, foliis ereflis, dentatis,
quaiem Num. 4. atque alibi ante defcripfimus. Lit. ß. alia fpecies e f t , de qua fequente tabula, ubi
longe grandius, acraag,sdiftinaumexemplum proponetur, agcmus-. Quod ad lit. C. habetur corpus
peculiar, eft conformatione, atque extrinfècus perquam fimile Agarico, feu fungo quercino
< \ u z m burbeek:ius m t hmt r o f n n g o r u m pag. 259. K. defcriptum dédit. Modum cref^rendi ifta fpecies
non lemper eundem fequitur. Quandoque, membran.-e inftar, per fuperficiem alicujus corporis cxpanfahuic
adnafcimr, tumque averfa facie loevis eft aut fubtilibus modo rugis ina^qualis: prout in
noltro hoc ipecimine obtinet. Utplurimum tarnen numerofis crefcit tuberibus, ereftis, atque utraque
l-acj^e eandem monftrat fabricationem. Superficies ejus undulata eft, qualis fere in Maeandrite,
aut lapide Encephalodc, cemitur : at qui inter undulatajuga decurrunt, fulci poros undique monftrant
Itellatos, m,nutistenuibus foliolis, ereftis , dentatis, confpicuos. Quocirca Madreporis adnumerari
debet. Color eft fubgryfeus. Lit. D. complures notât lapides ftellatos, de quibus ampüus in fequen^'
tibus tabuiis dicemus. E. fruticem defignat lignofum, crufta tartarea, crafl'a, nodofa, fufca, veftitum.
Lit. F. habetur nidus vermium, quaiem fupra Num. 5-. exhibuimus. A latere, inter diverfas
I ' u n g o r u m l p e c i e s , etiam venufta conchula, quoe pallium variegatum vocatur, fefe adfixit Ceterum
m hoc rerum genere vix memini me elcgantius quid unquam confpexift^e. Credibile autem eft ab oris
Curallavicis hue delatum efte.
N u m . 7. Coralium a c a l i c e n u t c à î i n o M u m , infunMuIi/omie, / o r i s p o r o f i m , intus
a f p e r i s f n l c i s ß r i a t u m .
Multam inter difcrepant id genus corpora tum conformatione externa, tum partium fuarum compage.
Siepe numero inveniuntur infundibuli autcalicis forma, alias ftmplici pariete, alias per varia fepimenta
introrfum emift^a cavitatem interftinguente : prout in hoc exemplo videre eft. Quandoque &
amplas referunt patinas, orbiculares, non admodum cavas, excavati inftarconi, ex cemro cram verf
u s , oblique furfum divergentes. Quod hac icone exhibemus, ex gryfeo dilute fufci eft coloris,
natura: lapideóB, fragilis, interna facie leviter fulcatum, foris aliquanto bvius, numerofis valde fora'
minuhs, minutis, rotundis, diftinótum. Vidi, quorum interna fuperficies ftellatis poris aut tubulis
conftta erat. Gualtkri in I n d . T c ß a r . hujusmodi Coralium depingit fub nomine Choan^ [ÜX
p a t a , m g o ß , minimi s p o r i s ^ v c r r u c i A m d l q u e e x a / p e r a U . Apud C l n f m m , B c j k r i m i , aliosque'plura
habentur. Locus natalis m manbus Indiarum Orientalium.
Num. S
nen {Maeandri tcs) doch tufTcIien die golfachtige verhevenheeden
ziet men gefterde Pooren met fyne en kleine opfiaande gekaicelde
blaadjes, 'c geen hen tot de Scerfteenen brengt. Derzelver
koleur is grysachcig. Dy D. vertoonen zich verfcheide Sterrefteencn,
die in de volgende Tafereelen nader voorkoomen. E. is
een Houtachtig Heedercje, mec een geknobbelde Koraal Tarter
van eene bruine koleur begro'eid. F. is een Wormneft, zoo als by
Num. 5. hierboven belchreeven. Terzyden, of luOchen de twee
verlchillende Kampernoeljes, heeft zich ook noch een fraai Bontemnntel
fchulpje val t gehegt. Het is een der fraaifte ftukken, die
my ooit zyn voorgekoomen, en is waarfchynelyk van de Kud van
KuralTüuw.
N u m . 7. Beeker o f S c h o o t e l - k o r a a l i â c g e d a a n t e
v a n een T i e c h t e r h e b b e n d e , u i t ivendi g m e t rond
e P o o i ' e n , v a n b innen f c b e r p g e g r o e f d .
Deze lighaamen zyn zeer verrchiliende zoo in hunne uiterlyke
gedannte als faa men Helling der deelen. Veeltyds vinden \vy hun
in eene recht trechter-of Beekerachtige figuur, herzy die uit een
enkelden omtrek beftaat, of dat zy, gelyk wy dezelve hier verbeelden,
naa binnen met verfcheide iiingerige bochten gegroeid
is,: fümtyds ziec men dezelv« ook gelyk groote ronde Schoocels,
niet iieel diep, uit het midden fchuins, gelyk een uitgeholde pla-i
te Kegel, eenigzins oploopen. Deze, welke hier verbeeld is, heefc
eene graauve of licht bruine koleur, is fleenachtig doch bros, di
binnenfte zyde is fyn geribt, de buitenfte iets gladder, en mtc
veele kleine ronde gaatjes oF holligheden. My zyn 'er andere v;m
voorgekoomen, welker binnende zyde met geflerdc pooren of buikjes
bezet waaren^ Guahi e r i in zyn 'Jndex Teßarum verbeeld 'er een ^
Indien , gelyk mede op de Franfche Zee-kußen , worden deze
Worm-Koükers gevonden. Zy zyn van eene gladde en ronde gedaante,
veeltyds zoo als wy dezelve hier verbeelden, door elkander
heen gellingerd en tot een geheelen klomp by een gegroeid.
Z y hebben een geelachtige graauwe koleur, en derzelver inwoonders
(die van eene Wormachtige gedaante zyn, niet ongelyk aan
die, welke de Paaien en ander hout in Zee doorknaageii) hegten
zich ook zeer veel aan de Zee-Hoorns en Schulpen, die zy geheel
doorknaagen en omgroeyen.
N i i m . 6. . Z e e r f r a a i ß u k K / i p - S / c e n m e t v e i f c h H -
l e n d e Z e e - G c i v a f f c n b e g r o e i d . :
Onder alle de 2eld2:iamheden, welke de Zee zoo meenigvuldig
en verfcheiden voortbrengt, is zeekerlykdit (luk, 't geen wy hier
befchry ven zullen, geenzins van het minde dier foorten, welke
w y den Liefhebberen reets onder 't oog gebracht hebben. De verfdiillcnde
Lighaamen, die hier by een gegroeid zyn , hebben hcc
rtuk rteen , "waar aan zy zich gehegt hebben, geheel bedekt. By
Letter A. vertoond zich eene fraaye Kampernoelje met getandde
opflaande Blaaden, eene gelyke foort als b y N um. 4. en andere
hier voor befchreeven. B. is eene foort, waar van wy de befchryving
by het volgende T a f , alwaar dezelve veel grooier en kennelyker
voorkomt, geven zullen. Die by C. is van eene vreemde
gedaante, zeer veel uiterlyke gelykenis hebbende naa een W^flric
u s o ï F u n g u s y welke aan de Eike boomen groeid, en die by .S'rrrh
e c c k in zyn lonc c l der K a ï i i p c rme l j e n pag. 2 j y . K. befchreeven word.
Deze foort groeid zeer verlchillend , fomtyds, gelyk hier, zich
plat over een lighaam uitbreidende, wanneer zy in dit geva! aan
de onderzyde maar glad of zeer fyn geribt zyn. Meell ziet men
dezelve echter mee geheele boflchen by een, en recht opflaande
gegroeid, wanneer zy aan beide de zyden even eens zyn. Derzeivcr
uicerlyk aanzien is golfachtig, ecDigziiis gelyk de Herfenfleedieo
hy noemt, Choani t faxe a ^ c r i f p a t a . r u g n ß j , v i i n imh poris.
T 7 4 c i s u n d i q u e e xafpe raia . By C l u f t u s , Beßerus en anderen vind men
'er mede. Zy vallen in de Ooll-Indifche Zeen.
E e e 3