T H E s A U R U S.
ïoe ConchjE exhibentur, _ Rar o quMem, nec nifi conchoe bivalves-, margarlrifera;, iflo arnficio Ihiaan-^
nir: cujus generis omnia funt, quas hic reprsefèntamus, fpecimina. Ex Indiis ad nos pcrveniunt, fe^
runtque uniones, unde & nomen habent Matris unionum , aut conchoe margaritifertE. Externa fuperfi
c i e s , priusquam cmfta detradaeft, fordide ex fufco colorata nihil admodum, quod ocuhs placeat,.
p a ; fe fert. Intus tarnen argenceo fplendore renitent; eodemque etiam fefe ciTerc exterior lacies, lieuhi
rudior cortex detritus eft : prout in hifce eft videre. Praeter poHturam autem artificiofa manus &
CceJatum & /culptum opus fuperaddidit.
Num. I. A'nagiyphumopus, quo Celebris artifex C. Belkkinh^ric coticharti inftruxit, fugam fiftit'
Jofephi ac Maria;-, una cum Infante Jefu, in .^:gyptum. Rara; admodum magnitudinis hoc fpecimen.
e f t , puelhsque infuper, beatam Familiam comitantibus, exornatum. Arbufculoe circumftantes noa
ultra fiiperficiem eminent, fedincifoe funt, atroque pigmento diftinftcE: quo fit, ut proecipUcE icônes
tatîto magis extent.
Num. 2. _ Ejusdem artificis opus tum anagiypticum, tum diaglypticum, venationem cervoruni^
exhibet. Vir ac femina equis infident ; venator autem canes manumittit, ut cervum fugiencem perfequantur.
• . .
Nuin. 3 & 4. Ütraque facie elaborata ab eodem artifice hoec concha hinc dormientem oftendit
Nymphulam, a duobus Satyris deprehenfam; illinc duos Cupidines, quorum alter arcu ac fa^itta munitus
jaculatur.
Num. ^ dz 6. Hujüs quoque conchoe utraque lamina iisdem propemodum iconibus exornata eft.
Num. 7. Nymphulam hoec proe fe fert , cui Cupido adfidet, a duobus Satyris deprehenfam.
Num. 8. In hac exlculptts habentur imagines Deorum marinorum atque Cupidinis Delphine ve^îh
Num. Très hic pueruli confpiciuntur faltantes , dum Faunus & Fauna ftiis inftrumentis canunt.-
Num. 10. Ha3c fabula ef t Aaoeoni s , qui Dianam una cum fiiis Nymphi s nudamadfontem confpexit.
Num. ir. Venus, Nymphuladuobusque Cupidinibus comitata^ hie exhibetur.
Num. 12. Inter conchas, qua; crelo Bellekinii elaborate ifta tabula exponunturj hoec poftremâ'
e f t , nonnullas monftrans Nym^ias, nudas, a balneo requielcentes.
Num. 13. Operofiffima hîEC eft reproefentacio hiftorioe Regi s Jephthoe, quum a vifloria reduci filia
obviam procederet.
Nuni. 14. Huic lamina; infculptum conlpicitur prdium, opere diaglyptico, multi laborisatquû
clegantitB admirabilis.
_ N um. 15 21. Singula hoe conch® cominus oftendunt puerulum pofitione diverla; at eminus
Vitam Semtpr i s noftri per partes depingunt. Omnes autem, quanquam mode incife funt, fingulari
tamen artificio prascellunt.
Num. 22. ElegantifTima hoec lamina infculptam exhibet iconem EvangeliftiE Matthoei, cui fuus ad^
flat Angelus.
Num. 23. Particula hîet: eft conchas margàritifeï-a.S exfculptos monftrans duos infantes, qui dorlo
duorum pifcium, intra concham veluti natantium, incumbentes tranquille dormiunt.
T A B U L A O C T O G E S I M A ET
N u m . I, Cuculla fattii diconcha.
S E X T A.
Hoc bivalvium Cuculiarum fpecimen inufitata; eft magnitudinis, raroqüe "aut tam grande, aut am-
Ichelpen en doubletten, gelyk deze allen zyn, die wy hier ver-'
toonen: zy komen ons van de Indien ter lianden zyn liec, in welke
de paarlen groeyen, ^.^aar van zy hare naam dragen van Paarlemoer
fcheipen, het welk zoo veel zegt als moeder van de paarlen:
deze zyn eer'er de huid word afgehaald zeer onaartzicnlyk,
dof en bruin gecouleurd, vanbinnen zyn zy blinkende, gelyk zy
ook van buicen zyn, als'er de ruwe huid afgeflepen is: dus zyn
d e z e , en daar en boven door een kunflige hand verfiert, zoowel
met opwerk als ingefneden.
Num. I. Is opgewerkt door den voornamen kunfienaar C. Bellekin
en verbeeld de vlucht van onZen Heere Jefus met Maria en
Jofeph na Egypte. Dit Huk is 200 groot als immer^z ien is, en
met kindertjes, die deze heilige familie geleiden, verliert, verders
z y n de boomen niet op maar ingewerkt en met fwart gevuit, dat
de beelden fraai doet uitkomen.
Num. 2. Verbeeld een Hartejagt door den zeiven op en ingewerkt:
hier zitten een Heer en Dame te paard en een jager, die
de honden loslaat om op het hart, dat vlucht, toe te fchiecen.
Num. 3 en 4. Is een doublet door dien zeiven meefter als de
voorgaande bewerkt : aan de eene kant vertoond een flapend
N y m ^ e door twee Saters betrapt, aan de andere zyde verbeelden
twee Cupidoos , waar van de e en, met pyl en booggewapend, fchiet.
Num. 5 en 6. Is w ede rom een Doublet van denzelven inhoud
met weinig verandering.
Num. 7. Verbeeld wederom een N ymf j c , waar by een Cupid
o zit, door twee Saters betrapt.
Num. 8. Een dito verbeeldende Zee-Godheden eu Cupido op
een Dolfyn.
Tom, III
babus
Num. 9- Drie kindertjes danzende op het geluit', dat een Bos--
God en Bos-Godinne op hunne inflrumenten maken.
Num. 10. Is de gefchiedenis van A6leon, daar hy Diana met
haregefpeeUjes in een verfche bron ziet baden.
Nüm. ir. Verbeeld Venus met een N ymf j e en twee Cupidoos.
Num. 12. Dit isdelaatfte, die van C. Bellekin gemaakt zicli
o p deze plaat vertoond en verbeeld eenige naakte Nyraf jes , die
zich na het baden uitruften.
Num. 13. Is een uitvoerig ftukje vertoonende de gefchiedenis
van Jephtha, die van zyn dochter ontmoet word.
Num. 14. Verbeeld een Veldf lag, die alleen maar ingewerkt
i s , doch zeer uitvoerig en by uitnemendheid fraai.
Num. IJ 21. Deze vertoonen op hunne voorgrond ieder
een Kindje pp verfcheide wyZe ftaande, en in liet verfchiet het
leven van onzen Zaligmaker: deze zyn alle ingewerkt, doch by--
zonder fraai;
Num. 22. Hier zit de EVangelifl Mattheus met den engel , dit
is mede zeer fraai ingewerkt.
Num. 23. Dit is uit een fluk paarlemoer gewerkt : hier leggen
twee kindertjes op Visjes, die in een fchulp fweramen, geruft tö
llapen.
ZES EN TAGTIGSTE TAFEREEL.
Niinik I. Bubbelde Zotskap.,
Dit is een zeer ongemeene groote Zotskap doublet, die zeef
zeldzaam doubletsgewyze.ik laat flaan Zoo groot,gevonden wordi'
H y is mede anders gecoukurdj dan degecen, die nog wel eena
Y y Voor*