
R E R U M NATURALIUM
nkf^m; 8c Rumphio, in Mufeo Amboinenfi, Cancer Calappoides. Unde equidem patet, aliis Authoribus
alia placuifTe nomina, pro varia fimilitudine, quam invenilTe fibi quiscjue imaginatus eft.
Parte pofticalatus eft limbo elato inftrudus. Cauda brevis & obtula: antica pars anguftior rotundc
Convergit. Tefta fuperior, antrorfum, malum Punicum, maturefcens, ipfo etiam colore rcfert. Pofteriora
verfus latior teha, inftar aqux lente fluótuamis fulcata, undas maris denfe congeftas reprxfentac.
Oculi profunde intra teftaceas orbitas, ad latera nafi veluti efiidas, delitefcunt.
N u m . 8. Idem fupim. us.
Brachiaduo antica, Galli capitibus fimilia, anterius admodum lata, incurvum fmgiila ungucm gerunt
acuminatum, rubicundum, qui cum infcrnaforcipis parte, itidem antrorfum late protenfa , ard:e committitur
limbo interno dentatus. Tefta luperior, gemina: inftar galli crift^, ferrata & quam elegantiflime
pida eft. Pedes odo poftici, dilute flavi, ungues acutos, rubcntes, gerunt.
Num. Cancer marhius y fcutiformis.
Binis gaudet bracliiis, longis, ferra; in modum profunde dentatis, quorum extremi articuli forcipes
gerunt ^equales, acutis apicibus terminates. Tefta fuperior antica parte itidem magnis inftruda eft dcntibus,
quos inter oculi protuberant. Supra brachia bins haïrent pinnx remiges, totidemque circa par
:)ofrremum pedum, natatui infervientes. Brachia inter & pedes pofticos, utrinque, très cernuntur acuei,
longitudine in^quales. Reliqui pedes, graciles, Ixves, longis muniuntur unguibus. Omnia porro
eleganter pida fimt.
Num. l o . Cancer Amerkanus, venuftijjtme variegatuSy promts,
,'o, & albo J ad modum florum quorundam, pulcherrime pidum eft.
Flagella duo antica, brevia, obtufis fpinis aipera, articulis conftant arde inter fe jundis, forcipesque
firmiter commillos gerunt. Pedes poftici planilatique {unt, ut pinnje pifcium, hincque ad natandum
comparati. Supra pedes ad utrumque latus teftx dorfalis aculeus longus, pungens, prominet.
Num. II. Idem fupinus.
Infignis hic racemus ovulorum admodum tcnuium, e quibus Cancelli proveniuntj confpicitur, indicio,
hanc fcemellam elTe.
N u m . 12. Cancer Macrochelos.
Ita vocatur ob infignem brachiorum ftiorum longitudinem ratione magnitudinis reliqui corporis. Brachia
h s c & tefta luperior, in ambitu, ferriE in modum dentata funt. Caput in acuminatum excurrit
apicem, cui utrinque oculi inherent. Pedes poftici, breves, longis gaudent unguibusrubicundis. Forcipes
quoque hujusce lunt coloris.
Num. 13.
phius , in zyne Amboïnfche Rariceytkamer, Cancer Calappoides;
waar uit blykc, dac zy deze krab een naam geven naar zo een
d i e r , daar de zelve, naar hunne gedagten, naar gelykt.
Z y is van achceren breed , met cene opftaande lyll voorzien.
D e ftaart is korc en ftomp, van voren final en rond coelopende.
D e voorrte bnvenfchaal verbeelde een granaatappel, die aan het
l y p e n is, hebbende de zelve koleur. De tekening van achteren
over de brede fchaal gelykt naar water, dac zich in flilte zachtjes
beweeg: , en de baren der zee digt aan malkander dryfi:. De
o o g e n ftaan diep in eene ronde fchaalachcige hoke voor aan den
neus.
Num. 8. De zelve van onderen.
D e twee voorpoten of armen , hebbende de gedaante van hanekoppen
, zyn van voren geheel breed , en hebben ieder een
kromme , puntige , rode , klaauw , die digt in het ondertfte deel
van defchaar, van voren mede breed uirllekende, fluit, en aan
de binnekant ook getandt is. De bovenltc fchaal is als een dubbelde
hanekam , met vele takken verfiert, en zeer fraai getekenc.
D e acht achterfte poten zyn licht geel, en hebben rode , puntig
e , klaauwen.
Num. (?. Schildachtïg Zee-krabbetje.
Het zelve heeft twee lange armen, groot zaagswyze getand,
welker voorfte leedtjes eveneens als de fcharen zyn , en geheel
p u n t i g fluiten. Het bovenfle fchildt, of fchaal , is van voren
mede groot getand , daar de^oogcn tuiïchen uit puilen. Boven
aan de armen zitten twee roeivinnen , als mede aan de laatfte acht
e r p o o t , die hen in hec zwemmen dienen. Tuffchen de achteren
voorpoten ziet men , aan weêrzyden , drie lange , puntige,
doornen, de een langer dan de ander. De overige poten zyn dun
en glad, met lange nagelklaauwen voorzien. Verder is dit krabbetje
fierlyk gekleurt en geiekent.
Num. 10. Zeer fraai gemarmerd Krabbetje yuit
de Spaafifche IVeft-Indten, van boven te zten.
Het bovenfchildt is met rood, geel en w i t , als eenige bloemen
, fchoon getekent. De twee voorfte armen zyn kort, en
de leedtjes digt in malkander gedrongen, en ftomp gedorend: de
fcharen fluiten mede digt aan malkander. De achterfte poren
zyn plat en breed , gelyk vifch-vinnen, waar mede zy in 'c water
voortroejen. Zy hebben aan weêrzyden van de bovenfchaal, boven
de poten, een lange, puntige, doorn.
Num. II. De zelve van onderen.
Men ziet hier een heel bofchje zeer fyne zaadkorreltjes, waar
uit eieren , en vervolgens jongen voortkomen , tot bewys , dac
dit een wyQes Icrab is.
Num. II. Lang'gearmde Krab.
Z y draagt dezen naam van wegens hare armen, die, naar mate
van hare ichaamsgcftake , by uitftek lang zyn. Deze armen
zyn rondom zaagswyze getand, gelyk ook hec bovenfte fchaaldekfel.
Het hoofde loopt met een fcherp puntje uit, ter zyde
het welke de oogen zitten. De achterfte poten zyn kort, als
mede de fchaar-ldaauwen der voorlle armen.
Num. 13.
ilMii
I ! lil
ai®
m
{-