iii
Num. i6. Vulgaris hfecPerdicis fpecies plurimis fafciis coeJatis exornata efl, quarum alioe maculas
proe fe ferunt Perdicum pennis piflura haud abfimiles, per univerfam cochleam ad turbinis usque extremitarem
decurrentes j nonnulloe vero maculis carent.
Num. 17. Species Perdicis perrara, macularum expers, fafciis tantum ambitur profunde veluti
infculpns, quarum nonnuIJa: colore rufulo diftin^Ee inde a labio per umverfum cochleEe ventrem & turbinis
ipiras ad apicem usquc fe extendunt.
Num. 18. Perdix nodofa quam rariiïima, ex rufo flavefcens, tubercula dilutiore colore pifta habet.
N u m 19. Ficus hrec maculata eft, cujus tefla craffior, quam ceterarum hujus gener i s , charafteribus
quafi Hebraicis, fulci coloris, exornatur.
Num. 20. Eadem relupinata.
Num. 21. Species eadem minor, ex cinereo pi£ia.
Num. 22. Eadem fitu fupino.
T A B U L A S E X A G E S IMA ET NONA.
Seäio tricefima fecunda.
Magnus numerus omnis generis rariorum Cochlidüm, qu.T ad familiam Perdicum referuntur, hac
tabula exliibetur, prouc 11s ob diverfitacem fuam, raritatem ac magnitudinem, in mufeo noftro locum
dedimus Nonnullcemaculoferunt, alicD fafciatcB, quoedam coflis inügnes: omnes & finguloe ut aliquid
libi pecuhare habent, ita haud vulgari pulchritudine proecellunr. Quapropter icônes earumdem propor
e r e h u i c ü u d i o a d d i a i s d e c r e v i m u s , ut iftius generis amplitudinem ac multiplices difTerentias cognoi
c e r e polljnt mecumque Ter Optimum laudare,cui placueric vel unius famili® Conchyl iorum tot tamque
diverfas Ipecies homini ob oculos ponere, ut infinita Creatoris potentia ex admirabilibus ejus openbus
undequaque elucefcerec.
t a b u l a S E P T U A G E S I M A .
Scäio tenia tricefima.
Num. -6. Qu^e fupererant, Perdicum qusdam difcrepantia a prioribus fpecimina, pronofup
i n o q u e i j t u , exhibentur. i r r r
Num. 7 9 Hoe CochlefG vulgo apud noflrates appellantur Bezoarticoe maculofe. Coloris funt
Havelcentis, quadratis dillindte maculis fufcis plus minus faturatis.
See ' ' • - . . -
impo
ferat
• ^ - L i —' UHU, iiiaiwitOj ailcc lllillti
pid ura, ut omnibus perelegans, ira fingulis tamen diverfa e/l, & alteri proe altera excellentior: nonnullEBlationbus,
aJia^ graci l ioribus donate coflulis: differunt & oftii majore aut minore hiatu, & aJiis
inlupermultts. '
T A B U L A
Num. 15. Vertoond dezelve van onderen, met een omleegende
getande lip, op het vlak der hoorn is hy met veel ooeies
voorzien. ^ ™
Num. lö Dit is de gemeene Patryshoorn, welke met verictieide
banden , die mTvaarcs loopen, voorzien is; eeniee van die
baoden zyn gevlekt als de vederen van een Patrys of Veldhoen,
welke over Je gieren tot het uiterrte vao de top loopen; eenige
2yn zonder vlekken. r f > &
Num. 17. Dit is een zeer vreemd foorc van Patryfen, welke
o n g e v l a k t , alleen met inwaarts geboogen banden verfiert is: over
de rug loopen verfcheide rosagcige banden, die over het eeele lyf
en de gieren heen loopen. ^ ^
^ Num. 18. Een geknobbelde Patrys, die zeer zeldzaam is, hy
IS rosgeel gecouleurd met lichte knobbels.
Num. 19. Een geplekte V y g , deze is dikker van fchaal dan
de andpe vygen, en is als met Hebreeuwfche letteren verfiert,
die bruin van kouleur zyn.
Num. 20. Dezelve van onderen.
Num. 21. Een nog kieinder foorc, graauw gecouleurd.
Num. 22. Dezelve van onderen.
NEGEN EN ZESTIGSTE TAFEREEL.
He twee en äertigjle fnede.
O p deze plaat vertoonen wy een groote verzameling van aller-
Jye ongemeene foortea van Patryfen, diewy om hunne onderfcheidentheid,
raariieid en grootte ia ons Kabinet bewaren. Eenige
zyn gevlekt, andere gebandeerd en zommigegeribd; alle zyn zy
ongemeen fchoon, dus hebben w y den liefhebberen hunne gedaanveranderingen
den menfch toe te 'fchikken, om daar uit te kunnen befeffen de almogendheid
en wonderlykheid in zyne werken.
Z E V E N T I G S T E TAFEREEL.
De drie en dertigße fnede.
Num. I ö. Dit zyn nog eenige verfcheide foorten van Pat
r y f e n , die w y zoo van onder als boven vertoonen.
Num. 7 9. Deze hoorns worden gemeenlyk Geplekte Befbards
genaamd, zy zyn geelachtig gecouleurt met bruine vlekk
e n , de een lichter dan den anderen.
Verders laten wy op deze plaat een groote en zeer fraaye verzameling
van Harpen zien, dus genaamd, om dat zy veel naar het
fpeeltuig gelyken, hy ons een Davids Harp genoemd: hier zyti
zoo grooten als kleinen, de een boven den ander in fraaye tekening
uitmuntende, eenige breed, andere wederom fmal geribd,
de mond van de eene is wyder dan die van de andere cn verders
zyn zy op veelerlye wyze ooderfcheiden.
EEN
O