2 0 K E R U M NATURALIUM
Num. 10. a. b. Et hic pidura tenus undequaque cum priore Num. 8, ferè convenir: at coloris eft
purpurafcentis.
N u m . II. a. b. Echinus, nodiformis ex aiho cinerms.
Itidem hie quoad formam parum difFert à prioribus, fic ab omni parte unicolor eft. Superius foramen
in eo per inferius confpici poteft.
N u m . 12. a. b. Echinus marinus y ex flavo violaceus.
Plurimis pollet radiis, five noduhs, fuperna parte ex iaturate lutco, fubtus vero, ad lit. b. ex dilute
flavo pi£lus.
N u m . 13. a. b. Echinus marinus, c^rulefcens, fubtus ^ jupra Jiavefcentihus
radiis ornatus.
N u m . 14. a. Echinus marinus, Rof^formis^ albicans, colore Amethjflino elahoratus
elegantijfime.
Lit. b. Idem fubtus maximam partem albicans.,
N u m . 15. a. Echinus marinus, colore Kermefmo 'venuftus.
Radii hie ex dilute cinereo flavefcunt, fpinularum veto bulbuli palUde Kermefini func coloris. Subtus
ad lit. b. dilute Kermefinus color fblus regnat. Magnum hac parte foramen patet, per quod transparens
lacunar partis fuperna:, intus, poceft conipici.
Qu£ deinceps fequuntur, odto Echinorum Ipecies ex ora Guineenfi Africa ad nos pervenerunt.
N u m . 16. a. Echinus oblongo-rotundus 3 ex infula D. Thom£.
Dilute ThalafTmo pollet virore^ videturque fpiculis grandioribus obfitus fuifTc; quum refidua: eorum
bafes majuscuk fmt.
Lit. b. Idem fupinus.
Num. 17. a. Ejusdem hie eft fpcciei, {ed magis oblongus, fiipra ardte claufiis, infignibus a(per tuberculis
3 papillas quad referentibus.
Lit. b. Idem fubtus confpicuus.
N u m . 18. a. Echinus marinus, ex cinereo flavo ruffulus, ex infula D. Thoma.
Ad priores hie pertinet fpecies, at papulas habet minulculas, & ordinatius digeftas, quam précédentes.
Lit. b.
Num. 10. a. b. DezeZee-knoop komt met dien van Num. 8
z o w e l van onderen als van boven in tekening meeft overeen,
maar is van koleur purperachtig.
Num. II. a. b. IFitte afchuerwige Zee-knoop.
D e z e verfchilt weinig van den voorgaanden, en is van kleur
onder als boven. Het bovenfte gaatje wordt door 't ooderfte gezien.
Num. I z. a. b. Geel 'violetnjer'unge Zee-egel,
Deze Zee-egel is vol met ftralen, of knoopjes bezet, van boven
wat donlcer geel , en van onderen by let. b. met lichrer geel
gefiert.
Num. 13. a. b. Blaawwachtige Zee-egel , met
gek Jïralen o'verkleed zo <van onderen ah
njan ho'ven.
Num. 14. a. Uoos-achtige Zee-egel, nvit met Atnatijl'kleur
zeer fraai uitgemonjiert.
L e t . b vertoont den zeiven van onderen, meeft wit.
Num. IJ. a. Sierlyhe Karmyn-rode 2ee~appel.
Van dezen Zee-appel zyn de ftralen licht afch-geel, en de dorenknopjes
bleek Karmozyn. Van onderen by let. b. is hy heel licht
bleek karmynachtig,met een grote opening, daar men het luchtige
verhemelt van 't bovenfte binnenwaarts ziet.
Deze acht achtereen volgende Nommers van Zee-appels zyn
ons van de kuft van Guinée, in Afrika, toegezonden.
Num. ld. a. Langnjjerptg ronde Egel, ^an
St. Ihomas.
Hy is l icht zee-groenverwig, waar op grot e pyltjes hebben geftaan,
gelyk men aan de grote wervelknopjes ziet.
B y let. b. vertoont zich de zelve van ondieren.
Num. 17. a. Deze is van de zelve foort, wat ovaaler, en van
boven digt gefloten, mee grote tepelachtigc wervelknopjes.
L e t . b. vertoont den zeiven van onderen.
Num. 18. a. Ros afch'geelachtige Zee-egel, mde
'van St. Thomas.
Deze is van de voorgaande foort, wiens wervelknopjes kleiner
cn geregelder gefchikt zyn als de vorige.
L e t , b:
T H E S A U R U S . 2 r
Lit b. Idem imâ parte ejusdem coloris, amplo tamen foramine patulus, per quod non foluin teum
N u m . 19. lit. a. Echinus marinus, fmguUris, ex dilute cinerea alhefiens.
Mni^utiflimas is videtur fpinulas geffifTe. docentibus id minimis foraminulis, fudoris emiffuia velnri r^
ferentibus. Coetcrum nuatuor m radios expanfa hîc ftella confpicuar, cujus h medt ouuanr nJn
ruh hiant. Formam ?ere pal. xmulatur hic Echinus, cu/s cxtr^mui a n gX^t o r a r n e T "
quod immicti fcapus poteft. o^iuiu^ roramme patet, m
fiftit qua parte minutiffimis undique foraminulis pervius eft,
cernitur hic ad fuperiora hiatus, quadra: Lunx fimilis, ad inferiora vero foramen circulare. ^ '
Num. 20. a. Fciinuf ex Indiis Orientalibus, Caryophß, flori plenoßmilii.
Multiplid colorum, Kermefini, Cocci n e i , Purpurei, dilute flavi, & candidi miftura varie!r^r,m
S r in f i t , ie^cuTo elgaTLit.
b. Idem parte inferna confpicuus, qua haud minus ornaraenti habet, canutaue o, nni„
T b . t h L t : " " " " " " ' c^ p - hacce T ^ Z i iL N u r ;
N u m . 21. a. Echtnus, Guineenfis, cordtformis, f^^e latiori paL fmlis
n^ihore curvus eil hiatus, quo pabulum In " = « -- ""cro hu^
Num. i l .
L e t . b vertoont de zelve van onderen, met de zelve kleur
maar groot vaa opening, d.ar niet alleen het kleine hovend
g-.ut,e van gezien wordt, maar zelfs de fterachtige overblyffelen
in alle de welke kleme dorentjes hebben gezefcn, nadc ho^dt
kleine doorfchynende gaatjes zich verconenf
Num. a. ^onderlinge Zee-ege!, zynde licht
afch^^it qjan "verwe.
' ' «rch-wit, en met zeer kleine dorentjes
bezet geweeft, het wel k aan de kleine poorachtiae fra.-
Num. .0. a. Ooß-InMfihe Zee-egel, ingedaante
wan een geuuUe Angelierhloem.
verwen, akfarmyn, fe^ilioen.
fchoon paars, licht geel en wit uitgemonfert, dnar de kleine
» S c , ; / ' ' - * ' - -
Let. b. vertoont den zeiven van onderen, daar hy niet minder
te, en nog met het hoofdt, dc bek en z/ne vyf L d e n v X !
men gefloten ,s, waar van een hoofdt op cfeze plaat by Num r.
a. b. vertoont wordt. ^ ^
Num. II. a. Bardachtige Zee-egel ^an Guinée,
gelykende naar een brede fchup.
V i ^ ^ J t . " ^ " ^r"" ^Is begroeit geweeft.
Van deze loort vindt men ook aan onze zeekuiten, mtar veel
kleiner, waar van de zachtheit van hun ftekelig haair als verward
daar over heen zit. Op dezen vertoont zich de figuur van
een v.erhoek.gc lier wiens llralen uit gaatjes bcftaan, die twee
aan twee in nette order gcfchikt zyn, d t r in 't leven m S e py"
t es of dorentjes m gezeten hebben. Van boven is de rusfi n
plaats van hoog heel, diep hol ingedogen, dat de gedaanïe^'van
een fchup vertoont, met een gaatje aan'' het fmalle L d t J n ónderen
daar zy hunne onreinigheit door ontlaften. Zy zyn 1 1
meenlyk licht afch-geelverwig. ^ ^ ®
L e t b. vertoont dezen zee-egcl van onderen , in eene feldzame
gedannte, als met vyh bogchels, die vol met klemc dorenknop,
es bezet, en met een effen lage diepte llerswyze van de
bogchelsafgefcheiden zyn, daar in de lengte midden een kromme
openmg in is, waar door zy hun voedfel crekl^en.
Num. Zt.
l ' S f
k m
Fïi:
Wü;