O
O
Cz R E R U M NATURALIUM
N u m . IO# Oßracion öhlongo-ovatus 3 aculeis undique longts ^ teretihus ^ retroverßs.
C a p a t ejus exiguum efl, fubacutum: corporis vcro ambitus rotandiis. Os non magnum dcnte unico,
magno, in limbo utriusc^ue maxillx gaudct. Oculi iacis ampli cute communi capitis obciucuntur.
V e n t e r albefcit; dorfum nigrelcit. Aculeilongi, terctcs, acuti, caudam verfus reclmat: ^ totum corpus
obfident. Pmns pedoralesj in mediis lateribus Hex, olllculis conibnc 2.1, pinna dorfi, verfus caudam
c o i l o c a t a , officula monflrat 14; ani pinna, priori c regione oppoiita, oilkulis conrtat i z j cauda exig
u a oillculis i) ad 10. Longitude corporis eit trium unciaruni.
N u m . II. Oßracion unciali minor ^ ß4hrotur}do-quadrangu!us, maculis nigris
"varms.
C o r p u s ad 7 lineas longum efl, 5 ad 4 lineas latum. Os minutum plurimis denticulis armatum eft.
O c u l o r u m Iris albcdine argentea fplcndct. Trigone atque rhomboidales figurx ieviter m corpore adumb
r a t x funt, ut parum admodum oculis pateant. Color cxterum ex albo cancfccns, maculis ni'^ricantib
u s , fubrotundiSj undique varius, fuperficiem tingit. In pinnis pcdtoralibus olFicula 11 ; in dorlali i»,
t o t i d e m t p e in ani pinna numeravi. Nulli uspiam in corpore aculei comparcnt.
N u m . 12. Oßracion trlangulus, tuhercults exiguis^ inmmeris, afp er, aculeis
carens, major.
V i d e t u r hic ejusdem efTe fpeciei, ac prior fub Num. C exhibitus: fola enim magnitudine ab eo discrepat.
Maculx albicantes totam luperficiemj excepto ventre3 diftinguunt limili modo, ac in pra'cedente
N u m . 6".
N u m . 15. Oßracion quadrangulus, minor 3 fuhfiavefcens, ßguris hexagonis, njeluH
radiatis3 undique ptänsy aculeis duohus in capites ^ totidem in imo centre
armatus.
I t a omnes, meo qux Mufèo concinentur, O/r^ïc/owMw exhibui fpecies: fequitur proxime j ut de B^ï//-
ßartm gemre agam.
N u m . 14. Balißes, tribus in dorfo aculeis ^ ^ cauda admodum bifurca conjpicuus,
Guaperua vocatur Brafilienfibus; Peixe Porco Lufuanis, juxta Marggrav. Lik IV, c. n , & Johvßom
, f . 131 , Tah. XXKlFy Fig. %. Caput &: corpus perpendiculariter lata funt: os anguftum : dentes mag
n i , contigui, quorum ocio in utraque maxi U prx relinuis confpicui funt. Squama; fatis magna:,quad
r a c x , duriffimx, fuperficiem tegunt ^ cujus co or canefcens lineis duabus, lacis, cxrulcis, transverfim
a roflro
N u m . 12. Driekantigei grote, Schulpvifih3 met
ontallyke kleine bultjes j zonder dorens.
Deze vifch fcliynt van de zelve foorc te zyn als de voorgaande
by Num. 6, van welken hy maar door de grootte veifchillende
is. Over het gehele lyf, bchalven den buik, ziet men witte
vlakken, op de zelve manier als in die van Num. 6.
N u m . 13. Kleine, 'vierkante, geelachtige. Schulp-'
^'ifch, met zeshoekige, als geßraalde, figuren o'veral
^erfiert j hebbende tnjjee dorens aan het hoofdt,
en tiuee onder aan den huik.
Dus hebben wy alle de foorten van de zogenaamde Oßracions,
of Schulpviflchen, die in ons Kabinet gevonden worden, vertoont,
•
brekers.
N u m . 10. Lang^a)erfig ouale Schulpuifch, met
langei ronde, achtern^aards gekeerde dorens
over het gehele lyf.
Het hoofdt is klein en puntachtig, en de omtrek van het ligdvaam
rond. De bek, die niet groot is, heeft op den kant van
ieder kakebeen een grote tandt. De redelyk wyde oogen zyn
met de gemene hoofdhuidt bedekt. De buik is wit- en de rug
zwartachtig. Over het gehele lyf ziet men lange, ronde, fcherpe
dorens, die naar den ftaart toe gebogen liaan. De boril-vinnen
zyn in hel midden der zyden geplaatft, en hebben ieder 12,
graadtjes. De mg-vin, die niet verre van den rtaart is, heeft 'er
de aars-vin, regt tegen over de vorige llaande, beilaatuit
ï i gniadtjes, en de kleine Haart uit p of 10. Het ligchaam is
drie oneen kng.
N u m . II. Kleine, rondachtige, vierkante, Schulpmfch,
die nog geen once lang is, met z-ojarte vlakken.
Het ligchaam is 6 of 7 liniën lang, en J a 4 liniën breed. De
kleine bek heeft zeer veel kleine tandtjes. Het oogderretje is
mede zilvervcrwig. Het lyf is met driehoekige en ruirachtige
figuren befchildert, die zo onduidelyk zyn, dat men ze kwalyk
onderfcheiden kan. Voor het overige is de oppervlakte uit den
witten grysachtig, met zwartachtige vlakken overal gemarmert.
De borlt-vjnnen zyn met 11 graadtjes, de rug- en buik-vin met
p. Nergens aan het gehele Jyf ziet men dorens.
gaan nu over tot het geflacht der Balißen oiMuur-
N u m . 14. Balifles, met drie dorens op den rug^
en 7net een jlaart, die diep gegaffelt is.
De Brafilianen noemen hem Guapcrua, de Portugezen PeixÉ
Porco. volge ns Mdrggraaf ^ Lib. cap, 12, en 'Johnjlon, ^.131
Tab. XXXIF^ 1-ig. i. Het hoofdt en ligchaam zyn waterpas
breed. De bek is naauw, met grote, naaft malkander flaande,
tanden, waar van 'er acht in beide kakebenen boven de andere
uitmunten. Het vel is met vry grote, vierkante, zeer harde,
fchubben bedekt, en grysachtig van koleur, met twee brede,
blaauwe, ifcrepcn, die zich van den bek af tot aan de borft-vinneq
T H E S A U R U S . 65
a roflro ad pinnas pedoralcs produdis, diftinguitur, Bina: in dorfo pinnx funt, quaruni prior tribus
conftat aculeis J inter quos primus admodum crafTus & robuftus e(l. Pone hanc pinnam (ulcus dorfo infculptus
cernitur. Altera dorfi pinna 30 conftat ofTiculis; pedorales pinnx olTiculis i j ; am pinna
Aculeus ofleus, magnus, in ventre, anteanum, retrorfum protcnditur.
N u m . Balißes 3 dorßo triacanthoy ^ tribus ordinibus
"verßus caudam.
utrinque
I n plurimis equidem cum priore liic convenlti at corpus, in medio nigrefcens, baud raro lineis aliquot
obliquis, albis, ab inferiore laterum parte ad ani pinnam defcendentibus, diitinguitur, qux tarnen
in omnibus baud adfunt. Tres ordines aculeorum nigricantium, brcvium, in linca rcdla juxta long
i t u d i n em digeilorum, utrinque verfus caudam cxporriguntur. Pinna dorfi prior tribus j^audet aculeis,
q u o r um primus J itidem maxunus, ab antica parte tuberculis exafperatur. Altera dorfi^pinna olllculis
c o n l l a t 14; ani pinna ofliculis z i vel z z ; pinnx pe6torales, breves, oiliculis 14. Cauda quadrata, ia
cxtremo arqualis, minime, ut in prxcedente, bifurcatur. Os quoddam magnum, obtufum, articulo
d o n a t u m , & tuberculis afperum, in ventre, ante anum, confpicitur.
N u m . 16. Balifies, dorfo triacantho, fquarnis undique aculeatis.
M u l t a funt, quibus cum priore Num. i4Congruit; fed dorfum nigrcfcit, & fquama qua:libet acLil
e um exiguum, & brcviflimum, in medio gerit; unde fuperficies tora a(pera evadic. Pinnam dorfi iecundam
conftituunc ollicula; ani pimiam officula 24. Cauda in extrcmo alba, & a'qualis, ofliculis
<raudcc i z, Loneitudo Pifcis fere biuncialis eft.
N u m . 17. Balijles 3 dorfo diacantho, unicolor, microlefidotus, afper.
I n multis iteruni cum prxcedcntibus convenit: discrepat autem racione fquamarum, qux admodum
exiles funt , & aculeis e xMimi s undique fubafperar. ' Corpus ubique albefcit. Os craltum, tubcrculof
u m , in ventre, ante anum extat. Pinna dorii prima duobus gaudet aculeis, quorum prior longus &
robuftus e f l , alter vero adeo brevis, ut vix in confpedum veniat. Secunda dorfi pinna olficulis conilat
34^ pinna: pedtoralcs i inguk ofliculis 13 ; ani pinna ofliculis 30. Cauda, in extremo fere xqualis, oCficula
habet 1 z.
i
N u m . 18. Balifes unicolor, afper, aculeo dorfiy pofiica parte uncinulis ferrato.
M a g n a m partem priori N um. 16 fimilis eft: fed prima dorfi pinna duos gerit aculeos, quorum prior
l o n g u s , robuflus, poflica parte uncinulis feu aculeis minoribus utrinque vcluti fcrratus ell; poflcrior acul
e u s , admodum brevis, pcrparum confpedui patet. Altera dorfi pinna ofliculis gaudet zS ad ani
pinna ofliculis z j , Verfus caudam in utroque latere aculci vel proceflus quidam piliformes, flexiles,
p r o m i n e n t :
nen dwars uitftrekken. Op den rug zyn twee vinnen, waar van
de voorlle drie dorens heeft, van welke de eerite zeer dik en fterk
is. Achter deze vin is een lleuf op den rug gegraveert. De
twede rug-vin heeft 50 graadtjes } de boril-vinnen ieder i f j de
buik-vin 2.7. Onder aan den buik, voor den aars, lleekt een
grote, beenachtige, doren naar achteren toe uit.
N u m . 15. Balijïes, met drie dorens op den rag,
en drie reien dorens aan lueêrxyden naar defi
jlaart toe.
Deze komt meeftendccls met de vorige
chaam is in het midden zwartachci en niet felden met
;maar zyn ligeeuige
iet onderlle g dwarlTe, witte, Ib-cpen, die van edeelte der zyden
naar de buik-vin afdalen, verfiertj hoewel de zelve niet 'in
alle te vinden zyn. Drie reien van zwarte, korte, dorens, die
regt uit naar de lengte malkander opvolgen, ziet men aan wcêrkanten
naar den Haart toe uitgellrekt. De voorfte rug-vin heeft
drie dorens, waarvan de eerite de grootfte, en van voren mee
kleincpuiiljesbezet is. De twede rug-vin bclhiatuit 24graadticsi
de aars-vin uit i t , ofii> de borft-vinnen, die kort zyn, ieder
uit 14. De (laart is vierkant, en niet, als in de voorgaande, gefpleten,
maar eindigt gelyk. Aan den buik, voor den aars, ziet
raen een groot, Homp, been, het welk een leedcje heeft, cn vol
puilbjes is.
N u m . iC. Balifies , met drie dorens op den rug,
en met fchubben, die overal gedoornt zyn.
[ Deze komt in vele delen met dien van Num. 14 overeen. Maar
'dc rug is zwartachtig, en ieder Ichubbe hccfc in het midden een
klein, kort, dorentje, waar door de gehele oppervlakte zich
overal ruig vertoont. De twede rug-vin heeft 16 graadtjeS} de
aars-vin Z4. De Haart loopt gclyk uit, en is aan het einde wit,
belhande uit 11 graadtjes. Dc vifch is in zyn geheel omtrent
twee oneen lang.
N u m . 1 7 . Balifes, met t'wee dorens op den rUT
klein gefchuht, en ruig.
Hy heeft veel overeenkomd met den vorigcn, maar verfchilt
van éen zeiven ten opzichte van de fchubben , die zeer klein en
met heel fyne dorent jes bezet zyn. Het lyf is overal witachtig.
Ook ziet men aan den buik, voor den aars, een dik been, dat
van puilljes ruig is, uitHaan. . Dc eerite rug-vin heeft twee dorens,
waar van de voorHe lang en llcrk is, maar dc achtcrlbe zo
kort, dat men ze pas zien kan. De twede rug-vin heeft
graadtjcs} dc borlt-vinnen hebben ieder t ? jde buik-vin 50. De
ll.iart eindigt fchiei' gelyk, cn heeft 11 graadtjes.
N u m . 18. 'Een-oernxiige, ruige, Balijles, meteen
doorn op den rug, die van achteren zaags^
vjyze gehaakt is.
Hy komt voor een groot gedeelte met den voorgaanden van
Num. lö overeen : maar de eerlle rug-vin heeft twee dorens,
waar van de voorile lang en ilerk, en van achteren met haakjes,
of kleine dorentjes aan weerkanten zaagswyze bezet is. De achterfte
doorn is zeer kort, en maar heel weinig te zien. De
twede rug-vin heeft of 29 graadtjesj de aars-vin 27. Naar
den Haart toe Heken aan weerkanten eenige dorentjes, of liever
haairige, buigzame, draadcjes uit, waar door dè oppervlakte
0^4 daiu;
m \