
I
2 C 4 R « E ' R U M N.ATÜRALIUM
Num. 8 & o. CoraUtim ttihnJattm^ rubrum, explurimis tubuUs, teretibus,
coagmmtatis^ compofitwn.
Veteres Scriptores qiios Impcratus, Mercatus, aliique fecmi funt, Alcyonii nomen huic
Ipeciei dederunc. \^decur autem congeries modo efl'e tubulorum, quos Vermiculi marini incolunt.
i u hi qmdem tam f upendo frepe numero cohabitanc, ur iAiusraodi nidorum acervi inveniantur 60
& u]cra hbrarum. Univerfa malTa ex Mulis confiât parvis, gracilibus, teretibus, redlis & obliquis,
languinei colons, quee per intervalla incequalia tenuibus feptulis transverfis, ejusdem materiic, inter fe
coligantur. _ iMftuk non omnes cum illis, quas fob fehabent, communicant: nonndloeiateraliter iniiltunt
intenonbus, alioe perpendiculariter, ac in fe mutuo confluunt. Frequens ad oras maritimas
Indi^ Unentahs occurrit, & cumaliqua etiam varietate; uti binas quasdamus, iconesdocent. Materies,
unde confiât, videtur eadem eiîè, quoe Coralii rubri vulgaris.
N u m . 10. Coralinm album, lapideum, denfum ac compaäum; ramis Uvibiis,
teretibus, multum divifis.
Coraiium iftud texture ed ürmte & compaft-e. Rami majores foris denfi ac kve s , utrinque in
ramulos abeunt laterales qui, more maj^um, denuo propagines breves, acutas, crifpatas, emittunt.
Color eft ubique albus. In Indus Orientalibus, rarius tarnen, occurrit.
. T A B U L A C E N T E S I M A ET UNDECIMA.
Num. I & 2. Fungus marinus, lamelJh tenuibus, Jubtiliter dentatis, ereäis,
ex ccntro radiatis.
^^^mà^ox^ ,fhus Fung, exempla, quam quod precedents tabula, Num. 6. lit.B.
dprn^' r ' Species ad
R n L T referuntur. Forma hujus fpeciei plerumqu2 eft hemifph^rica, planior.
B r a d e o b e r e a r . , radiata., perquam tener^ funt, marginibus fubtiliter ferratis, omnesque, l o in
ftTn t r^r ^ r k ^"^^''^busque fuicis, qui itidem'verfus centrum concurrunt, diftinaa.
Color albus eft vel dilute gryfeus. Locus natalis in maribus Indicis.
N u m . 3. Ftwgm^rwus, oblongus; braâeoUs valds tenuibus, fubtiliter denticulatis,
ereibs, fquamofis, axi ad peripherlam protenfo.
Hanc inter & priorem fpeciem difcrepantia h^c eft, quod oblonga potius, quam orbicularis hie
detur contormatio Erefl^ quoque lamelk haud refta ad circumferentiam tendunl fed v l abmpt
fc-=S™. —" " "
Num. A.
Nura. 8 & p. RooäPyp-Koraah uit veele ronde
opeengeßapelde Pypjes faamtngcßeld.
De oude Schryveren, uit welke Imperarn, Mercatus, Beßerus en
andere zulks overgenomen hebben, gaven deze fooreden naam
vzT\^kyomum Hsi zyn niet anders dan gedeelten der nefleti eener
foorc van kleme Z e e -Wo rmen, welkezig in ODtzatflyke mee
te bv een voeiren. rnnAsma Har Vr . _ ..
HONDERD EN ELFDE TAFEREEL.
NIIM. I & 2. Zee-KampernoeI]e,met fyngetandde,
opjlaande cn zeer dunne blaadjes, ivelke zicb uit
bet middenjlraah'wyze tot een rond uilbreiden.
Omdat deze ons kennelyker voorkoomen, hebben wy in de bef
c h r p - m g v a n het voorgaande Tafereel, by Num. 6. Letter B. de
n e r i o o r t van kleme Z e e -Wo r m e n , we l k e z i g in ont z a g l y k e me e - belchryvmg b e f c h r y v ing van deze de z e foort tot hier toe v veerrffcchhoooovve n . Z y wo rden
nigte O by j een voegen,• - "O—- j zoodanjg,—i.ijig, dat 'er Klompen _ van _
öo en meer ge tandde foorten, Zee-Kampernoelie of fun^us'Jz
Ponden,Ponden van gevonden worden. De geheele klomp bei^bellaar aat uit
" "^amd. Mecrendeels vind men dezelve van eene platte half bol
m V j ' opgaande Pypjes, van eene
blSed roodekoJeur; welke op verfchillende hoogte, door dunne
tiifichen vi.ezen van dezelfde ftoJTe, aan elkander verbonden
zyn. De Pypjes hebben alle geen gemeenfchap met die, weike
• hun JTé^nlaatn- • rr,rr,rr,r„^ 11 , ' .
vnm mcu ecHc Jiair bolronde
gedaante; de opflaande blaadjes, welke zich ftraalswyze
Uitbreiden, zyn zeer teer, boven aan de witeinden fyn getand en
g e g r o e f d : z y fchieten alle in het midden naa beneeden, waar door
/n • h a r g fme e n i c h a p met d i e , we i ke ^z yy aalidaaaaarr aailss iinnggeeddrruukktt zz ii cchh vv ee rr ttoooonneenn.. AAaa nn ddee oonnddee rr zz yyddee iiss ddiiee
onacr hun geplaatft zyn: fommige liaan terzyden, andere recht g^.Vfl P'^^ ingeboogen en met fyne g roeven, die naa het
boven elkander, en loopenme^^ Men %'indze gemeen op de ""c^delpunt loopen. De koleur is wit o f lich! «raauw. Zvvallen
ft"; tie i t randfn— .i 'e-n" "P/' ^nio-TÏno Me n vindz e g eme ei.n • op1 de m /J« InAtC-h^ Z e e n
O o f l - I n d i f c h e l j r a n d e n , en eenigzins verfchillend, gelyk in deze
onder^heice afbeeldmgen ce zien is. De ftof. waaruit zy faamen
koraal ovtTs cn te koomen met het rood of Bloed-
Num. ^o. mt,ßeenachtig^dicht en'oaß Koraal, '
met gladde ronde cn zich veel verdeelende takken.
Dit EoraaJ is van een vaft en dicht faamenweeffel; de groote
takken zyn uuerlyk dicht en glad, en verdeelen zich terneder
zyden m verfcheide zy-takken, die, gelyk de groote, wederom
J i e t korte. ptint.ge en kronkelachtige mtbotting?n bezet zyn. D^
koleur IS geheel wit, hec vald in de Ool^-Indiä, doch v^y zc din
de Indifche
Num Langwerpige Zee-Kampernoelje, met jyn getandde,
opflaande, en zeer dunne Jcbobaebtige blaadjes,
die zich uit bet midden naa buiten uitbreiden.
Deze foort verfchild met de vorige hier in; dat zy geene ronde
maar eene langwerpige gedaante hebben. De opftaande blaadjes
loopen ook met rechtdoor, naa de zyden, maar afgebrooken.
z o o dat zy met kwalyk naa visfcHobben gelyken. Overlangs, in
t midden, fchieten deze blaadjes zich ook naa beneeden waar
door z y een diepe fieuf vertoonen. De koleur is wat graauwer als
van de voorgaande, anders komen zy met de vorige in de verdere
befchryving over een. De Liefhebbers noemen dtze fbort ook
wel de Z e e -Mo l : doch gcmecnder word deze naum aan die by
Num, 6. gegeven. '
Num. 4.