T H E S A U R U S . i 8 i
T A B U L A NONAGESIMA.
Hac tabula in confpeaum producimus colleftionem excellentiffimam concharum bivalvium, quibus
Ephippii Polonid nomen inditum eft ob formam convexam , qua ephippium veiuti ajmulantur. Tcnui
Tum & fcabra fifTilique tefta, foris fature grifei coloris, intus profunde margaritacei, quem plures
a l i i , tanquam iridis, colores elegantiïïime variant. Nonnulloe & foris & intus faturo rubore fplendent;
aliaä purpurafcunt; quoedam ex dilute aurantïo renitent, eoeque oppido rarce, quoe, etfi extrinfecus haud
admodum venuftoefunt, magno tamen pretio confiant, eo quod rarius inveniuntur. Damur etiam applanati
&rotundoe, inftar placentarum, quas, ut a ceteris difHnguantur, Tranfparentes audiunt. Has
fuperior tabulcepars reprccfentat, nitide albicantes, ac eleganti tono refplendentes: unde id nomen
acceperunt.
T A B U L A NONAGESIMA ET PRIMA.
Num. T. Pinna, quje Ferna dicitur, inufitataj magnitudinis. Iftud noraen ipfi datum, quiape?-
nam cum colore, turn conformatione, cemulatur. Externa fuperficie rufa fufcis maculis diftinguitur,
interna profundo rubore carnem petafonis infumatam refert. Apex albefcit cjeruleo fimul & viridi ton
o renitens.
Num. 2. Ferna fufca, claviculis diftincla, multo minor, fed & proportione latior priore, intus
f u p e r n i g r o ex cffiruleo refulgens: pars anguftior externe fimiliter tin£la eft.
Num. 3. Produ(5tioralia, claviculis carens, intus quoque ex ca;ruleo corufcans.
Num. 4.^ Ha;c Tudes Folonica, aut & concha Cruciata, audit. Profunde fufca, & fere nigra eft.
Nonnullis vifum e f t , corporis humani figuram in ejus cavo confpiciendam dari, qua hinc crucifixus
Servator reprsfentetur. Caufam huic opinioni dederunt maculae arque eminentia? intus conlpicua3, e
quibus haud fecus, atque ex nubibus, omne genus formarum fibi effingere phantafia humana poteft,
^ t e r n a facies dilutius colorata eft. Peniculi duo velut byffini, dilute fpadicei, utrinque propendent;
i d , quod rariftime occurrit. Teftarum altera intus, altera foris, exhibetur.
Num. y. Tudes altera, cujus trabecula transverfalis, qu® in priore angulos reflos facit, obliqui
fitus eft. Minor etiam e f t , peniculisque caret.
Num. 6. Concha, Vollella di£la, qujBunummodo apicem protendit coloris cinerei, ioia tarnen
parre nigrum. Ceterum non abfimilis eft denti Elephantis molari, radicibus concretis.
Num. 7. Alia ejusdem Ipeciei, fed crafTior & magis incurvata.
Num. 8. Et h®c eo pertinet, minor tamen & magis coa6la.
T A B U L A NONAGESIMA ET SECUNDA.
Q u am plurimje fpecies Fetafunculorum, ordine diftributse, hie exhibentur , quotquot in mufeo noftro
aftervamus. Omne genus colorum prte fe ferunt, prscipue tarnen fature rubrum, flavum, fuscum;_
intus autemfplendoremcceruleum. Nonnullis in fuperficie clavi velut, aut dentes, extant, qui,
tubulis vermium quafi fimiles, re veratamen his conchis proprii ac perpetui funt. Qua; medium ten
e t , fpecies muümt s eft conformationis, interque tranfparentes Fernas refertur. Humans faciei col
o r e
K E G E N T I G S T E TAFEREEL.
O p deze plaac vertoonen wy een ongemeene fraaije verzameling
van Doüblctfcliulpen, die men Pootfche Zadels noemt, om
dat zy rondgebüogen zyn als de zadels op een paard; zy zyn dun
en fchüferig, van biiicen hooggraauw, doch van binnen hoog
paarlemoer met vcrfciieide fraaije coleuren als den regenboog;
eenige zyn zoo van binnen als buiten hoog rood, eenige puTpera
c h ü g , andere Üciic Oranje, die zeer zeldzaam zyn, zy zien 'er
van buiten niet zeer fraai uit, echter worden ze om hunne zeldzaamheid
toe hooge pryzen vericogt: daar zyn 'er die zoo plat en
rond zyn als pannekoeken, doch deze worden , om ze van de anderen
te onderfcheiden, Tranfparanten genaamd; dezelve vertoonen
w y boven aan, zy zyn helder wit van coleur en hebben een
fraaije weêrfchyn, waar om zy deze naam gekregen hebben.
EEN EN NEGENTIGSTE TAFEREEL.
Num. r. Een ongemeen groorc Hamdoubiet, deze heeft zyn
naam van de Hammen gekregen, wy\ hy daar veel overeenkomll
mede heeft zoo in coleur als gedaante: Iiy is boven op ros met
bruine vlakken, van binnen is hy hoog rood als gerookt hanimenv
l e e f c h , aan het fmalle einde is hy wit met een blaauwe en groen
e weêrfchyn.
Num. 2. Een bruine Mamdoublet met nagels , deze is veel
kleinder en breeder in de proportie dan de voorgaacdc, van bin-
Tom, i n .
fien is h y zwart met een blaauwe weêrfchyn , gelyk hy mede bov
e n op is aan de fmalle zyde.
Num. 3. Een ander iankwerpiger zonder nagels, deze is van
binnen mede met een blaauwe wcêrlchyn.
Nam. 4. Deze noemt men een Poolfche Hamer ook wel een
Kruisdoublet: zy zyn hoogbruin , jaa byna zwart van coleur,
men meent dat er eens menfchen lichaam aan te zien is, het welk
dan den gekruifben Hei land verbeelden zou, doch zülkskomt meefl
van deszelfs vlekken en bultjes, daar de menfchen allerlei verbeeldingen
uitmaken, even als men uit de wolken doen kan; van
binnen is hy lichter: aan deze zyn twee hairige kwasjes vaft lichtbruin
: dus worden ze zelden gevonden. Hy is van binnen en buiten
te zien.
Num. 5. Een ander, doch hier is het bovenfte van 't kruis
fchuins, daar dat van de voorgaande regt was. Deze is zonder
pluimen en kleinder.
Num. 6. Een Baardknyper, deze heeft maar een uitrekende
punt, die afchverwig is, doch van onderen is hy zwart, hy gelykt
veel naar een Olyphani s kies met een aaneengegroeide wortel.
Ntim. 7. Een ander, doch dikker en krommer.
Num. Nog een van dit zoort, maar veel kleinder en ingedrongcner.
TWEE EN NEGENTIGSTE TAFEREEL.
Dit is een comportement van alle zoorten van Bankethammetjes
, die wy in ons Kabinet bewaren, zy zyn van allerlei coleuren,
m(iar wel vuornaamentlyk hoogrood, geel, bruin en vSn binnen
Z z ' njec
h
•A.