l y ö K E R U M NATURALIUM
Icgitima: Kujiisce generis (pecies, alixque fpurix fimiil exhibentur ; c|u.irum cjuxlibet venufto oriiatu î coloribus,
fis^uris, nocisque mulicis exaratis, quam pulchcrrimam (efc offert. Majores quxdam, chara<5teribus
haud düUnä:is pidx fpecies, alixque plurimx hue quoque pertinent.
Num. I. Bucdnum Muficum, majus, Ipurium, ex Arantio flavo pcrfundatum, obfcure fufcis filamentis,
admodum perplexis, varicgatum. Telia id gaudet crafla^ ponderofa ^ apice in longum cxporrc£lo.
Primus inter o£lo gyros, major, fuperne profunde plicacus, magnos cmitcit proceflus quad (pinolos, atque
juxta longitudinem profundis latisque fulcis liratus eit.
Num. 1. Idem fupinum, clavicula gaudens crafTa, tortuoß, infra quam quatuor veluti dences confpiciuntur.
Num. 3. Priori quoad figuram convenir, at ab eo difcrepat ratione piifturx: gaudec enim lata quadam
fafcia, lineis quad confiante, & notas muficas in(cripta, qux corpus ejus exornat. Dilutiore etiam
flavedine perfundatum eft, & lineis fimplicibus, fiifcis, c^uafi filamentis, obvolutum.
Num. 4. Species fpuria, minor, qux dilute, flavo iuper fundo cliaratfteribus quad obfcure fufcis
pidla eft, & circum capitale extremum margaritis veluti txniata, apice gaudens longum protenfo, obtu-
Ib, leviter criipato.
Num. 5. Hadem fupina, labiolato, extrorfum curvato, prxdita.
Num. (T. Hadem fpecies, at elegancius pida.
Num. 7. Buccinum Muficum, verum, confuetas lineas notis muficisftipatas oftendens, quxtamen
non xque diftinflx funt in omnibus fpeciminibus. Accedunt alia varia ornamenta, & punda minutiftlma.
Tuberofis itidem, altis, Ipinofisque gaudet proceftîbus-, fuperne ad gyros profunde fulcatur j ovata
eft forma, apicemque longum emittit. Ex dilute luteo perfundatum dilute flifcis lineis, & obfcure fufcis
niaculis, diftinguitur. Ex America adfertur.
Num. 8. Idem fupinum, introrfum dentibus fcatens, ore angufto, & labio tenui inftrudum.
Num. 9 — O m n i a hxc Ipecimina ad idem illud genus pertinent tanquam verx vel adfines faltem
Ipecies. Quodlibet eorum, ne minimo quidem excepto, colore & pidura fingulari quam clegantilTimc
elaboratum eft.
Num. Z5. Buccinum oblongum, labiis geminis prxditum, craflbque vinculo, labii xmulo, alterum
gyrum colligante. Oblongis id prxterea ftriis, fufcis, a fuperioribus deorfum decurrentibus, ornatum
eft, crafllsque coilis undequaque circumdatum. Extremum capitale, longum, acutifTmie terminatur,
ÖC longa clavicula incurvo fmu retrorfum flexa eft.
Num. 14.. Idem fupinum in ore ftriis rubris ôc albis pulcherrime diftincHium, & dentatum.
Num. -f. Buccinum peculiaris fpeciei, ovatum, Ixve, haud vulgare, profundo quodam fulco, craf^
f b , circumflexo, fuperne circa gyros donatum, apice brevi, obtufo, turbinate, definens, cinereo luteum
, ore lato & clavicula brevi prxditum. Zandvoordi in noftro litore inter pifcandum deprehenfum
e f t , haud cognitum aliis, maximaque dignum animadverfione.
Num. zj. Voluta exotica, turbinata, cujus.e capite apex longus protenditur, Ixvem in globulum
definens. Pafïîm ex dilute ruftulo flava eft, longisque fufcis apiculis veluti obfita, & undulato modo variegata.
Gyri fuperne Ixves funt, & liris confertim fulcati.
Num. 16. Hadem fupina, lato labio, Ixvi, ore intus dilute flavo, 6c confertim dentato, confpicua.
Rumphio pag. 1 1 2 , vocatur Buccinum alatum , Lapponicum , maculofum, & ab eodem in Tab. XXXFII,
Mihi tarnen ex Indiis Orientalibus ab Amico quodam harum rerum peritiflimo ad-
Num. 17.
Num. ^ depingitur.
-lata eft.
foorten, nevens hare byfoorten, van dit geflacht aangetoontj ieder
laat den ßerlyken opfchik , 2o -wel in kouleuren, alsingedaante
en noten, op 't fraaiit uitblinken, waar onder med? de
tr o t e , wilde of verwarde fortercn, midsgaders verfchcide anere.
Num. 1. Een grote wilde Muzyk-hoorn, die in den gronde
oranje-geel, met donker bruin, draadswyze, zeer verward door
malkander ah gemarmerd is. Dik en zwaar van hoorn, mee een
lange uitftekende punt, van de acht giercn-flingers, waar van de
eerfte grote gier van boven diep gevouwen grote doornige punten
maakt, en in de lengte diepe en brede vooren.
Num. 2. De zelve van onderen te zien, met een dikke gedraaide
flüiting, waar in zich van binnen vier tanden vertonen.
Num. j. Deze komt wel in gedaante, maar niet in tekening,
niet de eerfte overeen. Hy heeft een linieachtigen, breden, noten
bande over het lyf: ook is de zelve lichter geel over de
grondfchaal, met bruine, cnkelde, linien draadswyze omflingerd.
Num. 4. Kleiner wilde foorc, die over't lyf karakterswyze,
op den licht gelen grondt, geheel fraai, met dortker bruin overmarmert,
en over 't kruin peerlachtig gefnoert is, niet een lang
vooruit ftaande ftomp en klein gckrielt puntje.
Num. f. Hetzelve van onderen, met een uitgebogene, brede
lip.
Num. 6. De zelve foort, manr fraaier getekcnt.
Num. 7. De rechte Muzyk-hoorn , d:iar de gewoonlyke linien
met de noten in gevuk zyn, doch op 't eene ftuk duidclyker
dan op het andere., nevens verlcheide by werken en heel kk-in
gcfbippelc. Zy hebben mede hoog gebulte en gedoomde takken,
Doven om de gieren diep gcplooit, ovaal rond, met een
uitllekcnde punt, licht geel in den grondt, met licht bruine
linien en donker bruin geplekt. Zy worden uit Weft-Indi ë medegebragt.
Num. 8. Deze is van onderen, naar binnenwaarts vol randen,
. zynde naauw van mondt en dun van lippen.
Num. p zi. Zyn alle van de zelve foorten en byfoorten,
. maar ieder van een byzondere kouleur en tekening, ongemeen
fierlyk uitgewerkt, tot het kleinlte toe.
Num. 2}. Langwerpig zee-hoorn^ met dubbelde lippen^ als mede
. een dikken handt ^ gelyk een lip^ die de tivede gier zamen Jluil. Verder
is deze met langwerpige bruine ftrepen , die van boven naar bei
s en met dikke r neden lopen. ibben over 'c geheel omringt. He t
lange topeinde loopt heel.puntig uit, en de lange fluiting ftaac
met een kromme bocht achter over.
Num. 24. De zelve van onderen, heel fierlyk in den mondt
rood en wi t gellrecpt, en getand.
Num. t - Byzondere foorc van Kinkhoorn van gedaante eirond
en glad, heel ongemeen, diep gevoornt met eene dikke flinger,
die boven over de gieren loopt, en met een kort ftomp krulletje
eindigt, afch-geelkouleurig, breed van mondt, en kort van lliiiting.
Het is aan ons Zeeflrandt te Zandvoort opgevircht, zeer
fraai en by niemandt meer bekent.
Num. 2f. Vremde Wel le,met een lang uitftekend hoofdpunt
j e , diiar een glad knoopje voor aan 'c puntje zit, verders doorgaans
licht rosachtig geel, met bruine langwerpige punten als
overzaait, en llrooraachtig gcmarmert. De gieren zyn van boven
glad en digt gevoornt.
Num. lö. De zelve van onderen , met een brede gladde lip,
de monde binnenwaarts licht geel en vol tanden. Het wordt by
Rumphiiis, ful. i iz. Tab. XXXVII. Num. 5. het Lapfche geplekte
Laphoorn geheten} want wy hebben deze uit Ooll-Indic van een
goed kenner ontfangen.
Num. vJ^
; f:
{t'i:!